“Een tijdschrift dat zich ten doel stelt een militante materialistische referentie te zijn, moet in de eerste plaats een militant orgaan zijn, in de zin van het onverschrokken blootleggen en aanklagen van alle moderne “afgestudeerde lakeien van het klerikalisme”, ongeacht of zij optreden als vertegenwoordigers van de officiële wetenschap of als freelancers die zichzelf 'democratisch linkse of ideologisch socialistische' publicisten noemen.”

Uit: Lenin, 'Over het belang van militant materialisme'.

International Marxist Tendency (her)lanceert internationaal theoretisch tijdschrift

Neem hier je abonnement op het vernieuwe In Defence of Marxsim-tijdschrift.

In de negen jaar sinds de publicatie begon, in het voorjaar van 2012, heeft het tijdschrift In Defense of Marxism (IDoM) een stevige reputatie opgebouwd voor serieuze marxistische analyse en commentaren op zowel theoretische vragen als brandende kwesties van de arbeidersbeweging.

Hoewel het oorspronkelijk werd gelanceerd als een Brits tijdschrift, heeft het altijd een sterke internationale oriëntatie en publiek gehad. Het volgde nauwgezet de politieke lijn van marxist.com, de bekende website die een welverdiende reputatie heeft verworven voor zijn consequente en compromisloze verdediging van de ideologie en principes van het revolutionaire marxisme.

In de International Marxist Tendency deed de noodzaak voor een theoretisch tijdschrift zich reeds een tijd voelen, en het was dan ook een voor de hand liggende keuze IDoM, dat het voordeel had 'kant-en-klaar' en goed ingeburgerd te zijn, nieuw leven in te blazen.

De politieke lijn van het tijdschrift zal niet veranderen, afgezien van de nieuwe lay-out en presentatie. Het nieuwe tijdschrift zal nu echter in verschillende talen verschijnen naast het Engels. Spaanse, Portugese, Duitse en Zweedse vertalingen zijn al gepland, en andere talen zullen volgen. Het zal in tientallen landen over de hele wereld worden gepubliceerd, zowel op papier als digitaal.

We vertrouwen erop dat onze bestaande lezers ons dezelfde enthousiaste steun zullen blijven geven als voorheen en kijken ernaar uit om een ​​groot aantal nieuwe lezers te verwelkomen, ervan overtuigd dat de ideeën van het marxisme een onuitputtelijke bron van inspiratie zullen blijven voor revolutionaire arbeiders en jongeren overal.

Het eerste nummer van het vernieuwde IDoM, is voornamelijk gewijd aan het onderwerp “marxisme versus postmodernisme”. Sommige mensen zullen misschien verbaasd zijn over deze beslissing. Waarom tijd verspillen aan het bespreken van abstracte en obscure ideeën die niet relevant zijn voor de arbeidersklasse?

Maar zulke kritiek slaat de bal volledig mis. Het marxisme beperkt zich niet tot agitatie over kwesties die van direct belang zijn voor de massa van de arbeidersklasse. Het marxisme is veel meer dan een politiek programma en een economische theorie. Het is een filosofie waarvan de enorme reikwijdte niet alleen de politiek en de klassenstrijd omvat, maar de hele menselijke geschiedenis, economie, maatschappij, denken en natuur. Te vaak wordt vergeten dat Marx en Engels als filosofen begonnen en dat een revolutionaire filosofie, het dialectisch materialisme, de kern van hun denken vormt.

Zoals Lenin aangaf in zijn klassieker over het marxisme, Wat te doen? (1902):

“Zonder revolutionaire theorie kan er geen revolutionaire beweging zijn. Dit idee kan niet sterk genoeg benadrukt worden in een tijd waarin het modieuze prediken van het opportunisme hand in hand gaat met een voorliefde voor de engste vormen van praktische activiteit (activisme).”

Revolutionaire klassenstrijd kan niet worden herleid tot de onmiddellijke strijd van de arbeidersklasse voor brood en boter. Onder de ontelbare kibbelende sekten die ten onrechte de titel marxistisch claimen, vinden we vaak een nauwelijks verhulde minachting voor theorie en een slaafse aanbidding voor wat zij beschouwen als 'praktische kwesties’.

De kranten van die linkse en uiterst linkse organisaties staan ​​vol goedkope agitatie, geschreven in een "populaire" stijl, alsof de arbeiders kleine kinderen waren die niet in staat waren om "moeilijke ideeën" te begrijpen. Dit getuigt slechts van een snobistische minachting voor mannen en vrouwen uit de arbeidersklasse, een typisch kenmerk van de kleinburgerlijke mentaliteit en kenmerkend voor mensen die geen echte kennis hebben van de arbeidersklasse.

In feite worden de arbeiders het al snel beu om dingen te horen die ze al heel goed weten. Ze weten heel goed dat ze worden uitgebuit door de bazen, in slechte huizen wonen, te lage lonen betalen, te veel betalen voor water en elektriciteit, enzovoort, enzoverder. Maar de denkende arbeiders – zij die de noodzaak van een fundamentele verandering in de samenleving al begrepen hebben – zullen niet gevoed worden door zulke muffe kruimels.

De meest geavanceerde en militante arbeiders streven naar een bevredigender dieet. Ze willen een serieus begrip krijgen van de wereld waarin ze leven. Verre van door de theorie te worden afgeschrikt, hebben deze arbeiders een dorst naar kennis en ideeën. Het is de taak van echte marxisten om hen te helpen die ideeën te verwerven.

Zonder theorie zouden we geen reden hebben om als een aparte politieke tendens te bestaan. Dat onderscheidt ons enerzijds van de reformisten van zowel de linker- als de rechtervariant, en anderzijds van de sektarische tendensen. De rol van ons tijdschrift is niet om de arbeiders te vertellen wat ze al weten, maar om hen te voorzien van de nodige theoretische wapenuitrusting om hen voor te bereiden op de grote taken die op stapel staan.

De strijd om de theorie is een fundamentele voorwaarde om de arbeiders voor te bereiden op de strijd om de macht. Wie dit niet begrijpt, begrijpt niet wat marxisme is. Naast de economische en politieke strijd, zoals Engels uitlegde, moet de arbeidersklasse ook oorlog voeren tegen de dominante ideeën in de burgerlijke samenleving. Engels' Anti-Dühring en Lenins boek over empiriocriticisme waren klassieke voorbeelden van die strijd.

Het is onze plicht om in het offensief te gaan tegen de reactionaire burgerlijke ideeën die voortdurend door de universiteiten worden ontwikkeld. We moeten de burgerlijke professoren genadeloos ontmaskeren voor wat ze werkelijk zijn: ‘gediplomeerde lakeien van het klerikalisme’, of om het met de uitdrukking te zeggen waarmee Joseph Dietzgen de universiteitsprofessoren beschrijft – de idealistische apologeten van het kapitalistische systeem.

Dialectisch materialisme blijft een van de belangrijkste wapens in ons revolutionaire arsenaal. En aangezien het dialectisch materialisme de basis en het fundament van het marxisme vormt, is het heel logisch dat het de meest aangevallen, verdraaide en belasterde van alle theorieën van Marx is.

In de huidige periode is het meest prominente wapen van de bourgeoisie tegen het marxisme het postmodernisme geweest, de grofste vorm van subjectief idealisme. De eer om tegen de stroom in te vechten, om deze mystieke en irrationele ideeën te bestrijden, valt toe aan de revolutionaire voorhoede van de arbeidersklasse.

Elke filosofische stroming van op z’n minst de laatste 150 jaar is op de een of andere manier slechts een oprisping van de irrationele ideeën van het subjectieve idealisme - de grofste, meest absurde en zinloze varianten van idealisme. De nieuwste postmodernistische rage is weer zo'n variant.

Een van de belangrijkste principes van het postmodernisme is de ontkenning van de vooruitgang in de geschiedenis. Maar zelfs de meest oppervlakkige beschouwing van de geschiedenis geeft duidelijk het bestaan ​​van perioden van grote vooruitgang aan, en ook perioden van duidelijke achteruitgang. Deze perioden vinden onvermijdelijk hun weerslag in de geschiedenis van het denken in het algemeen en de filosofie in het bijzonder.

In de periode van haar historische opkomst speelde de bourgeoisie een zeer vooruitstrevende rol, niet alleen bij het ontwikkelen van de productiekrachten, en daardoor de machtige uitbreiding van de macht van de mensheid over de natuur, maar ook bij het verleggen van de grenzen van wetenschap, kennis en cultuur.

Luther, Michelangelo, Leonardo, Dührer, Bacon, Kepler, Galileo en tal van andere pioniers van de beschaving schitteren als een melkwegstelsel en verlichten de brede snelweg van menselijke culturele en wetenschappelijke vooruitgang die werd geopend door de reformatie en de renaissance.

Oorspronkelijk was de bourgeoisie in staat grote denkers voort te brengen: Locke, Hobbes, Kant, Hegel, Adam Smith en Ricardo. In de periode van verval is ze enkel in staat mierenneukers voort te brengen zoals Marx hen treffend omschreef.

Marx merkte eens op: 'Filosofie en de studie van de werkelijke wereld hebben dezelfde relatie tot elkaar als masturbatie en seksuele liefde.' De moderne burgerlijke filosofie geeft de voorkeur aan het eerste. In haar obsessie het marxisme (en het materialisme in het algemeen) te bestrijden, heeft ze de filosofie teruggebracht naar de ergste periode van haar oude, versleten en steriele verleden.

Een periode van verval

De tijd waarin we leven is een periode van verval. Het kapitalistische systeem vertoont duidelijke symptomen van terminaal verval. Hier worden we geconfronteerd met een paradox. Aan de ene kant heeft de opmars van de wetenschap de menselijke kennis naar duizelingwekkende hoogten gebracht. De natuur moet haar geheimen één voor één prijs geven. De oude mysteries die mannen en vrouwen probeerden te verklaren door middel van religie en het bovennatuurlijke, zijn geanalyseerd en begrepen.

Maar ondanks al deze vorderingen is de filosofie op een dood spoor beland. Het heeft niets interessants meer te zeggen. Het postmodernisme heeft de overlijdensakte voortgebracht, die zelfs nauwelijks de naam filosofie verdient.

De degeneratie van de burgerlijke filosofie is een weerspiegeling van de doodlopende weg van het kapitalistische systeem zelf. Een systeem dat irrationeel is geworden, moet steunen op irrationele ideeën. Een man aan de rand van een afgrond is niet in staat tot rationeel denken. Op een vage manier voelen de ideologen van de bourgeoisie aan dat het systeem dat ze verdedigen zijn einde nadert. De verspreiding van irrationele tendensen, mystiek en religieus fanatisme weerspiegelen hetzelfde.

De postmodernistische rage die in onze tijd voor filosofie moet doorgaat, is op zichzelf een bekentenis van het meest verwerpelijke intellectuele bankroet. Alleen al het feit dat dit postmodernistische 'verhaal' serieus genomen zou kunnen worden als een nieuwe filosofie, is op zichzelf al een verpletterende veroordeling van het theoretische bankroet van het kapitalisme en de burgerlijke intelligentsia in het tijdperk van imperialistisch verval.

Het postmodernisme ontkent het concept van historische vooruitgang in het algemeen, om de eenvoudige reden dat de samenleving die het heeft voortgebracht niet in staat is tot enige vooruitgang. Dit is geen ongeluk. Miljoenen mensen worden geconfronteerd met een onzekere toekomst. De algemene ondergang treft niet alleen de arbeidersklasse, maar strekt zich uit tot de middenklasse, studenten en professoren, onderzoekers en technici, musici en kunstenaars, docenten en artsen.

Onder deze omstandigheden maakt een stemming van pessimisme zich meester van de intelligentsia, die het kapitalisme gisteren nog zagen als een nooit eindigende bron van carrières en de garantie van een comfortabele levensstandaard. Er is een algemene commotie onder de middenklasse, die haar scherpste uitdrukking vindt bij de intelligentsia. Het is de materiële basis van de stemming die de middenklasse teistert, een klasse die, geplet tussen de grote kapitalisten en de arbeidersklasse, scherp de precaire staat van haar situatie aanvoelt.

Afvalligheid

De radicale stemmingen van de kleinburgerlijke intellectueel hebben een zeer onstabiel karakter. Hoewel ze kan worden besmet door het revolutionaire optimisme van de arbeidersklasse in tijden van toenemende klassenstrijd, kan ze snel keren. De chique radicale intellectuelen die in 1968 met revolutie flirtten, waren snel ontmoedigd. De grote meerderheid, vooral in de academische wereld, werd overmand door stemmingen van pessimisme en onzekerheid.

Ze kwamen tot de conclusie dat de arbeidersklasse hen in de steek had gelaten en lieten daarom alle ‘grote verhalen' (vooral het marxisme) varen en keerden zich in de richting van scepticisme, dat slechts een weerspiegeling was van hun eigen gemoedstoestand. Het is geen toeval dat de ideeën die leidden tot het postmodernisme in de jaren zeventig, tachtig en negentig in de mode kwamen als reactie op de nederlagen van een reeks wereldwijde revoluties – nederlagen die nog werden versterkt door de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Dit was de grond waarop de giftige wortels van het postmodernisme floreerden en sterk groeiden.

Hetzelfde fenomeen kan worden waargenomen in de nasleep van elke verslagen revolutie in de geschiedenis. Het was precies hetzelfde proces dat leidde tot de groei van irrationele en mystieke trends na de nederlaag van de revolutie van 1905 in Rusland. In Materialisme en empiocriticisme (1908) toonde Lenin op briljante wijze aan dat de filosofieën van Mach en Avenarius slechte kopieën waren van Berkeley, Kant en Hume.

Het enige verschil is dat de huidige postmodernistische genieën gewoon slechte kopieën van slechte kopieën zijn. Wanhopig om origineel te lijken en hun uiterste best doen om hun volledige gebrek aan echte inhoud te verbergen, verschuilen ze zich achter een ondoordringbare barrière van onbegrijpelijke, ingewikkelde en opzettelijk dubbelzinnige taal.

Woorden, woorden, woorden…

"Polonius: Wat leest u, mijn heer?

Hamlet: Woorden, woorden, woorden. Tegenwoordig beperken de subjectieve idealisten zich tot een wanhopig achterhoedegevecht, wat neerkomt op de totale ontbinding van de filosofie, die haar volledig reduceert tot semantiek (de studie van de betekenis van woorden)."

De postmodernisten dichten taal buitengewone krachten toe. Ze beweren dat als we de woorden die we gebruiken in de alledaagse taal veranderen en ervoor zorgen dat we geen aanstoot geven door 'onderdrukkende' termen te gebruiken, we de onderdrukking zelf zullen afschaffen. Maar de echte onderdrukking die elke dag wordt geleden door miljoenen arbeiders, boeren, vrouwen en armen wordt niet veroorzaakt door het misbruik van taal, maar door de reële omstandigheden van een samenleving die scherp is verdeeld in rijk en arm, uitbuiters en uitgebuiten.

Je verandert de essentie van iets niet door de naam ervan te veranderen. Shakespeare schreef dat een roos met een andere naam net zo zoet zal ruiken. En kapitalisme met een andere naam zal net zo hard stinken. Hier hebben we het meest treffende bewijs van de juistheid van Marx’ beroemde uitspraak: de omstandigheden bepalen het bewustzijn.

Deze obsessie met woorden is slechts een weerspiegeling van de bestaanswijze van de kleinburgerlijke intellectueel die vanuit het comfort van het universiteitsseminarie over het leven nadenkt. Deze modus van het bestaan ​​is ver verwijderd van de echte wereld van gewone stervelingen.

De timmerman maakt tafels en stoelen. De pottenbakker maakt borden en schalen. De boer produceert aardappelen en kool. Maar de intellectueel produceert alleen woorden - veel, veel woorden. Deze woorden worden gelezen door andere intellectuelen, die andere woorden produceren om door weer andere intellectuelen gelezen te worden. En ga zo maar door, en ga zo maar door tot in het oneindige.

Normaal gesproken is dit een vrij onschuldig tijdverdrijf, dat dient om het anders vrij lege bestaan ​​van de monniken van de academische wereld te vullen en hen een gevoel geeft een doel na te streven, wat echter een mysterie blijft voor de rest van de lijdende mensheid.

De zaken veranderen echter aanzienlijk wanneer sommige van deze mysterieuze woorden buiten de muren van de universiteit komen en het denken van gewone wezens op een zeer negatieve manier beginnen te beïnvloeden.

Het is al erg genoeg dat generaties universiteitsstudenten nog dommer en verwarder uit hun studie komen dan toen ze eraan begonnen. Maar wanneer dezelfde domheid en verwarring de samenleving en de politiek begint te besmetten, wordt het niet langer een kwestie van amusement en wordt het inderdaad een zeer ernstige zaak.

Reactionaire gevolgen

Postmodernisme is de meest extreme vorm van idealisme. Het is een afwijzing van het materialisme, de gemeenschappelijkheid van menselijke ervaring en waarneming en een afwijzing van de mogelijkheid van menselijke solidariteit. In plaats van klassensolidariteit wordt ons een oppervlakkig 'bondgenootschap' van versplinterde strijd aangeboden.

Maar zelfs dit verwarde idee valt uit mekaar wanneer deze "bondgenoten" elkaar onmiddellijk beginnen aan te vallen en te verwensen in de meest gewelddadige tirades, elk schreeuwend dat zij de onderdrukten zijn, terwijl de anderen allemaal onderdrukkers zijn die helemaal tot zwijgen moeten worden gebracht.

Dit soort 'filosofie' past duidelijk heel goed bij de doeleinden van de strategen van de heersende klasse. Ze kunnen het gebruiken om de klassensolidariteit te verdelen en te laten ontsporen, terwijl ze het ook gebruiken als wapen tegen het rationele en progressieve denken in het algemeen en het marxisme in het bijzonder.

Uit dit verwarde moeras van halfbakken ideeën vloeien onvermijdelijk bepaalde conclusies: een afwijzing van revolutie ten gunste van "kleine daden" (zoals kleinzielige argumenten over woorden en "verhalen"), een terugtrekking in subjectiviteit, en natuurlijk, een ontkenning van de klassenstrijd.

Dit terminologische radicalisme zorgt er misschien voor dat sommige intellectuelen uit de middenklasse beter slapen, maar het bevordert de strijd tegen onderdrukking geen millimeter. Sterker nog, het vertraagt ​​hem. Door ‘mijn’ specifieke onderdrukking te verheffen boven ‘de jouwe’, komen we onvermijdelijk tot een toenemende verdeling en uiteindelijk atomisering van de beweging. Dit alles heeft een hele generatie jonge mensen verward en gedesoriënteerd, die van de zaak van de socialistische revolutie zijn afgeleid en in een giftig moeras werden geduwd.

Sommige mensen zullen misschien opmerken dat het postmodernisme reeds verouderd is en beweren dat ze totaal verschillende trends vertegenwoordigen. Maar dit argument is onjuist en onoprecht. Het postmodernisme is een zeskoppige draak die constant muteert, net als het coronavirus. Het duikt opnieuw op in een veelvoud van vermommingen: poststructuralisme, postkolonialisme, queer theorie en een hele reeks theorieën over zogenaamde identiteitspolitiek.

Al deze varianten hebben een reactionair karakter, zaaien verwarring en verdelen de beweging bewust in een groot aantal kibbelende tendensen en neventendensen, die stuk voor stuk luid verkondigen dat alleen zij het recht hebben om als het echte slachtoffer van onderdrukking te worden beschouwd en dat alle anderen een onderdrukker zijn.

En terwijl de beweging bezig is zichzelf te vernietigen met een reeks zinloze interne conflicten, leunen de echte onderdrukkers – de bankiers, kapitalisten en imperialisten – achterover en lachen om de domheid van de mensen die, al dan niet bewust, het vuile werk doen van de contrarevolutie.

In de mate dat deze giftige ideeën erin geslaagd zijn door te dringen tot de arbeidersbeweging, waar ze gretig worden aangegrepen door de rechtse bureaucraten en bepaalde misleide 'linksen', spelen ze een zeer destructieve, afleidende en verdeeldheid zaaiende rol.

Hoog tijd om dit een ​​halt toe te roepen! We moeten de oorlog verklaren aan deze reactionaire filosofie en deze ideeën uit de beweging verdrijven. Alleen op deze manier kan de weg worden vrijgemaakt voor de opmars van de arbeidersbeweging en de eenheid van alle onderdrukten onder de vlag van de socialistische revolutie.

Neem hier je abonnement op het vernieuwe In Defence of Marxsim-tijdschrift.