"We dachten dat vrede de normale situatie in Europa was geworden"
Isabelle Davion, specialist in diplomatieke en strategische geschiedenis en docent aan de Sorbonne (1)
De Russische militaire invasie van Oekraïne heeft in één klap van het oorlogsvraagstuk de grootste bekommernis van miljoenen mensen gemaakt. De gruwel van bombardementen, de duizenden doden en gewonden zowel onder militairen als burgers, de psychologische trauma's, de versnelling van de wapenwedloop en miljoenen vluchtelingen veroorzaken een enorme verontrusting en angst bij de bevolking. Tot voor kort dachten veel mensen dat oorlog een plaag was die vooral 'achterlijke' en 'verre' landen in Afrika of het Midden-Oosten trof. Sinds de Tweede Wereldoorlog tot de oorlog in Joegoslavië 30 jaar geleden en vooral tot voor een paar maand in Oekraïne, leek de vrede een constante te zijn in Europa. Voor veel Europeanen is het nog steeds moeilijk om de analyse van graaf Kropotkin te begrijpen die stelde dat "oorlog de natuurlijke staat van Europa is". We zijn allemaal opgevoed om het tegenovergestelde te denken. In het 'beschaafde' Europa konden alle ruzies tussen landen vreedzaam worden opgelost zonder de toevlucht te nemen tot het gebruik van geweld en wapens. Allerlei Internationale instellingen (de Verenigde Naties, de Europese Unie, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de Visegrad-groep en anderen) leken in staat om door "dialoog" en "compromis" elk probleem op te lossen.
Maar de werkelijkheid is heel anders. De grote filosoof Heraclitus wist dit al toen hij schreef:
"Oorlog is de vader van alle dingen, van alle koningen".
De andere dialectische filosoof, Hegel, gaat in dezelfde richting: "Uiteindelijk worden alle belangrijke dingen met geweld beslist", zegt hij.
In de geschiedenis van de mensheid en in het kapitalisme is oorlog geen afwijking. Het gebruik van geweld is geen uitzondering. Het probleem is niet dat de 'natuurlijke vrede' tussen mensen wordt onderbroken door oorlog. Integendeel, het moet gezegd worden dat vrede periodes van oorlog onderbreekt. De uitzondering is vrede, niet oorlog. Relaties tussen naties functioneren op dezelfde manier als relaties tussen sociale klassen. Conflicten tussen naties zijn net zo normaal als conflicten tussen sociale klassen. Oorlog maakt deel uit van de aard van het kapitalisme.
"Oorlog is de voortzetting van de politiek met andere middelen"
Waarom zijn er oorlogen? Is het eigen aan de mens om een krijger te zijn? Leidt onze natuur tot militaire conflicten? Neen, dat geloven wij niet. De redenen voor gewapende en gewelddadige conflicten zijn van materiële aard, niet psychologisch of cultureel. Oorlog kan niet los worden gezien van politieke, economische en financiële belangen. Kapitalisten voeren oorlog om winst te maken, om gebieden te veroveren, om meer goederen te verkopen. Imperialistische verhoudingen, relaties van overheersing van de ene natie over de andere, maken oorlog tot de 'natuurlijke' staat van het kapitalisme. Opgelet, we moeten vermijden dat we een al te beperkende visie hebben op de oorlogszuchtige motivaties van de kapitalistische klasse. Er is bijvoorbeeld de kwestie van het prestige. Het prestige van een land speelt een belangrijke rol in de internationale betrekkingen. Het militaire conflict in 1982, waarbij Argentinië en Groot- Brittannië slaags raakten om de controle over de Falklandeilanden, is een goed voorbeeld hiervan. Sommigen beweerden dat Londen de controle over deze archipel wilde behouden omdat het visrijke wateren waren of er mogelijks olie kon gewonnen worden. Niets was minder waar. Het tanende Britse rijk kon zich niet veroorloven dat het Argentijnse leger de rotsen bezette die het als 'nationaal grondgebied' beschouwde. Zijn autoriteit op het wereldtoneel zou eronder lijden. En met het verlies van autoriteit komt het verlies van invloed in zijn 'Gemenebest', het overblijfsel van zijn rijk waar de zon nooit onderging.
De grote oorlogsideoloog, de Pruis von Clausewitz, begreep dat 'oorlog de voortzetting is van politiek met andere middelen'. Men zou hieraan kunnen toevoegen dat buitenlands beleid, dat wil zeggen internationaal beleid dat betrekkingen met andere landen tot stand brengt, nooit echt kan verschillen van binnenlands beleid. In ieder geval komt de buitenlandse politiek in zijn klasseninhoud voort uit dezelfde kapitalistische belangen als de binnenlandse politiek. Het internationale beleid van een nationale staat en zijn regering is niet in tegenspraak met zijn nationale beleid. Dit impliceert dat wanneer de arbeidersbeweging en haar organisaties onafhankelijk willen blijven, ze zich niet kunnen verenigen ter verdediging van de Natie of “onze” waarden met betrekking tot de internationale politiek van de kapitalistische klasse.
Welke houding moeten we aannemen tegenover oorlogen?
Lenin snelt ons te hulp bij het beantwoorden van deze vraag. Lees hier hoe hij zijn beroemde tekst over "Socialisme en oorlog" begint (2):
"Socialisten hebben oorlogen tussen volkeren altijd veroordeeld als een barbaarse en beestachtige onderneming. Maar onze houding ten opzichte van oorlog is fundamenteel anders dan die van burgerlijke pacifisten (aanhangers en propagandisten van vrede) en anarchisten. »
"We onderscheiden ons van de eerste doordat we het onvermijdelijke verband tussen oorlogen en de klassenstrijd in het land begrijpen, dat we begrijpen dat het onmogelijk is om oorlogen af te schaffen zonder klassen af te schaffen en het socialisme te vestigen; en ook in die zin dat we perfect de legitimiteit, het progressieve karakter en de noodzaak van burgeroorlogen erkennen, dat wil zeggen oorlogen van de onderdrukte klasse tegen degene die haar onderdrukt, slaven tegen slavenhouders, horige boeren tegen landheren, loonarbeiders tegen de bourgeoisie. »
"Wij marxisten verschillen van pacifisten en anarchisten in die zin dat we de noodzaak erkennen om elke oorlog op zichzelf historisch te analyseren (vanuit het oogpunt van Marx' dialectisch materialisme). De geschiedenis heeft vele oorlogen gekend die, ondanks de verschrikkingen, wreedheden, rampen en lijden die ze onvermijdelijk met zich meebrengen, progressief waren. Dat wil zeggen nuttig voor de ontwikkeling van de mensheid door te helpen bij het vernietigen van bijzonder schadelijke en reactionaire instellingen (zoals de alleenheerschappij of de lijfeigenschap) en de meest barbaarse despotische regimes in Europa (zoals het Turkse en Russische). »
Het is daarom noodzakelijk om de bijzondere kenmerken van elke oorlog te onderzoeken voordat we onze houding bepalen. De guerrillaoorlog die arme boeren in Nicaragua voerden tegen de dictatuur van Somoza in de jaren 70 is niet dezelfde als de oorlog die de Verenigde Staten tegen Vietnam voerden. Het gewapende verzet van de Vietnamezen tegen de Amerikaanse invasie had onze volledige steun. Er zijn bevrijdingsoorlogen en imperialistische oorlogen. Het is noodzakelijk om te weten hoe dit belangrijke onderscheid te maken en niet om een "absolute" houding ten opzichte van oorlog te hebben of te oordelen zonder rekening te houden met de sociale en politieke inhoud ervan. Er zijn dus progressieve oorlogen en reactionaire oorlogen, oorlogen die elke marxist moet steunen en andere die we met al onze energie verwerpen.
Progressieve oorlogen en reactionaire oorlogen
Europa was in de 19e eeuw het toneel van verschillende bevrijdingsoorlogen en nationale eenwording. Die waren duidelijk progressief omdat ze een einde maakten aan feodale versnippering, nationale onderdrukking en nationale staten deden ontstaan. Tegenover het feodalisme en de aristocratische klasse betekende de komst van het kapitalisme een historische vooruitgang. Het was binnen deze natiestaten dat het kapitalisme zich kon ontwikkelen en dat een machtige arbeidersklasse het licht zag. In de 20e eeuw en aan het begin van de 21e eeuw zijn oorlogen voornamelijk imperialistische oorlogen, dat wil zeggen plunderoorlogen rechtstreeks tussen gevestigde of opkomende landen of via andere tussenliggende naties. Die laatste komen steeds meer voor. Dit zijn "proxy" oorlogen. Achter de groepen of landen in conflict zitten grotere machten. Ze trekken aan de touwtjes als cynische poppenspelers. De kleine landen zijn dan slechts pionnen in handen van de grotere staten. Om hun militaire en financiële steun te rechtvaardigen, verschuilen de grote spelers zich achter grote woorden: het recht op zelfbeschikking, de verdediging van een klein land tegen de territoriale uitbreidingsdrift van een buurland, de verdediging van de democratie, het behoud van de beschaving tegen de barbarij, enz. De natiestaat, die in de 19e eeuw een stap voorwaarts betekende in de loop van de geschiedenis, is nu een hinderpaal geworden voor de ontwikkeling van de mensheid.
Onze houding ten opzichte van oorlog wordt ook niet bepaald door de vraag 'wie is begonnen?' Wie de eerste kogel heeft afgevuurd of de eerste granaat heeft gegooid, is totaal irrelevant.
Deze kwestie maakt deel uit van de oorlogspropaganda van de strijdende partijen. De meerderheid van de bevolking van elk land haat oorlog, maar om hen toch te mobiliseren, moet elke oorlogszuchtige partij erin slagen de publieke opinie te beïnvloeden en enthousiasme voor de oorlog op te wekken. Het gaat er in wezen om de verantwoordelijkheid voor het uitbreken van de oorlog bij de tegenpartij te leggen.
De diplomaten en de burgerlijke media zijn in dit opzicht de belangrijkste instrumenten van de heersende klasse. Ze zien er steeds op toe dat het eerste slachtoffer van een oorlog de waarheid is. De missie van de arbeidersbeweging is om deze oorlogspropaganda te ontmaskeren en de werkelijke belangen die eraan ten grondslag liggen te onthullen. De vraag wie het eerste schot loste en wie aanviel, is uiteraard belangrijk als het gaat om de perceptie van een oorlog. Dit is heel duidelijk merkbaar in de huidige oorlog in Oekraïne, waar een groot deel van de bevolking oprecht verontwaardigd is over de Russische invasie. Voltaire schreef al:
"Offensieve oorlog is de oorlog van een tiran; maar wie zichzelf verdedigt, staat in zijn recht".
Dit is echter een kortzichtige opvatting over de kwestie. Er is altijd een voorwendsel voor een oorlog als er onderliggende belangen zijn om die te voeren. Wie het eerste schot heeft gelost, geeft geen antwoord op de vraag wie de agressor is en wie de verdediger, of zelfs of beide partijen agressors zijn.
De bewering dat de reden voor de Eerste Wereldoorlog de moord op de Oostenrijkse troonopvolger was, verklaart bijvoorbeeld niets. De Oostenrijks-Hongaarse monarchie was geen "slachtoffer" dat door de arbeidersklasse moet worden verdedigd, en de zogenaamde bevrijding van Bosnië en Herzegovina was niet het echte motief voor de oorlog vanwege de Triple-Entente.
Toch steunden de sociaaldemocratische partijen in bijna elk land hun eigen heersende klasse en beargumenteerden ze de redenen voor deze oorlog op basis van de voorwendsels van de regering van hun land.
Het voorbeeld van de Frans-Duitse Oorlog van 1870, van waaruit Marx en Engels hun standpunt over oorlog uitwerkten, laat zien dat de kwestie van "oorlog uit agressie" en "oorlog uit verdediging" veel complexer is dan de huidige oorlogspropaganda laat uitschijnen. Bismarck wilde destijds oorlog, omdat hij in een overwinning de sleutel zag tot de vorming van de Duitse nationale staat onder leiding van de Pruisen. Maar in plaats van zelf aan te vallen, gaf hij er de voorkeur aan om tactische redenen en ondanks zijn offensieve strategie, Frankrijk te provoceren zodat Parijs de eerste stap kon zetten. Marx en Engels beoordeelden deze oorlog niettemin onafhankelijk van de overweging wie het eerste schot loste of wie het andere land binnenviel, maar op basis van historische overwegingen. Wat zouden de objectieve gevolgen van de oorlog zijn? Wat zou de impact zijn op de ontwikkeling van de arbeidersklasse? En hoewel marxisten erkenden dat, onder concrete historische omstandigheden, een Pruisische overwinning progressief zou zijn, zelfs voordat Berlijn de "defensieve oorlog" in een "annexatieoorlog" veranderde en Elzas-Lotharingen in beslag nam, verzetten ze zich niettemin tegen de steun van het parlement voor oorlogskredieten en weigerden ze hun vertrouwen aan de regering te geven. August Bebel, leider van de Duitse sociaaldemocratische partij, verwoordde het als volgt:
"Als leden van de Internationale Arbeidersvereniging, die alle onderdrukkers bestrijdt zonder onderscheid van nationaliteit, die alle onderdrukten probeert te verenigen in een grote broederlijke unie, kunnen we onszelf noch direct noch indirect akkoord verklaren met deze oorlog."
Hoe voorkom je oorlogen?
Toen de internationale arbeidersbeweging de grote oorlogsexplosie van 1914 tot 1918 zag naderen, vroeg ze zich af hoe ze die zou kunnen stoppen. Verschillende congressen van de Tweede Internationale hebben over deze kwestie gedebatteerd. Veel mensen dachten dat internationale vredes- en ontwapeningsovereenkomsten een oorlog kon verhinderen. Zij gingen van de veronderstelling uit dat zowel de arbeidersklasse als de bourgeoisie een gemeenschappelijk belang hadden om de wereld te redden van een dreigende oorlog. Maar de Eerste Wereldoorlog die enkele jaren later zou uitbreken, zou het tegendeel bewijzen. De consequente marxisten in de Tweede Internationale verdedigden een ander standpunt. Rosa Luxemburg, leider van de linkervleugel van de Duitse sociaaldemocratische partij, bekritiseerde de "vrienden van de vrede" die geloven dat wereldvrede en ontwapening kunnen worden bereikt binnen het kader van de huidige sociale orde, terwijl dit in werkelijkheid alleen mogelijk zou zijn na een succesvolle socialistische wereldrevolutie. Het resulteerde ook in twee tegengestelde politieke strategieën in de anti-oorlogsbewegingen. Pacifisme streeft naar zogenaamd "realistische" maatregelen om het militarisme in te dammen en neigt naar het ondersteunen van de diplomatie van de leiders om een uitweg uit het oorlogsscenario te bekomen.
Het feit dat het pacifisme de kwestie van de klasse niet stelt, maakt het mogelijk om in alle stilte te bestaan als het schaamlapje van links en te worden misbruikt in termen van symbolische politiek. Maar de arbeidersbeweging moet volgens Rosa Luxemburg alle illusies doorprikken en de burgerlijke diplomatie van de vrede bestrijden. Deze verdediging voor de "diplomatie van de vrede" komt tot uiting in de eisen van de Belgische vredesbeweging en in de voorstellen van de PVDA/PTB.
Pacifisme vindt zijn drijvende kracht in de gruwel van oorlog. Maar het lost het probleem niet op, omdat het de oorzaak van oorlog, de logica van kapitalistische winst en imperialistische tegenstellingen niet opheft. Vroeg of laat, in elke oorlog, zullen regeringen vrede sluiten. Maar dit is slechts een adempauze die de onderliggende tegenstellingen onopgelost laat en meestal slechts het startpunt is voor toekomstige conflicten. Als burgerlijke regeringen, zoals Groot- Brittannië voor de Tweede Wereldoorlog, oproepen tot "vrede", is dat omdat ze meer te verliezen dan te winnen hebben in een open militair conflict of omdat ze zich geen oorlog kunnen permitteren in de concrete situatie.
Lenin en Trotski verwierpen ook de pacifistische slogan van "ontwapening" of stelden de vraag wie ontwapend moest worden en van wie de wapens moesten afgenomen worden. Het doel is niet een ontwapeningsovereenkomst tussen de regeringen van de machthebbers. Als oorlogen moeten worden beëindigd of voorkomen, moet de arbeidersklasse de heersende klasse ontwapenen. Maar om dat te laten gebeuren, zou de arbeidersklasse zich moeten bewapenen en haar wil aan de bourgeoisie moeten opleggen.
Aan het begin van de 20e eeuw was de strijd tegen militarisme en imperialistische oorlog een hoeksteen van het programma en de politieke praktijk van de sociaaldemocratische arbeiderspartijen. Als er een oorlog zou uitbreken, zou het antwoord een algemene staking en de tactiek van de proletarische revolutie zijn. Het model was de Commune van Parijs van 1871, die de oorlog tussen regeringen veranderde in een burgeroorlog – meer concreet, een oorlog van de onderdrukte klasse tegen de heersende klasse – waaruit de eerste arbeidersstaat in de geschiedenis werd geboren in Parijs. Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, bleken anti-oorlogsmanifesten waardeloos. In bijna elk land steunden de sociaaldemocratische partij en vakbondsbureaucratie overweldigend haar eigen bourgeoisie en heersende klasse door de burgerlijke vrede af te kondigen en oorlogskredieten te stemmen. Dit leidde tot de ineenstorting van de Tweede Internationale, en slechts een kleine minderheid, die loyaal bleef aan het internationalisme, was tegen de oorlog: Lenin, Trotski, Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht voorop. Voor de consequente marxisten was de belangrijkste vijand... in eigen land. Dit is de slogan van de grote Duitse antimilitarist Karl Liebknecht.
Wat de Eerste Wereldoorlog beëindigde, was de Russische Revolutie van 1917 en de massale muiterijen in het Duitse leger die de generale staf van de keizer dwongen de wapens neer te leggen. De Russische en Duitse revoluties waren de directe gevolgen van de oorlog.
Maar de Eerste Wereldoorlog slaagde er niet in het conflict tussen de imperialistische machten op te lossen. Nadat de sociaal-democratie de overwinning van de revolutie in Duitsland en Oostenrijk had voorkomen en na de fascistische machtsovername na jaren van crisis was de weg vrij voor een nieuwe wereldoorlog. Deze keer had het imperialisme een nog gewelddadiger karakter, dat in de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog op de mensheid werd losgelaten.
De massale vernietiging van de productiekrachten tijdens deze wereldoorlog, in combinatie met de technologische innovaties van de oorlogsindustrie, legde de basis voor een tijdelijke oplossing van inter-imperialistische tegenstellingen en een naoorlogse economische opgang die enkele decennia duurde. Gedurende een heel historisch tijdperk leken de tegenstellingen van het kapitalistische systeem opgelost. De wereld werd nu gekenmerkt door de 'Koude Oorlog' tussen de nieuwe overheerser in het Westen, de Verenigde Staten aan de ene kant en de Sovjet-Unie aan de andere kant. De tegenstellingen tussen de kapitalistische machten bleven bestaan, maar ze verdwenen naar het achterplan voor de tegenstelling tussen twee fundamenteel verschillende economische systemen. Dankzij de 'balans van terreur', met aan beide kanten een enorm nucleair arsenaal, werd een nieuwe wereldoorlog uitgesloten. Daarbij kwam nog de oorlogsmoeheid van de arbeidersklasse in het Westen en de kracht van de arbeiderspartijen in Europa.
Maar dit tijdperk werd ook gekenmerkt door een reeks nationale bevrijdingsbewegingen, aangemoedigd door het bestaan van de Sovjet-Unie en maoïstisch China. Veel landen hebben geprobeerd zich te bevrijden van het imperialistische juk, desnoods militair. Sommige van deze onafhankelijkheidsoorlogen tegen de Franse of Britse koloniale macht begonnen al in de Tweede Wereldoorlog. De Britse bourgeoisie klaagde bijvoorbeeld dat deze beweging Hitler zou helpen en zag ze als een "verraad", zoals de onafhankelijkheidsstrijd in Indië. Britse marxisten daarentegen steunden deze onafhankelijkheidsstrijd omdat het het Britse imperialisme verzwakte.
Op dit punt is het duidelijk dat abstract pacifisme, dat alle vormen van geweld om morele redenen afwijst, niet de oplossing kan zijn.
"Van hun zwaarden zullen zij ploegscharen maken, en van hun speren, sikkels"
De twintigste eeuw is de dodelijkste in de geschiedenis; 187 miljoen mensen stierven in de oorlogen van de vorige eeuw. Dit komt overeen met 10 procent van de wereldbevolking in 1913. (3) Ondanks de Conventie van Genève, die oorlog en andere verdragen over wapenbeheersing en oorlogsmisdaden opstelde, is moderne oorlogvoering niet minder dodelijk en verwoestend. Alle pogingen om oorlog ‘beschaafd’ te maken, bleken tevergeefs. Waar tijdens de Eerste Wereldoorlog 'slechts' 5 procent van de slachtoffers burgers waren, loopt dit aandeel in de Tweede Wereldoorlog op tot 66 procent. Vandaag aan het begin van de 21e eeuw vertegenwoordigen "niet-strijders" tussen de 80 en 90 procent van de slachtoffers. Alle mechanismen van de wereld om de relaties tussen kapitalistische staten te "reguleren" zullen oorlogen niet voorkomen en ze niet minder barbaars maken. De kapitalisten zelf weten dat heel goed. Ze investeren ook fors in bewapening. Zoals we aan het begin van dit artikel schreven: oorlog is inherent aan kapitalisme. Het is een belangrijke "regulator" van het machtsevenwicht tussen naties. Er is geen sprake meer van het zogenaamde 'vredesdividend' dat na de implosie van de Sovjet-Unie en het einde van de Koude Oorlog is verhoogd. Op dit moment naderen de militaire uitgaven wereldwijd $ 2 biljoen (2.000.000.000.000). Het is echt moeilijk om je dit astronomische bedrag voor te stellen. De oorlog in Oekraïne is voor veel staten een excuus om terug te keren naar de wapenwedloop. In een paar weken tijd kondigden de Europese, Canadese en Amerikaanse regeringen een sterke verhoging van hun militaire uitgaven aan (4). Met name Duitsland verdubbelt dit jaar zijn defensiebudget! Militaire uitgaven en de wapenindustrie vormen een enorme verspilling van het productieve potentieel van de samenleving. Stel je eens voor wat er met dit bedrag zou kunnen gedaan worden! De plagen van honger en droogte in de wereld en de meest voorkomende ziekten zouden ermee uitgeroeid kunnen worden.Er zou voor alle jongeren van de wereld kwaliteitsonderwijs kunnen gegarandeerd worden. Het zou bijvoorbeeld voldoende zijn om tot 2030 tussen de 39 en 50 miljard te investeren om honger in de wereld uit te roeien (5). Dit vertegenwoordigt 2,5 procent van de militaire uitgaven wereldwijd. Maar het behoort niet tot de prioriteiten van de kapitalisten. Om een eind te maken aan oorlogen zal het nodig zijn om dit dodelijke systeem te beëindigen. Niets kan ons afleiden van dit streven!
(2) https://marxists.org/francais/lenin/works/1915/08/vil19150800b.htm
(3) https://www.theguardian.com/education/2002/feb/23/artsandhumanities.highereducation
(5) sciencedirect.com/science/article/pii/S0306919221001299