Deze bijeenkomst, waaraan een tweehonderd mensen deelnamen, had niet alleen als bedoeling om te informeren over de sociale situatie in de landen die het meest getroffen worden door de Europese soberheidspolitiek, maar vooral om onder strijdbare militanten van gedachten te wisselen over strategie: hoe het offensief van de Europese Unie tegen de werkende bevolking tot staan brengen? welke prioriteiten? welke samenwerkingsverbanden ?
Dit is precies de problematiek waarrond de organiserende Actiecomités nu sinds bijna twee jaar experimenteren. Deze experimenten gebeuren niet in het wilde weg. Ze gaan uit van de overtuiging dat de georganiseerde arbeidersbeweging een sleutelpositie inneemt om tot een geslaagd tegenoffensief te komen. Een groot deel van de leden van de Actiecomités zijn dan ook actief in een vakbond, en het is om dezelfde reden dat als sprekers vakbondsmilitanten werden uitgenodigd. Dit neemt niet weg dat ook andere sociale krachten een belangrijke rol kunnen en zullen spelen; denk aan de Indignados, de andersglobalisten, politieke organisaties en sociale bewegingen. Maar de Europese Unie (EU) heeft de oorlog verklaard aan de Europese bevolking; onder dergelijke omstandigheden moet er strategisch gehandeld worden, moeten er prioriteiten vastgelegd worden, moet er een actieplan opgesteld worden waar op termijn steeds meer krachten hun plaats in vinden. Wie terugblikt in de geschiedenis stelt vast dat de georganiseerde arbeidersbeweging essentieel was bij elke belangrijke sociale verovering, zij het het algemeen stemrecht, de achturendag, de vernietiging van het fascisme of de sociale zekerheid…
Als vakbonden de oplossing zijn om het tij te doen keren in Europa, zijn ze momenteel ook het probleem. Daarover waren de ervaringen van de buitenlandse sprekers opmerkelijk gelijklopend met die van de Belgische Actiecomités. Binnen de bonden vindt men heel veel strijdbare militanten, en een stijgend bewustzijn van de ernst van de situatie. Er zijn ook syndicale leiders, tot op het hoogste niveau, die het (on-)mogelijke doen om tot een werkelijk tegenoffensief te komen; de interventies van Nico Cué en Felipe Van Keirsbilck waren daar een duidelijk bewijs van. Maar of het nu in België, Spanje, Italië of Griekenland is, de vakbondsleidingen nemen niet de initiatieven die nodig zijn om de strijd te winnen. Felipe Van Keirsbilck verwees in zijn speech uitdrukkelijk naar het motto van de meeting: strijden om te winnen. Niet om stoom af te laten, niet om te doen alsof men strijdt …
Bij de kritieken van de buitenlandse sprekers kwam het Europees Vakverbond zelfs nauwelijks ter sprake (alhoewel dit theoretisch de voor de hand liggende organisatie is om op Europese schaal te ageren), zo ver verwijderd is het EVV van het leven van de actieve vakbondsmilitant. En zolang de Spaanse UGT en CCOO, het Italiaanse CGIL , onze eigen Belgische bonden (toch nog altijd onder de sterkste in Europa!) niet werkelijk alle hens aan dek roepen, moet men zeker niet verwachten dat het EVV dit zou doen.
De buitenlandse sprekers gaven ook hun visie over de redenen van het remmend gedrag van hun bonden. Paolo Brini wees op de nefaste invloed die de sociaal-democratie uitoefent op heel wat vakbonden in Europa. Hij pleitte dan ook voor een ideologische herbronning, zoniet dreigen figuren als de komiek Grillo het boegbeeld van het protest te worden. Javier Alcolea hekelde de onderhandelingsobsessie van UGT en CCOO, onderhandelingen die zonder het uitbouwen van krachtsverhoudingen alleen maar leiden tot steeds meer toegevingen en de ongeloofwaardigheid van de vakbond zelf. Antonis Draganigos schetste de soms harde strijd die door Griekse syndicalisten in zeer moeilijke omstandigheden binnen een bedrijf wordt geleverd; maar dergelijke strijd blijft geïsoleerd en er wordt door de vakbondsleiding weinig ondernomen om tot coördinatie te komen op een hoger niveau.
De meeting werd echter geen weeklacht van machteloosheid, geen steriele aanklacht aan het adres van de syndicale leidingen als dekmantel voor immobilisme. Vooral het Spaans verhaal bracht interessante pistes om uit de impasse te geraken. De Europees opgelegde bezuinigingspolitiek in Spanje leidde, net zoals in Griekenland en Portugal, tot een ware ontmanteling van de gezondheidszorg en het onderwijs. Als reactie daarop ontstond vanuit het ziekenhuispersoneel een brede verzetsbeweging, gekend onder de naam ‘de witte golf’ (marea blanca). En in het onderwijs kwam er iets gelijkaardigs op gang, ‘ de groene golf’ (marea verde) zo genoemd naar de groene T-shirts die de actievoerders dragen. De ‘groene golf’ heeft niet alleen een syndicale dimensie rond de directe belangen van het onderwijzend personeel, maar richt zich ook naar de ouders en de leerlingen, die slachtoffer zijn van het steeds meer ondermaatse onderwijs. De activisten van de ‘ groene golf” organiseren zich in asambleas, op het niveau van de onderwijsinstelling, en sturen van daaruit afgevaardigden naar een assemblee op het hoger niveau van de zone, en van daaruit naar een overkoepelende assemblee. De afgevaardigden worden verkozen, maar hun mandaat is op elk ogenblik herroepbaar. Dat bevordert niet alleen het democratisch functioneren, maar ook de efficiëntie. Om initiatieven te nemen moeten de afgevaardigden immers niet steeds uitgebreid de achterban raadplegen; ze krijgen hun mandaat om de zaak vooruit te helpen en genieten daarbij over een zekere autonomie. Maar zodra de assemblee zich niet meer terugvindt in zijn vertegenwoordigers, kan het mandaat herroepen worden. Er wordt ook gezorgd voor een evenwicht tussen syndicale en niet-syndicale vertegenwoordigers.
Ondertussen blijft de vraag hoe strijdbare sociale en syndicale militanten een Europees tegenoffensief kunnen op gang brengen. “De beste Europese internationale solidariteit”, zei Antonis Draganigos, “is in eigen land de strijd voeren tegen het soberheidsbeleid.” Het was inderdaad in deze geest dat de Actiecomités twee Belgische strijdsyndicalisten van formaat uitnodigden, Philippe Dubois van het spoor en Gaby Colebunders van het sluitende Ford-Genk. Philippe Dubois schetste hoe een socialistisch minister (le sinistre Magnette) het Belgisch instrument was van de Europese privatiseringsdrang. Gaby Colebunders bracht een krachtig pleidooi voor verzet (met passie door Erik Demeester uit het Nederlands vertaald voor het hoofdzakelijk franstalig publiek).
En toch, al is het voeren van de strijd binnen de eigen grenzen het begin van een tegenoffensief, we moeten blijven zoeken naar strategieën om op Europese schaal te ageren tegen het privatiseren van openbare diensten, tegen de vrijheid van multinationals als Ford of Arcelor-Mittal om hun winstcijfers te optimaliseren door te sluiten, te delocaliseren en fiscaal te ‘shoppen’.
De Actiecomités tegen de soberheidspolitiek in Europa/Comités Action contre l’austérité en Europe hebben niet zomaar een oppeppende meeting georganiseerd, maar een werkelijke gedachtenwisseling tussen geëngageerde militanten uit diverse windstreken, met als bedoeling te strijden om te winnen. Het publiek bleef tot het laatste ogenblik van de meer dan vier uur durende meeting aandachtig, en de discussie met de zaal moest wegens de tijdsdruk afgerond worden. Is het niet merkwaardig dat dit het eerste dergelijk initiatief in België is sinds de eurocrisis uitbrak in 2010?
Ten slotte geven we nog enkele doorverwijzingen naar de samengevatte speeches.
De zieke Duitse spreekster Maria Clara Roque bezorgde een tekst (in het Engels) over de toestand in de Duitse vakbonden; u kunt die hier nalezen.
Antonis Draganigos: De crisis is globaal, en niet zomaar een “Grieks drama“. U kunt zijn uiteenzetting hier nalezen (in het Engels)
Paolo Brini: Men moet durven in vraag stellen dat het doel van de productie de winst voor een handvol rijken is, terwijl de productie het welzijn van de collectiviteit zou moeten dienen. Hier zijn speech.
Javier Alcolea: Nieuwe organisatievormen zijn ontstaan als antwoord op het ineenstuiken van de PSOE, op de zwakke reactie van de traditionele vakbonden, en op de aanvallen van de regering. Hier meer daarover.