Tom Lanoye is behalve auteur en Antwerps stadsdichter ook nog schepper geweest van het politieke Frankensteinmonster Agalev-BSV, dat in de jaren ’90 terreur zaaide op het Antwerpse stadhuis. Als wellicht dé belangrijkste groenlinkse ‘opinion maker’ van Vlaanderen zette hij de toon van het debat in een interview in de Morgen van 25 oktober. “Agalev is niet nodig”, volgens Lanoye. “Partijen zijn slechts het vehikel van een gedachtegoed.” Vooral wat dat laatste betreft heeft de slagerszoon gelijk. Alleen gaat het twee volle pagina’s grote interview wel over tactiek, perceptie, verpakking, communicatie, lifestyle en alles waar De Morgen zo graag over schrijft, maar niet over een gedachtegoed
De crisis van de groenen is een internationaal fenomeen
De vraag naar het nut van eender welke partij is in feite zinledig. Het feit dat partijen ontstaan en uitgroeien tot meer dan een splinterpartij van pakweg twee- of vijfhonderd man betekent dat partijen op een bepaald ogenblik drager worden van de ideeën of de ideologie die leeft in een bepaald segment van de samenleving, een klasse of een deel ervan. Net zoals de Vlaams-nationalistische partijen ontstonden uit een gebrek aan aandacht vanwege de sociaal-democratie voor de democratische en culturele rechten van de Vlamingen, ontstonden de groenen uit het besef dat de crisis van het kapitalisme zich onder meer ook uitdrukt in een ecologische crisis. Ook op dat vlak werden de Europese socialistische partijen pas laat wakker. Tijdens de maatschappelijke radicalisering eind jaren ’60 en in de jaren ’70 ontstonden naast de arbeidersbewegingen een aantal strijdbewegingen van de geradicaliseerde middenklasse (de studentenbeweging, de Derde-Wereldbeweging, de groene beweging, de vredesbeweging, de vrouwenbeweging enzovoort). Mede door de politiek van de vakbonds- en partijbureaucratie slaagde de socialistische beweging er niet in om een duurzame alliantie te sluiten met deze groeperingen en hun strijd te kaderen binnen de strijd voor een socialistische maatschappij. Deze bewegingen zochten vervolgens een politieke uitdrukking via de groenen.
Maar dit brengt ons al meteen tot een belangrijke vaststelling: het ontstaan en het succes van de groenen is een Europees (en later Noord-Amerikaans) verhaal, hun huidige crisis is dat evenzeer. In Vlaanderen mag die crisis dan wel de vorm aannemen van de met een VISA-kaart gekochte smoking van Erwin Pairon en het OCMW-huisje van Chantal Pauwels, deze door het Vlaams Blok tot buitensporige proporties aangestookte faits divers kunnen niet verhullen dat de groene crisis veel dieper zit.
Linkse stemmen maakten Agalev groot, de regeringsdeelname kreeg hen klein
Evenmin werd de groene overwinning van 1999 enkel behaald op de vleugels van de dioxinekippen. De groene vloed van 1999 was evengoed een Europees fenomeen, de kippen waren dat niet. De aard van de overwinning van 1999 verklaart voor een stuk de diepte van de nederlaag van 2003. Tijdens de verkiezingen van 1999 (en de gemeenteraadsverkiezingen van 2000) heeft in het bijzonder in België een groot aantal linkse kiezers een tactische stem willen uitbrengen links van de socialistische partijen. Een stem voor Agalev was de meest voor de hand liggende manier. Ten eerste is er het fenomeen dat door klein-links steeds opnieuw wordt onderschat: de kiezer wil met zijn stem doorgaans iets nuttigs doen. Ten tweede klonk de retoriek van de groenen ook wat andere thema’s dan ecologie betreft behoorlijk radicaal. Agalev was bijvoorbeeld een voorstander van de 30-urenweek en van een vermogensbelasting.
Dit linkse imago werd door vier jaar regeringsdeelname volledig aan diggelen geslagen. De deelname van Agalev aan het rechtse, liberale beleid was een ontnuchtering. In fundamentele dossiers zoals de wapenleveringen aan Nepal, de Amerikaanse wapentransporten naar Irak, Doel, stemrecht voor migranten, asielbeleid enzovoort konden ze het verschil niet maken. Agalev vormde een klein, maar even functioneel radertje binnen de regering. De kiezers beseften dat Agalev geen alternatief vormde voor SP.a, die zich bovendien een progressief imago had aangemeten. De verrechtsing van de sociaal-democratie heeft Agalev groot gemaakt, maar Agalev toonde in de regering aan niet linkser te zijn.
Links, rechts of averechts?
Maar niet alleen in de politieke praktijk, ook wat haar ideologische roots betreft is het nooit een uitgemaakte zaak geweest of de partij links dan wel rechts is. Dit is een ambiguïteit die de groenen in het bijzonder in Vlaanderen steeds heeft gekenmerkt en die nu de Vlaams-groene crisis in Vlaanderen nog dramatischer maakt dan elders. Het is niet omdat een aantal progressieve tendensen hun politieke uitdrukking zochten in Agalev dat de partij homogeen links of progressief zou zijn. Heel wat partijkaders en voormannen en -vrouwen van het eerste uur komen uit de christelijke zuil die veel schakeringen kent, van links tot rechts. Sommigen hebben de antisocialistische en antimarxistische opvoeding die zij daar ‘genoten’ nooit van zich afgeschud. Zo presteerde donkergroene pater Luc Versteylen, een van de stichters van de partij, het om in 2000 de ‘vondelingenschuif’ van Vlaams Blok-politica Alexandra Colen te steunen. Versteylen nam toen die gelegenheid te baat om te onderstrepen dat hij en Colen “achter dezelfde menselijke en christelijke waarden staan” (De Standaard, 10 november 2000). De ‘progressieven in de praktijk’ hebben in de loop der jaren weliswaar hun hegemonie in de partij gevestigd, maar de ideologische onduidelijkheid (“noch links, noch rechts, maar averechts”) is een van de factoren die Agalev verhinderd heeft om de rol te spelen van bv. Groen Links in Nederland. Indien de partij die rol alsnog op zich zou willen nemen, dan kan dit alleen ten koste van interne splitsingen. Dit zien we nu reeds zien gebeuren met de breuk tussen de groep rond Versteylen en de rest van de partij. Het is nog maar de vraag of de groenen dit proces kunnen doormaken zonder gereduceerd te worden tot de impact en de omvang van de iets grotere klein-linkse Vlaamse sekte.
De meest fundamentele reden van de neergang van de groenen is en blijft echter de basisstelling die Vonk reeds in de jaren ’80, tijdens de hoogdagen van Agalev, met grote stelligheid en tegen de stroom in naar voren bracht: de groenen zijn gedoemd om als significante politieke stroming te verdwijnen op het ogenblik dat de crisis van het kapitalisme zich opnieuw verdiept. De ecologische crisis van het kapitalisme verdwijnt niet uit het zicht maar vertaalt zich opnieuw in sociale (‘links-rechts’) tegenstellingen op het ogenblik dat de sociale crisis zich verscherpt. Het idee dat de harde electorale kern van de groenen uit ‘hoog opgeleide tweeverdieners’ zou bestaan is een simplificatie. De groene kiezerskring bestrijkt alle segmenten van de werkenden, jongeren en ouderen die nu allemaal in de eerste plaats worden geconfronteerd met de sociale regressie van het systeem, die zich uitdrukt in een algemene achteruitgang van werk- en leefomstandigheden. Zelfs de hoogopgeleide tweeverdieners raken in toenemende mate geproletariseerd en voelen de crisis in eerste instantie aan als een aanslag op hun vrije tijd, hun zenuwen en hun beurs.
De partij is een middel en geen doel op zich
We moeten Lanoye bijtreden als hij zegt dat een partij niet meer is dan een vehikel. Zelfs meer nog van de sociale strijd dan van een ‘ideeëngoed’, hoewel wij natuurlijk vinden dat er een ideeëngoed is dat de ervaring en de praktijk van de sociale strijd uitdrukt en rationaliseert, namelijk het marxisme.
Een linkse partij kan door het feit dat zij veel stemmen haalt de aspiraties van de massa’s uitdrukken om de wereld, de maatschappij, hun leven te veranderen. Maar wat ben je daarmee als dan blijkt dat de top van de partij andere aspiraties heeft, namelijk de bestaande maatschappelijke verhoudingen bestendigen en zichzelf daarin een glansrijke rol toebedelen, zoals bv. Tony Blair deed na de schitterende overwinningen in Groot-Brittannië? Dan moet die partij veranderen, heroverd worden, of verdwijnen, of een combinatie van die drie. Wat van tel is, is de niet aflatende bevrijdingsstrijd van de mens, zijn strijd tegen uitbuiting, onrecht, oorlog. Wat van tel is, is dat we die strijd naar een resultaat leiden. De basismilitanten van Agalev hebben in deze strijd doorgaans hun strepen verdiend. Het is belangrijk dat hun inzet niet uitmondt in het doodlopende straatje van de politieke apathie of verspild wordt in nutteloze experimenten.
Ongetwijfeld zal de groene crisis de hoop in vele klein-linkse harten doen oplaaien dat zij er met behulp van enkele overgelopen groene provincie- of gemeenteraadsleden – de kans dat parlementsleden zich aan het klein-linkse experiment zouden wagen is redelijk klein – toch nog iets van kunnen maken. Her en der zijn de toenaderingspogingen reeds begonnen. Dit is echter een zijspoor in het debat omdat die opstelling – met heel de sektarische houding naar de SP.a toe die daar deel van uitmaakt – zou leiden tot de marginalisering van Agalev en niet tot het verhoopte groot maken van klein-links.
Kartel?
Centraal in de discussie staat vandaag de vraag of Agalev al dan niet een kartel moet vormen met de SP.a. Europarlementslid Jan Dhaene was een van de pleitbezorgers van het kartel, maar verliet ondertussen het zinkende schip en liep over naar de SP.a. De pleitbezorgers van een kartel vormen momenteel een significante minderheid en als er de komende maanden geen schot komt in de zaak, zullen er op diverse niveaus nog andere individuele overlopers volgen.
Wij zijn voorstander van een zo groot mogelijke politiek-organisatorische eenheid ter linkerzijde om de slagkracht tijdens verkiezingen en in de politieke confrontaties met de rechterzijde zo groot mogelijk te maken. Bespiegelingen over de verrechtsing van de sociaal-democratie zijn vaak nuttig en noodzakelijk. Maar anderzijds laat het ons niet onverschillig of de socialisten dan wel de liberalen de grootste partij zijn van het land. Het laat ons niet onverschillig of de SP.a dan wel het Vlaams Blok de volgende burgemeester van Antwerpen levert. Het laat ons niet onverschillig of het gemeentelijk stemrecht voor migranten al dan niet gestemd zal worden in het parlement. Anderzijds helpt het ons ook nauwelijks indien SP.a/PS de grootste politieke formatie wordt van het land, maar tegelijk verder afglijdt naar het Blairisme. Uiteindelijk hebben we zowel een brede, sterke socialistische beweging nodig als een socialistische beweging die durft te breken met het kapitalisme. Deze overwegingen maken dat wij de moeilijke maar noodzakelijke koers varen van de uitbouw van een marxistische stroming binnen de grote organisaties van de arbeidersbeweging. Die stroming werkt in eerste instantie rond een eigen programma.
Een politiek-organisatorische eenheid is immers steriel zonder programma. Individuele of collectieve troepenbewegingen naar of rond de SP.a blijven schaduwtheater als de vraag naar het programma onbeantwoord blijft. Er gaan stemmen op binnen Agalev om een ‘radicaal-linkse koers’ te varen. Terecht, maar wat is een ‘radicaal-linkse koers’? Betekent een radicaal-linkse koers de strijd opvoeren rond de ecoboni en twee pinten extra per bak bier in recycleerbare verpakking? Is het een ‘duurzaam spreidingsplan’ (wat dit ook moge zijn ) van de nachtvluchten op Zaventem?
Maak van deze crisis een opportuniteit!
We weten dat Agalev niet meteen het programma van Vonk zal overnemen. Maar als er zich in Vlaanderen een gapend gat bevindt in het politieke landschap, dan is het wel ter linkerzijde. Dit uitgedroogde landschap snakt naar een doorbreken van het eenheidsdenken van de te lage loonkosten bijvoorbeeld, of naar het verjagen van het spookbeeld van de onbetaalbare pensioenen. Er is dringend nood aan een andere, radicaal-linkse stem tegen de introductie van marktmechanismen in de gezondheidszorg, het autonoom maken en het ‘responsabiliseren’ van individuele ziekenhuizen. Er is een schrijnende behoefte aan een partij die de strijd voor herfinanciering voert van de overheidsbedrijven en van de lokale besturen, die aan de grote steden eindelijk meer zuurstof wil geven om een sociaal beleid te voeren (zoals in het groene programma staat maar waarrond de partij in de praktijk geen enkele actie onderneemt). Er is een luide vraag naar een partij die de vermogensbelasting weer op de politieke agenda zet (en ze dus niet in stilte laat verkommeren in de coulissen van haar programma), de retoriek van de ‘actieve welvaartsstaat’ doorprikt enzovoort, enzovoort.
Als er een linkerzijde bestaat in Agalev, dan moet deze zich eens dringend rond de tafel zetten en een écht links programma schrijven. Maar tegelijk moet de vraag worden gesteld waarom alle mooie linkse programmapunten (vermogensbelasting, 30-urenweek) van Agalev in het verleden dode letter bleven en tijdens de regeringsdeelname onder tafel geveegd werden. Het antwoord daarop is tweeledig. Ten eerste leert de geschiedenis ons ten overvloede dat geen enkele significante maatschappelijke vooruitgang ooit werd verwezenlijkt zonder strijd, zonder de opbouw van krachtsverhoudingen. Het loven en bieden rond de tafel van regeringsonderhandelingen is uiteindelijk een vrij steriel ritueel, in die zin dat de uitkomst ervan niet meer is dan de weerspiegeling van de heersende krachtsverhoudingen in de maatschappij. Een links programma moet dus verbonden worden aan de dynamiek van de sociale strijd: syndicale strijd, andersglobalisme enzovoort. Ten tweede moet Agalev zich bevrijden van de dwangneurose waar de rest van de linkerzijde onder lijdt, in het bijzonder sinds de val van de Muur. Die dwangneurose schrijft links voor om elk van haar voorstellen netjes te formuleren binnen het kader van de bestaande sociale orde, het kapitalisme. Dit terwijl dit een uitgeleefde sociale orde is die geen verbeteringen meer toelaat behalve tijdelijk en in de marge, een orde die gekenmerkt zal blijven door sociale regressie in plaats van vooruitgang. Als we echt anders willen gaan leven – en heus, de mensen snakken daar naar maar zonder een duidelijk idee over hoe ze die verandering vorm kunnen geven – dan hebben we een andere maatschappij nodig, een socialistische maatschappij.
Vanuit zo'n opstelling zou er met de grootste zelfzekerheid onderhandeld kunnen worden over een kartel of andere vormen van samenwerking met de SP.a en kunnen de laatste schimmen van rechts uit de eigen partijgelederen verjaagd worden. Deze aanpak zou ook bij de socialistische basis een en ander in beweging zetten en Stevaert zelfs in het defensief drukken. Het zou kunnen helpen om de molensteen van het ‘project De Vidts’ van de nek van de ABVV-militanten te lichten. Het zou aan Agalev toelaten om zonder complexen in te gaan op de toenaderingspogingen van de SP.a en er zelf versterkt uit te komen. Op dat ogenblik zijn we bezig om links Vlaanderen opnieuw een dynamiek te geven die verder strekt dan het over en weer schuiven met teletubbies en het uitgeven van gezellige kookboeken, en hoeft een radicaal-links Agalev helemaal niet opgeslokt te worden door de grote SP.a.