In dit deel, eveneens geschreven in september, staan we uitvoerig stil bij de verkiezingsresultaten en hun politieke implicaties: de hergroepering van rechts, de versterking van de PS, de oorzaken van de communautaire spanningen en de regeringscrisis.
Neoliberaal beleid van paars
De regering zet haar neoliberale beleid gestaag verder en heeft de versnelling zelfs verhoogd. De fiscale amnestie is helemaal op maat gesneden van de rijken en de begoede middenklasse. Zij krijgen op vele manieren geld toegeworpen. Een recente studie van het Hoger Instituut voor de Arbeid (KUL), die België vergelijkt met andere Europese landen, toont bijvoorbeeld aan dat België ongeveer 11 miljard euro misloopt door onze lage belastingen op kapitaal (vennootschapsbelasting, roerende en onroerende voorheffing, registratie- en successierechten, beurstaksen enzovoort). Hetzelfde gaat op voor de zogenaamde loonlasten, eigenlijk ons uitgesteld loon voor de sociale zekerheid, en een verlaging daarvan is dus hetzelfde als loonsvermindering. Op de tewerkstellingsconferentie werd besloten tot een nieuwe loonlastenverlaging van 800 miljoen euro. Minister Onkelinx zegt in De Tijd: “De regering heeft zware lastenverlagingen toegezegd. Geconsolideerd gaat het in 2004 om 5 miljard euro. Men heeft ons verteld dat die lastenverlagingen werkgelegenheid zouden creëren. We stellen vast dat dat niet het geval is.” Loonlastenverlagingen zijn gewoon het zoveelste cadeau aan het patronaat. Zij willen daar zelfs nog geen belofte van nieuwe arbeidsplaatsen tegenover stellen, zozeer zijn ze bezig met hun onderlinge concurrentie om meer winsten. Het Planbureau toonde vorig jaar aan dat voor elke job die gecreëerd wordt via loonlastenverlaging, tussen de 67.413 en 73.228 euro per arbeidsplaats per jaar wordt betaald. Het zou dus veel goedkoper zijn als de overheid met dit geld gewoon zelf arbeidsplaatsen creëert in plaats van het geld naar het patronaat te smijten. Aangezien de overheid echter een instrument in handen van de heersende klasse is, en onder het kapitalisme bijgevolg de patronale logica volgt, doet ze juist het tegenovergestelde: ze privatiseert nog meer.
Zowel de Post als de NMBS worden klaargestoomd voor de ‘vrije’ markt, mee onder druk van Europese richtlijnen. Nochtans toonde de privatisering van Sabena tot welke sociale bloedbaden dit kan leiden, en de liberalisering van de energiesector doorprikte ook de mythe dat liberalisering automatisch leidt tot lagere prijzen. De regering trekt zich daar evenwel niets van aan. Bij het spoor wil het plan Move 2007 tegen datzelfde jaar één vierde van de bestaande arbeidsplaatsen wegsnijden, zijnde 10.000 jobs. De werkdruk zal dus stijgen en bijgevolg ook het gevaar voor ongevallen. De prijs van de tickets moet naar omhoog en het overheidsbedrijf zal omgevormd worden tot een holding met daaronder een spoorwegmaatschappij en een infrastructuurbeheerder. Privatisering is hiervan de eindconclusie en alle ontkenningen van de regering kunnen dit niet verbergen. Hetzelfde met de Post. Volgens de EU moeten de postdiensten volledig geliberaliseerd zijn tegen 2009. De overheid wil de Post nu al klaarstomen voor de concurrentie door de zogenaamde Georoute in te voeren. Daardoor is er minder personeel nodig. Via arbeidsintensivering worden kapitalistische normen binnengehaald in overheidsbedrijven zodat het privé-kapitaal deze markt beter kan inpalmen. De Georoute werd ook zeer strategisch ingevoerd, namelijk per regio, om het vakbondsverzet te verdelen en zo te breken. De vakbonden bij Post en NMBS hebben inderdaad wel verschillende acties en stakingen ondernomen, maar dit blijven schermutselingen en achterhoedegevechten zonder een plan van eengemaakte strijd.
In de voorhoede van de afbraak van de welvaartsstaat zitten de ‘socialistische excellenties’ Frank Vandenbroucke en Johan Vande Lanotte. Begin 2004 stelden zij al dat er dit jaar ‘knopen doorgehakt moeten worden’ in verband met de sociale zekerheid. Als goede strategen wisten ze dat dit moeilijk zou zijn voor de politieke en de sociale verkiezingen. Wat ze in hun nieuwjaarsbrief aan De Standaard voorstellen, vertelt hoezeer de top van de SP.a is ingepalmd door de belangen van het patronaat: activering van de werklozen, verlenging van de loopbaan, privatisering van de pensioenen (“Een gelukkige (sic!) minderheid voorziet vandaag al een aanvulling via de tweede pensioenpijler.”). In al zijn arrogantie zette Vandenbroucke alvast de dans in met een jacht op de werklozen (activering) en de invoering van dienstencheques. Langdurig werklozen zullen verplicht worden een job te vinden, ook al zijn er momenteel door de crisis veel te weinig jobs. Dat zal ertoe leiden dat zij werk aannemen tegen de laagste voorwaarden, wat als voornaamste effect heeft dat de arbeidsomstandigheden en verloning op heel de arbeidsmarkt ondergraven wordt, wat dan uiteindelijk weer resulteert in datgene waar heel onze samenleving rond draait: meer winst voor de bazen. Langs de ene kant moeten zij steeds minder bijdragen tot de sociale zekerheid (loonlastenverlaging) en daardoor wordt de sociale zekerheid onbetaalbaar. Een eenvoudig cijfer kan dit bewijzen: de regering schat het tekort in de sociale zekerheid voor dit jaar op 800 miljoen euro, evenveel als ze eind 2003 aan het patronaat beloofde in loonlastenverlagingen... Door deze cadeaus aan de bazen gaat de regering besparen in de kosten en ondermeer werklozen ‘activeren’, waardoor de bazen langs de andere kant goedkope werkkrachten krijgen toegeworpen. Zo is de cirkel rond, een vicieuze cirkel die resulteert in steeds slechtere omstandigheden voor de werkende mens.
Bij zijn sociale afbraak stootte Vandenbroucke echter keer op keer op verzet van de arbeidersbeweging, vooral het ACV-CSC (LBC in het bijzonder), de FGTB en de PS. Dit conflict werd, door de weerstand van de PS, onmiddellijk afgedaan als een conflict tussen ‘vooruitstrevende Vlamingen’ en ‘vastgeroeste Walen’, terwijl in werkelijkheid ook de Vlaamse vakbonden zich roerden. Om zich te ontdoen van de PS vertrok Vandenbroucke uit het federale niveau naar het Vlaamse niveau. Vanuit die positie wil hij zijn plannen verder zetten en hij schoot eind juni direct de hoofdvogel af: waarom de werkloosheidsuitkeringen niet gewoon splitsen? Met zijn voorstel van een Vlaams-Waalse splitsing van het budget voor de werkloosheidsuitkeringen, steekt hij de huidige staatshervorming zelfs langs rechts voorbij. Dat geeft al de trend aan voor de discussies die we in het najaar zullen zien over de sociale zekerheid, de vergrijzing, de pensioenen, het interprofessioneel akkoord enzovoort.
Het politieke jaar wordt echter ingezet door een nieuwe ronde in de staatshervorming. De logica daarvan is eigenlijk heel eenvoudig. De (Vlaamse) bourgeoisie legt bij monde van haar vertegenwoordigers een hoop eisen op tafel, zogenaamde ‘Vlaamse eisen’: splitsing van de werkloosheidsuitkeringen, splitsing van de NMBS, Vlaamse CAO’s, splitsing van de gezondheidszorg, meer bevoegdheden voor politie en justitie, meer fiscale en financiële autonomie. Gedurende enkele jaren was het zeer rustig rond de staatshervorming. De economie ging immers beter en de klassenpolarisatie was bijgevolg minder fel. Het is niet voor niets dat het communautaire gehakketak weer opkomt tijdens een periode van groeiende polarisatie tussen de klassen. In feite is dat een constante in de Belgische geschiedenis. De strategie van de rechterzijde komt er op neer van de PS pasmunt te vragen in ruil voor minder staatshervorming. De PS moet dus stoppen met dwarsliggen rond enkele heikele dossiers, ze moet toegevingen doen op sociaal vlak (neoliberale eisen aanvaarden) en haar achterban in de FGTB de mond snoeren. Bovendien wil de rechterzijde met de nieuwe ronde in de staatshervorming nu al de breuklijnen vastleggen om daarna het sociale offensief in te zetten. Tegen dat de onderhandelingen over een nieuw interprofessioneel akkoord beginnen, willen ze dat de Vlaamse arbeiders denken in termen van ‘de Walen zijn profiteurs en klootzakken’. Door de tegenstelling ‘Vlamingen-Walen’ in de hoofden van de mensen te drammen, proberen ze te vermijden dat er klassensolidariteit komt gebaseerd op de tegenstelling ‘arbeid-kapitaal’, ‘werkmensen tegen de bazen’.
Om de arbeidersbeweging en haar politieke uitdrukking in de PS op de knieën te krijgen, was de Vlaamse bourgeoisie bereid de paarse regering te ondergraven. Het afgelopen jaar heeft de Vlaamse pers uitentreuren herhaald dat Verhofstadt gedirigeerd wordt door Di Rupo, wat bijvoorbeeld sterk in de verf werd gezet bij het debat over het migrantenstemrecht. De Vlaamse (klein)burgerij verliest haar hoop in de liberalen en een groeiend deel opteert voor een hardere lijn. De VLD kreeg dan ook meer en meer aanvallen te verduren van die kant, wat zich vertaalde in de verkiezingen. Voor de werkende klasse verloor de federale regering aan geloofwaardigheid door de tegenstelling tussen haar beloftes en de realiteit van haar beleid. De ‘sociale’ ministerraad in Raversijde heeft daar niks aan kunnen veranderen. De nieuwheid van de paarse coalitie is eraf, werkende mensen ervaren in hun dagdagelijkse situatie dat heel de sociale retoriek van de liberalen en het gratisverhaal van de socialisten in werkelijkheid loze woorden zijn. Tegenover de belofte van 200.000 jobs stond het drama bij Ford. De fiscale amnestie zette veel kwaad bloed bij werkende mensen, die immers geen goeddoorvoede rekeningen in Luxemburg hebben. Beide kritieken, die van de (klein)burgerij en die van de werkende klasse, kwamen samen in een nederlaag voor de paarse partijen in Vlaanderen. Nochtans hebben beide kritieken een tegengestelde klasseninhoud. Momenteel is deze nog niet sterk gedifferentieerd omdat we slechts aan het begin staan van een periode van groeiende polarisatie. De zware neergang van de paarse regering, na de schitterende overwinning een jaar voordien, is in elk geval reeds een uitdrukking van die polarisatie. Zulke bruuske wendingen zijn inherent aan de huidige periode en weerspiegelen de dialectische beweging van haar tegenstellingen.
Franstalig België: loopgraven rond de PS
In Franstalig België liggen de kaarten anders dan in Vlaanderen. De liberale MR kreeg eveneens klappen in de regionale verkiezingen en boerde ten opzichte van de federale verkiezingen van 2003 met een kleine 4 procent achteruit tot 24 procent, een achteruitgang die echter helemaal niet vergelijkbaar is met de Vlaamse paarse partijen. De fiscale schandalen rond voormalig liberaal Brussels minister-president Ducarme hebben het imago van de MR aanzienlijke schade berokkend. Hun achteruitgang dienen we nochtans vooral te verklaren vanuit het succes van de PS, die als enige regeringspartij vooruitging en haar indrukwekkende resultaat van de federale verkiezingen nog deed stijgen naar 36,9 procent. De MR was eind jaren ’90 groot geworden door haar sociaal-liberalisme, gepropageerd door Louis Michel, op een moment van crisis in de PS. De partij van Di Rupo is er evenwel in geslaagd de mensen die verleid waren door dit sociaal-liberalisme terug te winnen door een linksere retoriek. De PS maakte van de gelegenheid gebruik om de MR uit de Waalse regering te trappen en in te ruilen voor de CDH, die na een lange tocht door de woestijn hun achteruitgang hebben gestopt. Door die zet verliest de MR negen ministerposten, wat volgens Trends (nr.37 p.56) neerkomt op een vijfhonderdtal kabinetsmedewerkers. Een crisis sluimert in de partij, wat zich uitdrukte in de machtsstrijd tussen Serge Kubla en Charles Michel, de zoon van Louis Michel. Die laatste wordt immers door de liberale rechterzijde (o.a. Kubla) verantwoordelijk gesteld voor de neergang “omdat het sociaal-liberalisme de MR onvoldoende herkenbaar maakt als liberale partij”. ‘Big Loulou’ zoekt daarom betere oorden op in de Europese Commissie, terwijl Didier Reynders de tweespalt binnen de partij tracht op te lossen door zelf het voorzitterschap op te eisen.
Hetzelfde geldt overigens voor Ecolo. Ook zij groeiden tijdens de jaren ’90 gestaag door de desillusie in de PS. Ecolo profileerde zich links van de socialisten en plukte de electorale vruchten van het rechtse beleid van de PS, zeker na de grote onderwijsbetogingen. De PS heeft door haar linkser imago evenwel dat verlies aan Ecolo kunnen goedmaken, waardoor de groenen electoraal bij de federale verkiezingen van 2003 nog maar een magere 7,5 procent haalden. In de regionale verkiezingen van juni konden ze dat niet echt goedmaken met hun score van 8,5 procent. De manoeuvres van de PS voor een pact met Ecolo en eenheid tussen links versterkte de socialisten.
De overwinning van de PS is echt opmerkelijk en heeft belangrijke nationale en federale implicaties. We kunnen hier zonder overdrijven spreken van een record. Nog nooit heeft in België een partij die zo lang aan de macht is (sinds 1987!) zo’n hoge score behaald. Met haar 37 procent nadert de PS zelfs haar historische score van 40 procent in 1985 (?). Dat resultaat behaalde ze echter op het hoogtepunt van de klassenstrijd – begin jaren ’80 was een van de hoogste toppen uit de geschiedenis van de Belgische arbeidersstrijd. Vandaag is er geen vergelijkbare klassenstrijd. De overwinning van de PS is wel een verdere indicatie van de opbouw van klassentegenstellingen in België. Er heerst veel onzekerheid en de Waalse arbeidersklasse voelt het gevaar van een groots neoliberaal offensief vanuit de Vlaamse rechterzijde. De stem voor de PS is dus een stem uit zelfverdediging. Natuurlijk kan de PS dit offensief niet tegenhouden op basis van haar huidige programma, het is dan ook de taak van de marxisten om dit uit te leggen en op te roepen voor strijd op basis van een echt socialistisch programma.
Toch is Di Rupo erin geslaagd zijn partij uit het moeras van de schandalen van de jaren ’90 te trekken, dat hen in 1999 nog maar 29,4 procent opleverde. Die heropleving heeft alles te maken met de linkse retoriek en het linkse imago van de Franstalige socialisten. Enkele uitspraken van Di Rupo kunnen dat bewijzen: “Het patronaat wil de koopkracht verminderen? Dat ze beginnen met het verminderen van hun inkomen!” “Het is voor de PS onaanvaardbaar dat mensen die voltijds werken niet meer dan 1.000 euro per maand verdienen.” (Le Soir 13/09/04) De voorzitter van de PS heeft al herhaaldelijk gesteld dat zijn partij de meest linkse socialistische partij van Europa is. Hij schuimt ook allerlei linkse internationale bijeenkomsten zoals de Sociale Fora af om daar te debatteren, iets wat je niet kan zeggen van bijvoorbeeld de Teletubbies. Bovendien zetten ze die linkse retoriek gedeeltelijk om in de praktijk. Minister Arena legde bijvoorbeeld het Copernicusplan voor de ambtenarij naast zich neer en Vandenbroucke kon zijn jacht op werklozen niet echt doordrukken in Wallonië door het njet van de PS. Natuurlijk zijn de Franstalige socialisten daarom nog geen echte socialisten, veel van hun retoriek is niet meer dan dat: woorden. Als minister van overheidsbedrijven heeft Di Rupo in de jaren ’90 bijvoorbeeld zelf actief meegewerkt aan de privatisering van onder andere Sabena. Dat houdt de arbeidersklasse nochtans niet tegen om massaal op de PS te stemmen uit zelfverdediging tegen de liberale aanval, een feit dat op zich alleen al de onderlinge concurrentie van alle extreem-linkse partijtjes voor een ‘nieuwe arbeiderspartij’ futiel maakt.
Even opmerkelijk is het historische succes van de PS in Brussel. Voor de eerste keer in de geschiedenis worden ze daar de grootste partij, opnieuw dankzij de linkse retoriek van ondermeer een Philippe Moureaux én dankzij de opening naar de migranten. Veel van de kandidaten en verkozenen op de PS-lijst waren mensen van migrantenorigine. De PS organiseerde ook verschillende activiteiten in solidariteit met Palestina, in schril contrast met de SP.a die zich in Antwerpen bijvoorbeeld niet tot zulke zaken verwaardigt. Wat ook opvalt is het stemgedrag van moslims. Volgens peilingen stemt de meerderheid van de gelovige moslims in Brussel voor de PS. Dat is een krachtig argument tegen mensen zoals die van de AEL die beweren dat je de Marokkaanse en Arabische gemeenschap moet organiseren langs religieuze lijnen.
Hergroepering van rechts in Vlaanderen
In tegenstelling tot Franstalig België is in Vlaanderen de rechterzijde aan zet. Op federaal niveau blijft de VLD de belangrijkste partij van de bourgeoisie, maar ze zijn zwaar gehavend uit de regionale verkiezingen gekomen. Bovenop de eerder genoemde algemene oorzaken waardoor paars afkalft, zijn er nog specifieke oorzaken voor de neergang. Het was al een tijd aan het rommelen in de partij van de premier: de boksmatch met Hugo Coveliers, het debat over het migrantenstemrecht en dat over de hoofddoeken, waar de Vlaamse liberalen tweemaal bakzeil moesten halen. Vooral het migrantenstemrecht was een symbooldossier voor de virulente rechterzijde binnen de VLD, aangewakkerd door het Vlaams Blok. Om die rechterzijde te vriend te houden, ging voorzitter De Gucht met zijn parlementair amendement in tegen de lijn van de liberale nummer één, Guy Verhofstadt. Het gevolg was een crisis binnen de partij, met uitlopers tot in de regering.
De fundamentele oorzaak van die crisis is opnieuw te vinden in de stijgende polarisatie. Ward Beysen – de Antwerpse liberaal met onmiskenbare Vlaams Blok-sympathieën die vorig jaar afsplitste van de VLD om het Liberaal Appel te vormen – is daarover zeer duidelijk: “De VLD wordt uiteengereten door het politieke conflict tussen haar linker- en haar rechtervleugel.” Om te kunnen regeren over België, moest de VLD wel naar het centrum opschuiven en trachtte ze zich om te vormen tot een brede volkspartij. Daardoor kregen de liberalen te kampen met dezelfde problemen als de oude CVP. Zolang economisch alles goed gaat, kunnen ze cadeaus uitdelen aan zowel arbeiders, middenstanders als het patronaat en de banken. Wanneer de crisis inzet, vraagt de heersende klasse en een deel van de middenklasse echter om de crisis af te wentelen op de rug van de werkende klasse. Vandaar het gemekker op de socialisten, bovenal de PS, die zo’n grootscheepse aanval op hun achterban afremmen. Verhofstadt & co beseffen maar al te goed wat een harde rechtse koers zou teweegbrengen. De socialisten zouden hun achterban niet langer in bedwang kunnen houden en binnen de kortste keren zou België overspoeld worden door betogingen en stakingen. Maar de liberale rechterzijde volgt Verhofstadt niet in die redenering. Voor hen is de paarse regering een rode regering met blauwe ministers die de pas van Di Rupo volgen. Hoewel de VLD op en top een partij van de bourgeoisie en de kleinburgerij is, wordt ze dus evengoed uiteengereten door de klassenlijnen die door onze samenleving lopen. Haar rechterzijde leunt steeds openlijker aan bij het Vlaams Blok. Het doorbreken van het cordon is zelfs een belangrijk thema in de strijd voor het voorzitterschap van de VLD, waar de rechterzijde koste wat het kost een tegenkandidaat naar voren wil schuiven. De partijleiding vreest dat ze bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 niet elke lokale liberaal zal kunnen tegenhouden van samenwerking met het Blok. Verdere crisis en mogelijk opsplitsing is het lot van de liberalen, zeker nu de VLD te weinig regeringsposten heeft kunnen uitdelen door haar slechte verkiezingsresultaten. Zoals een anoniem liberaal toppoliticus het uitdrukte in Knack (nr.29 p.22): “De VLD is gedoemd om te blijven krimpen.”
De CD&V lijkt op het eerste gezicht als overwinnaar tevoorschijn te komen. Leterme staat nu aan het hoofd van de Vlaamse regering op basis van de 26 procent die zijn kartel behaalde. Zij presenteren zich als het respectabele alternatief met decennia van beleidservaring. Dehaene was niet toevallig boegbeeld in de verkiezingen. De christen-democraten zijn inderdaad meer bestand tegen stormen dan de liberalen om de simpele reden dat ze veel diepere wortels hebben. Ze worden gedragen door een breed netwerk van verenigingen uit allerlei standen. Toch moeten we enkele kanttekeningen bij hun overwinning plaatsen. Die is namelijk helemaal niet zo eclatant als ze zelf doen uitschijnen. Begin dit jaar is de CD&V immers een kartel aangegaan met de N-VA. Als je de score van de N-VA aftrekt van de totale score van het kartel, dan zijn de christen-democraten amper gestegen. De algemene tendens blijft dus neerwaarts voor de christen-democratie in haar huidige vorm. Dat die tendens niet rechtlijnig verloopt, is normaal: de uitslag van de oppositie wordt mee bepaald door de daden van de regering.
De CD&V heeft echter de maatschappelijke evolutie niet mee. Haar bolwerken liggen op het conservatieve platteland. Het is geen toeval dat zoveel kopstukken van het ‘Vlaams Kartel’ uit het rurale West-Vlaanderen komen: Yves Leterme, Pieter De Crem, Hendrik Bogaert, Geert Bourgeois. Maar ook die regio ontsnapt niet aan de industrialisering en bijgevolg een veranderende mentaliteit die voor oubollige burgervaders geen respect heeft. Bovendien blijft de CD&V een onstabiel samengaan van verschillende klassen met tegengestelde belangen, die zeker op momenten van crisis de kop opsteken. De CD&V probeert haar samenstellende groepen krampachtig bij elkaar te houden, maar de polarisatie schrijdt langzaam voort. De afgelopen jaren stuurden de broers Van Rompuy de partij al rechts van het centrum weg en de alliantie met de N-VA bekrachtigde die trend. Dat zorgt voor wrevel in de christelijke arbeidersvleugel, het ACW. De CD&V probeert dit tegen te gaan door te ageren tegen de fiscale amnestie. Veel CD&V-boegbeelden (o.a. Dehaene, Leterme, Vervotte, Vandeurzen) zijn ook in het ACW getogen. Het valt nochtans ten zeerste te betwijfelen of overheidsposten voor de ACW-bureaucratie voldoende zullen zijn om de achterban onder de huidige omstandigheden in het gareel te houden. Door de crisis zal de CD&V immers mee het asociale beleid voeren. In de afgelopen periode, toen ze nog niet in de regering zat, kwam de partij zelfs al in aanvaringen met haar arbeidersvleugel over het cordon sanitaire, het migrantenstemrecht, het asielbeleid, het rechtse sociaal-economische programma en het kartel met de N-VA. Bert Peirsegale, nationaal secretaris van de Christelijke Mutualiteiten, haakte daardoor alvast af. Langs de andere kant wekte de stempel van het ACW op de samenstelling van de Vlaamse regering (ook hun stille steun voor Kris Peeters van Unizo tegen Van Rompuy) dan weer ongenoegen in het rechtse kamp op en ontlokte aan de broertjes Van Rompuy een oorlogsverklaring die mogelijk ook het werk in de Vlaamse regering kan verstoren. Ze manoeuvreerden al voor een rechtse kandidaat voor het CD&V-voorzitterschap tegen de ACW’er Vandeurzen, terwijl zulke zaken in normale tijden veel vlotter en met grotere consensus verlopen. Ook de christen-democraten ontsnappen dus niet aan de maatschappelijke polarisatie.
Opmars van extreem-rechts
Ondertussen broedt het Vlaams Blok langs extreem-rechtse kant verder haar plannen uit. Zij zijn onmiskenbaar de grote winnaars van de verkiezingen. Na al verschillende zwarte zondagen haalden ze nu hun grootste stijging ooit. In de maanden voor de verkiezingen kreeg het Blok een rode loper uitgerold. Verschillende van hun favoriete thema’s beheersten het politieke debat: het migrantenstemrecht, de hoofddoek, de communautaire kwestie rond Brussel-Halle-Vilvoorde. Het zogenaamde racismearrest tegen de vzw’s van het Blok presenteerde aan het Blok op een gouden dienblad een campagne rond ‘vrije meningsuiting’. Alle strategieën van de reformisten en de bourgeoisie (cordon sanitaire, gerecht, multiculturele samenleving enzovoort) hebben extreem-rechts verre van verzwakt, integendeel. Aan de kern van hun succes, met name de maatschappelijke malaise, wordt immers niet geraakt. De linkerzijde blijft totaal in gebreke door geen antwoord te formuleren gebaseerd op de klassenstrijd. Ze komen niet verder dan de morele verwerping van het Blok.
Wij hameren erop dat het gevaar van extreem-rechts niet op een moralistische en individualistische manier benaderd mag worden. Met een kijvend vingertje en “iedereen die op het Blok stemt, is verzuurd” bereik je niets. Het komt erop aan te begrijpen vanwaar het probleem komt. Het succes van extreem-rechts is een uitdrukking van de maatschappelijke malaise én de polarisatie. Het is dus die malaise die we moeten bevechten op basis van een onafhankelijk programma van de arbeidersbeweging. Natuurlijk willen het patronaat en het establishment niet dat de werkende klasse inziet dat de grote problemen in onze samenleving voortkomen uit het systeem dat ze verdedigen, het kapitalisme. Daarom willen ze ons doen geloven dat het ‘de anderen’ zijn, de ‘migranten’ en de ‘Walen’. Het is de taak van de arbeidersorganisaties en in het bijzonder van de marxisten om te laten zien dat dit een valse tegenstelling is die de werkende mens geen stap vooruit brengt, maar wel achteruit omdat ze ons tegen elkaar opzetten, tegen mensen van dezelfde klassen. De echte tegenstelling is die van ‘wij, arbeiders en bedienden’ tegen ‘zij, de industriëlen en bankiers’. De recente studie van Fabian Defraine over racismebestrijding door de voormalige ABVV-delegatie van de Forges de Clabecq beschrijft hoe die benadering de fundamenten legt voor een sterke eengemaakte strijd tegen de aanvallen van het patronaat en het establishment.
Ook Franstalig België is niet immuun voor de uiterst rechtse kanker. Het Front National verdubbelde zijn score ten opzichte van 1999 tot 8 procent. In verschillende steden van Henegouwen haalt het FN meer dan 10 procent en in Charleroi zelfs 16,8 procent, wat hen daar de tweede grootste partij maakt. Dat terwijl het FN in Wallonië eigenlijk niet meer is dan een spookpartij, zonder serieuze partijorganisatie, zonder bekende kopstukken en met amper aandacht van de media. Zoals te voorspellen is, scoort het FN in de verkommerde arbeiderswijken van Le Centre (de oude industriële regio tussen Charleroi en Bergen) en Luik. Het is daar dat de maatschappelijke malaise zich het sterkst uitdrukt (werkloosheid, criminaliteit, uitzichtloosheid enzovoort) en arbeiders in de richting van extreem-rechts duwt, doordat links deze verarmde laag al jaren in de kou laat staan.
Hoewel het Blok keer op keer wint, hebben ze dit totnogtoe niet kunnen omzetten in directe deelname aan het beleid. Ze bevolken echter wel in toenemende mate allerlei parlementaire commissies, raden van bestuur, adviesraden en instellingen. Zo infiltreren ze het staatsapparaat en kunnen ze hun stempel op het beleid drukken. Door een stijgend aantal posten kunnen ze ook hun mensen tevreden stellen voor het gedane werk. Toch leeft er frustratie over het uitblijven van echte regeringsdeelname. Dat zorgt voor interne spanningen zoals bijvoorbeeld weerspiegeld wordt in de confrontatie tussen Paul Beliën, echtgenoot van Blok-politica Alexandra Colen, en Filip Dewinter. Een deel van de partij ziet de harde lijn van Dewinter als een obstakel naar aanvaarding door andere rechtse partijen. De partijleiding wil echter geen breuk met hun trouwe extreem-rechtse achterban en daarom evolueren ze op een doordachte manier naar een ‘respectabele’ rechtse partij. Door nieuwe kiezers aan te trekken via verruimingskandidaten (Morel, Verstrepen) tracht het Blok zichzelf incontournable te maken. Fascisten zoals Verreycken, Raes en Kielemoes worden zachtjes aan de kant geschoven omdat ze het imago van de partij schaden. De propaganda wordt ook toegankelijker voor meer mensen en straalt niet langer pure agressie uit (bv. bokshandschoen, bezem voor grote kuis) die zich richt op de frustraties in de binnensteden, wel wordt meer nadruk gelegd op het Vlaamse gezin (cfr. vrouw die het V-teken maakt). Naar aanleiding van het racismearrest kuisen ze het partijprogramma op om meer mensen te bereiken, maar vooral om het cordon te doorbreken. Dat zorgt voor botsingen van de partijleiding met haar harde extreem-rechtse zijde (bv. uitlatingen Filip De Man).
Het Blok moet uit haar isolatie breken, anders komt het in een diepe interne crisis, die nu al sluimert. De gemeenteraadsverkiezingen van 2006 zijn het uur van de waarheid. Dan moet de verbredingstrategie van de leiding tonen wat ze waard is. Ze bespelen constant de rechterzijde van de andere rechtse partijen, zoals duidelijk was bij hun campagne tegen het migrantenstemrecht. Toen slaagden ze erin verkozenen uit de VLD (parlementslid Claudine De Schepper), CD&V (parlementslid Johan Weyts) en N-VA (bestuurslid Matthias Storme) bij hun campagne te betrekken. Bij de VLD wordt de roep voor samenwerking met het Blok steeds luider, iets waar een toenemend aantal kopstukken (Dedecker, Coveliers, Anthuenis) openlijk voor uit komt.
Een groeiend deel van de Vlaamse KMO-burgerij verlangt, door haar ondergeschikte positie in het wereldkapitalisme en de loeiharde concurrentie, naar een sterke conservatieve partij, rechts van de huidige VLD en CD&V. Voor hen moet de arbeidersbeweging en haar uitdrukking in de PS dringend bedwongen worden. Daarom zien zij een oplossing in het Vlaams Blok, dat stormram kan spelen tegen de arbeidersbeweging. In een peiling van De Standaard en Trends na de verkiezingen zei 52 procent (!) van de Vlaamse bedrijfsleiders dat het Vlaams Blok deel moet uitmaken van de regering. De opsmukoperatie van de partij is erop gericht de ‘respectabele’ spreekbuis te zijn van deze fractie van de (klein)burgerij. Het Vlaams Blok wil met haar geplande naamsverandering (cfr. voorstellen: Vlaamse Liga, Vlaams Belang, Nieuwe Vlaamse Volkspartij) zelf uitdrukking geven aan die tendens naar een grote rechtse volkspartij, een soort ‘Forza Flandria’ naar analogie met de Italiaanse coalitie rond Berlusconi. Delen van CD&V, VLD en N-VA zullen op termijn opgaan in zo’n groot conservatief kartel.
Dit toont de futiliteit van het cordon sanitaire. Natuurlijk zijn wij niet tegen afspraken om niet samen te werken met het Vlaams Blok. De tegenstelling ‘democratische partijen’ tegen het Vlaams Blok creëert evenwel een vals veiligheidsgevoel. Voor de rechtse partijen is er immers helemaal niets absoluuts aan die afspraak, aangezien verschillende van hun kopstukken al hebben laten verstaan dat zij een samenwerking wel zien zitten. Anderzijds heeft links helemaal niet zulke afspraken nodig om niet met extreem-rechts samen te werken, ook Stevaert & co herhalen dit. Het onderscheid links-rechts is dan ook veel meer aan de orde dan het valse onderscheid ‘democratische partijen’ versus extreem-rechts. Het debat over het migrantenstemrecht bewees nog maar eens hoe dicht gewoon rechts en extreem-rechts bij elkaar liggen. In andere landen waar extreem-rechts in de regering werd opgenomen, gebruikten de grote rechtse partijen hen als alibi om een zeer asociaal beleid te voeren (bv. Oostenrijk en Nederland). De neergang van extreem-rechts (FPÖ en LPF) leidde daar tot een versterking van de gewone rechterzijde, die hetzelfde beleid doorzet. Als je tegen extreem-rechts bent, moet je dus ook tegen gewoon rechts zijn. Het gezwets over ‘de democratische partijen’ is een regelrechte valstrik.
Paars wankelt
De electorale sprong van extreem-rechts en het verlies van drie paarse partijen stelt de regering Verhofstadt II voor een immens moeilijke taak. Voor het eerst in de Belgische geschiedenis moet de staat regeren met verschillende coalities. Een coalitie van sociaal-democraten, liberalen en christen-democraten bestuurt Vlaanderen. Bovendien zitten de Vlaams-nationalisten ook mee aan tafel, als kartelpartner (N-VA en Spirit) en als overlopers uit de VU. In Wallonië regeren de socialisten samen met de christen-democraten. In Brussel delen alle partijen de lakens uit, behalve de MR en extreem-rechts. De federale regering is dan weer een samenwerking tussen sociaal-democraten en liberalen. Bijgevolg zitten liberalen en christen-democraten ergens in de oppositie, wat de stabiliteit van de constructie zeker niet bevordert. Zo is er al een vete tussen de MR en de PS omdat die laatste haar federale coalitiepartner uit de Waalse en Brusselse regering keilde. De Franstalige liberalen moeten zich dus waar maken op het federale niveau en voeren op regionaal niveau oppositie. Daarom zullen zij een harde positie innemen inzake communautaire dossiers, aangespoord door het FDF, en de PS voor de minste toegeving aan de schandpaal nagelen. De coalitie langs Vlaamse zijde wordt dan weer geleid door de CD&V, die samen met haar kartelpartner N-VA campagne voerde op basis van een sterk Vlaams programma. Zeker de N-VA moet haar flamingantisme nu in de praktijk omzetten, zoniet spat de partij direct uiteen. De splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde is nog maar een opwarmertje in vergelijking met de krachtmeting die zich daarna zal voordoen bij het zogenaamde Forum voor de staatshervorming en de eisen die de Vlaamse partijen op tafel gooien. Daarnaast zijn er ook de andere geschillen zoals DHL die de relaties tussen de diverse regeringen verzuren.
De federale regering is danig verzwakt en daarmee ook de positie van premier Verhofstadt, die bovendien op Europees niveau eveneens een koude douche kreeg toen hij naast het voorzitterschap van de Europese Commissie greep. De VLD vormt door haar centrale rol in de regering echter nog steeds de belangrijkste spreekbuis van de meerderheidsfractie van de Belgische bourgeoisie. Daarom zijn het ook juist de VLD-kopstukken die in de communautaire kwestie oproepen tot kalmte en mate. De Belgische bourgeoisie wil immers stabiliteit en is helemaal niet gebaat bij te veel spanningen die haar staatsbestel ondergraven. Ze waren er de afgelopen jaren net in geslaagd dit bestel opnieuw geloofwaardigheid te verlenen na de diepe institutionele crisis die volgde op de affaire Dutroux. De impact van de economische problemen en de polarisatie die daaruit volgt, brengen die restauratie in gevaar. Zelfs de koning moest onlangs weer onopvallend tussenkomen om de politici te waarschuwen voor de implicaties van hun spel, toen hij weigerde de nieuwe ministers in te zweren alvorens de stoelendans voor ministerposten volledig achter de rug was.
De communautaire kwestie is in laatste instantie terug te brengen tot een kwestie van centen. Leterme erkende dit in een interview met Knack (nr.31 p.18): “Het belang van de budgettaire factor voor de samenhang van het land wordt sterk onderschat. (...) Of het federaal stelsel werkbaar is, is minder een zaak van politieke meerderheden dan van goede financiële afspraken.” Onder het kapitalisme, een maatschappij die omwille van de winsten voortdurend schaarste creëert, heerst er een constante strijd voor de inzet van de schaarse middelen. Deze strijd ontspint zich zowel tussen de klassen (bv. meer loonlastenverlagingen tegenover meer geld voor de sociale zekerheid en onderwijs) als tussen de regio’s. De Vlaamse burgerij en hun uitdrukking in de Vlaamse partijen vechten bijvoorbeeld voor een groter deel van de koek met het Waalse en Brusselse gewest en het Belgische staatsapparaat. In België verschillen de politieke krachtsverhoudingen tussen de klassen echter ook nog tussen de regio’s, de PS is namelijk sterker en linkser dan de SP.a. De Vlaamse rechterzijde grijpt dit dankbaar aan om de sociale tegenstellingen te verpakken als communautaire tegenstellingen. Het is in die zin dat we ook uitspraken van Vlaamse politici moeten interpreteren, onder andere als Leterme in hetzelfde interview zegt dat “Vlaanderen bijna helemaal in zijn eentje voor het begrotingsevenwicht in dit land zorgt.”
De opeenvolgende staatshervormingen en de federalisering worden altijd voorgesteld als oplossing voor een einde aan de communautaire spanningen. Nochtans hebben ze het tegengestelde effect en worden de centrifugale krachten juist versterkt. De bourgeoisie gebruikt de nationale kwestie om de aandacht af te leiden van de sociale tegenstellingen tussen de klassen. Daarom is het geen toeval dat de huidige communautaire ronde de onderhandelingen tussen vakbonden en patronaat voorafgaat. De heersende klasse probeert ons nu al te conditioneren om te denken in termen van ‘Vlamingen tegen Walen’. Dat is echter meer koren op de molen van de agressieve Vlaamse kleinburgerij, het Vlaams-nationalisme en haar politieke vertaling in het Vlaams Blok. In plaats van de nationale kwestie op te lossen, voedt de bourgeoisie continu deze tegenstelling. Hoewel ze geen baat heeft bij het opbreken van België, leidt de logica van de staatshervorming uiteindelijk daar naartoe. De dialectische tegenstelling van het Belgische kapitaal heeft geleid tot de regionalisering met gewesten en gemeenschappen die het barsten van België moesten beletten. Nu stellen we vast dat het regionale opbod juist dit barsten bevordert.
Het is een zeer reële mogelijkheid dat de zwaar gehavende paarse coalitie niet langer de centrifugale dynamiek kan beheersen. Terwijl de VLD angstvallig de erosie tracht tegen te gaan, proberen SP.a en CD&V mekaar te overtreffen in het Vlaams-nationalistische opbod. De paarse regeringspartners PS en SP.a trokken ook verscheidene van hun kopstukken terug naar de regionale regeringen. Dat toont waar voor hen de prioriteiten liggen. Zij willen zich indekken tegen een mogelijke val van de regering Verhofstadt II. Als het communautaire overleg mislukt, dan zal in de eerste plaats die federale regering de rekening gepresenteerd krijgen. Alle partijen zijn echter beducht voor een nieuwe Zwarte Zondag, wanneer paars zou vallen. Dit kan hun opbod remmen. Wanneer paars toch zou vallen, kunnen ze ervoor opteren geen nieuwe verkiezingen uit te schrijven en de federale regering herschikken op basis van de resultaten van 2003, waarschijnlijk in een tripartite. Zo’n ‘regering van nationale eenheid’ zou de polarisatie proberen te bedwingen, maar uitmonden in het tegendeel. De steun van het Vlaamse patronaat voor een harde rechtse formatie zou toenemen. Evenmin is het gezegd dat een federale tripartite erin zou slagen de vakbonden in bedwang te houden via regeringsdeelname van christen- en sociaal-democraten.
Lees ook deel 1 over de economie en het patronale offensief.