De slagzin is zo oud als de straat en we begrijpen waarom: sinds de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht (dat pas na de tweede wereldoorlog ook het vrouwenstemrecht omvatte en nog altijd tot volle wasdom moet komen via de toekenning van stemrecht aan migranten), voelde het establishment zich bedreigd door de opkomst van het socialisme.
Alle middelen waren goed om de arbeidersmassa’s aan zich te binden en niet in het minst het verenigingsleven dat vooral door de katholieke zuil driftig werd uitgebouwd. Maar ook de socialisten lieten zich niet onbetuigd en bouwden een tegenzuil op. Die zuilen slingerden hun tentakels rond het onderwijs, de sport, de cultuur, de jeugdbewegingen, de vakbonden en alle mogelijke aspecten van het sociale leven. De zuilenwerking van zowel de katholieke arbeidersbeweging als van de sociaal-democratie was er niet op gericht de basis inspraak te geven maar om mensen aan zich te binden, ook met niet-politieke lokmiddelen en argumenten. Het sociale leven en de politiek werden op een betuttelende, verstikkende wijze met elkaar verbonden. “Geen politiek” was vaak een reactie van mensen die zich intuïtief tegen die betutteling verzetten.
Maar vanaf de jaren ’60-’70 vooral werden de mensen mondiger en kritischer. Naast en in de klassieke organisaties ontwikkelden zich contesterende bewegingen en organisaties die de maatschappij in vraag stelden. Wijkcomités, milieuactiegroepen, de vrouwenbeweging, de studentenbeweging, homo- en lesbiennegroepen, van de “klassieke” structuren onafhankelijk geworden arbeiderscomités zoals het Groot Arbeiderscomité in de Kempen, de Krukhaak in Antwerpen en vele anderen zagen het daglicht. Maar die organisaties waren doorgaans uitgesproken politiek. Progressief politiek bezig zijn was toen “bon ton”. Veel van deze initiatieven eindigden spijtig genoeg in een sectair, kleinlinks doodlopend straatje.
Tegelijk trachtte de rechterzijde weer vat te krijgen op de zaak. Zij speelde vooral de kaart van het individualisme. “Geen politiek” was een slogan van rechts. “Ik wil geen etiket op mij geplakt krijgen” hoorde je dan vaak van studenten die zich niet wilden engageren. Het zijn doorgaans diegenen die vandaag van boven tot onder volgeplakt lopen met de etiketten van het bedrijfsleven en de commercie. Anderzijds kan je dan ook weer begrip opbrengen voor die reactie vanwege de nefaste invloed van het sectaire gedram van maoïsten en andere stalinisten in die jaren.
De ontgoochelingen stapelden zich ter linkerzijde op eind jaren ’70 en vooral in de jaren ’80 toen het rechtse ideologische offensief volop aan de gang was, de yuppies welig tierden, Reagan aan de macht kwam in de USA, Thatcher in het Verenigd Koninkrijk en de Britse mijnwerkers op hun bek gingen. Even later viel de Muur en hoewel elke democratische socialist opgelucht was over het einde van de stalinistische dictaturen die als een smet op het socialistisch blazoen kleefden, kwam er weinig hoopvols voor in de plaats.
Wat er in het Westen in de plaats kwam, was een politiek systeem dat in de richting van het Amerikaanse stelsel begon te evolueren: verschillende partijen die behoudens enkele nuanceverschillen grosso modo hetzelfde zeggen. In België werken noch de rechterzijde noch de sociaal-democratie nog via de zuilen of in elk geval veel minder. Binnen de sociaal-democratie zijn er al jaren herstructureringen aan de gang die erop gericht zijn het gewicht van de basisorganisaties te verminderen, want die kunnen voor “ongelukken” zorgen. Zoals in de SP-afdeling Vilvoorde, die Tobback dan ook prompt opdoekte.
De “politiek” werkt nu via de massamedia. “Geen politiek” werd de slagzin van de verbitterden, de ontgoochelden, de talrijke mensen die het moe zijn te luisteren naar nuanceverschillen en voor het dagelijks leven niet-relevante meningsverschillen tussen partijen die even later zonder verpinken met elkaar in een coalitie treden.
Maar “geen politiek” is evengoed de slagzin geworden van een generatie van “activisten” die wel iets willen “doen” maar niet via de klassieke partijpolitieke kanalen. Antiracistische bewegingen, wijkcomités (die nu véél braver zijn dan 20 jaar gelden). Het is nu bon ton om deel uit te maken van een “beweging” en niet van een partij. Politiek is iets vies. Nadat de politiek verbannen werd uit de scholen, de vakbonden, de openbare markten en gebouwen, de bedrijven en het verenigingsleven, mag politiek nu ook niet meer op betogingen en manifestaties, zelfs al zijn deze gericht tegen een bepaalde politieke partij zoals het Vlaams Blok. Op 30 september gingen we in Antwerpen “het tij keren” maar politiek was uit den boze. Begrijpe wie kan. Als kroon op het werk - en het is wellicht ook de apotheose van het apolitisme en het begin van de terugkeer van de politiek - wordt politiek nu verbannen uit... politieke congressen. “We gaan het vandaag eens niet over politiek hebben” kondigde Carl Huybrechts luchtig aan bij de opening van het SP-verkiezingscongres in Antwerpen op 2 september. En zo geschiedde. Ook op het Internet waren we getuige van politieke chatkanalen waar mensen zich kwamen ergeren over al dat “politieke geleuter”.
De politiek heeft zich nu teruggetrokken aan de cafétoog - waar de anekdotepolitiek van het Vlaams Blok de boventoon voert - en de spel- en praatprogramma’s, het werkterrein van de onelinerspecialisten. Echt democratisch is deze evolutie natuurlijk niet, maar dat is bij de talloze beroepsdemocraten die overal ten strijde trekken tegen een politiek blad, een affiche of een pamflet natuurlijk nog niet doorgedrongen.
Tegelijk kondigt het vogelvrij verklaren van het aan de basis politiek actief zijn natuurlijk de terugkeer aan van de progressieve, uitgesproken socialistische politiek. Want niks is zo prikkelend en aantrekkelijk voor nieuwe en kritische generaties jongeren als iets dat niet mag...