Op 24 juni ll. publiceerde ons Britse zusterblad, Socialist Appeal, een zeer interessant economisch artikel op haar website www.marxist.com onder de titel "Beware Jack Frost! Big Freeze Coming for the World Economy". Het is belangrijk in te zien dat dit artikel reeds drie maanden geleden werd geschreven, maar niets van zijn actualiteit heeft ingeboet. In juni floreerde de Amerikaanse economie als nooit tevoren, was er nog niet echt sprake van recessie in Latijns-Amerika en zeker niet van de ineenstorting van de Russische economie en een nieuwe Wall Street crash. Maar ondanks de steeds somberder wordende berichten over het verre Azië, het verre Zuid-Amerika en het iets dichtere Rusland, blijven de burgerlijke economen "geloven" dat de crisis het rijke Westen (op Japan na) zal sparen. In De Standaard van 2 september verklaart Peter Vanden Houte, econoom bij de BBL, dat de recente ontwikkelingen weliswaar iets gaan afpitsen van de groei, vooral in de VS, maar dat de schade beperkt zal blijven. Er is dus geen sprake van een recessie. Peter Praet, hoofdeconoom bij de Generale Bank is pessimistischer. Hij vreest de gevolgen van de huidige crisis. "Niet wat vandaag gebeurt is belangrijk, wel wat in 1999 en 2000 zal gebeuren (...) De eerste fase van de crisis is voorbij. Nu begint de tweede fase, de Wall Street-fase." (DS, 2/9/98)
Daar waar burgerlijke economen het zelfs moeilijk hebben met het herkennen van en crisis als deze zich voor hun neus begint te ontrollen, kunnen marxisten op basis van een analyse een crisis lang op voorhand zien afkomen. Hoe diep ze zal zijn en wanneer precies ze zal uitbreken is onmogelijk te voorspellen. Er zijn nu eenmaal teveel onbekende parameters in de economische vergelijking. Maar dat ze zal komen en waarom kan wel worden "voorspeld". En onderstaand artikel legt in duidelijke en eenvoudige termen uit waarom.
Gedurfde voorspelling
Hier is een voorspelling: de economie van de Verenigde Staten stevent af op een vrije val. Tegen het einde van het jaar zal deze realiteit duidelijk worden, eens het rookgordijn van jubelende aandelenmarkten en overmoedige big business is opgetrokken. Sinds 1945 zijn alle wereldrecessies begonnen in de VS en ook deze keer zal geen uitzondering vormen. Ondertussen begint Europa pas op dreef te geraken. De nieuwe groei is echter geen lang leven beschoren. De vrieskou van de Amerikaanse recessie zal spoedig ook de economie in de EU afkoelen. Ondertussen liggen Japan en heel Azië al onder het ijs. Voor het einde van het millennium zal de hele wereld versteend zijn van de kou.
Geen vuiltje aan de lucht?
Voorlopig is er nog geen koudefront te bespeuren aan de horizon van de VS-economie. Integendeel, het ziet er eerder naar uit dat er een hete zomer voor de deur staat. Vorige maand rapporteerde de Amerikaanse regering dat de economie groeide met 4 procent per jaar, zelfs na het in rekening brengen van de inflatie. De prijzen in de winkels stegen slechts met 2 procent per jaar en bij het verlaten van de fabriekspoorten gingen ze zelfs in dalende lijn! De officiële werkloosheid bedroeg slechts 4,3 procent. Het aantal mensen dat langer dan een half jaar zonder werk zat was gedaald tot 900.000, 50 procent minder dan drie jaar geleden. Met lage, stabiele rentevoeten heeft de woningbouw recordhoogten bereikt, ten minste wat de jaren negentig betreft. Wanneer er een optelsom wordt gemaakt van de lonen, het aantal gewerkte uren en de arbeidsplaatsen, groeit het gemiddeld inkomen van de Amerikaanse werkende klasse met 4 procent, zelfs na aftrek van de inflatie. President Bill Clinton herhaalde de woorden van Harold Macmillan, de conservatieve Britse eerste minister uit de goede jaren vijftig, die toen aan de Britse werkende klasse zei: "Jullie hebben het nog nooit zo goed gehad!" Het goede nieuws werd geïllustreerd door een enorme stijging van de consumptie. Natuurlijk heeft het grote idool van het Amerikaans kapitalisme, de aandelenmarkt, hierop gereageerd met een enorme "boom". In de VS zijn de aandelenkoersen op twee jaar tijd met 50 procent gestegen, een nooit gezien fenomeen sinds... de jaren '20.
Jubelende beurzen
En hier wringt nu net het schoentje. De euforie waarin het Amerikaanse kapitalisme wentelt werd voor het laatst gezien zeventig jaar geleden. Het is zoals mijn Schotse oma altijd stelde: "let op mijn woorden, het zal allemaal eindigen in tranen". Wanneer de Britse middenklassen keuvelen tijdens hun chique dineetjes, is het vaste gespreksonderwerp in tegenstelling tot wat ze beweren nooit cultuur (theater, opera of goede literatuur), maar geld, en meer bepaald de waarde van hun huizen. Neemt de waarde van hun investering in vastgoed nog wel toe? In de VS daarentegen gaat dit soort gebabbel niet langer over woningprijzen, maar over beurskoersen: "Hoe doen mijn aandelen het?" Iedere zichzelf respecterende Amerikaan die geld verdient en iets kan opzijleggen gokt op de aandelenmarkt, vooral door spaargeld te investeren in persoonlijke pensioenrekeningen (vergelijkbaar met pensioensparen in België - n.v.d.r.). Dit geld wordt vervolgens doorgesluisd naar een belegger, die het investeert in wat bekend staat als beleggingsfondsen met open kapitalisatie (mutual funds). De geldstroom naar deze beleggingsfondsen is dermate toegenomen dat, voor de eerste maal in de Amerikaanse geschiedenis, ze meer spaargelden beheren dan alle Amerikaanse banken samen.
De Amerikaanse middenklasse speelt hoog spel met haar spaargeld voor de oude dag. Ongeveer veertig procent van het financiële vermogen (d.w.z. vermogen buiten de woning die ze bezitten) van de gemiddelde Amerikaanse huishoudens wordt nu geïnvesteerd in Wall Street. Tot nu toe was het een goudmijn! De Dow Jones, de belangrijkste aandelenindex, stond achttien maanden geleden nog onder de 7.000 punten. Begin 1998 werd de 9.400 bereikt. Sommige kleine investeerders in Arizona waren zo enthousiast dat ze een club vormden, de "10.000 club", die een viering plande wanneer de Dow Jones dit cijfer zou bereiken tegen kerstmis 1998. Dat hoopten ze ten minste. Deze hebzuchtige droom begint echter om te slaan in een nachtmerrie. De Dow Jones stijgt niet langer. In de laatste maanden is er zelfs sprake van een terugval tot 8.700. Niet meteen rampzalig, maar toch maakt het schip water. Ondertussen wordt steeds meer geld in de markt gegoten, maar elke geldstroom lijkt minder en minder effect te hebben op de prijzen van de aandelenmarkt. Wat is er aan het gebeuren?
Bloeiende economie
Onder de zonnige buitenkant van het Amerikaanse kapitalisme is de oude mol van de kapitalistische cyclus zich opnieuw een weg aan het banen en wordt de oppervlakkige sterkte van de economie ondermijnd. De opgang van de jaren '90 was gebaseerd op drie sleutelfactoren: een sterke stijging van de winstvoet, lage interestvoeten en een sterk toenemende wereldhandel.
In de afgelopen vier jaar bleven de winsten jaarlijks met 15 tot 20 procent stijgen. De winstvoet heeft nu een niveau bereikt die niet meer gezien is sedert de jaren '60. Deze winstexplosie was gebaseerd op drie factoren. Ten eerste is de dollar jarenlang nooit sterker geweest. Sinds april 1995 is de waarde van de dollar tegenover de Japanse yen en de Duitse mark voortdurend gestegen. Dit heeft als resultaat dat de kosten voor het importeren van halfgeleiders, chips, computers, elektronica, olie en een hele reeks basisproducten voor zowel de industrie als de huishoudens gedaald zijn. Dit heeft de productiekosten van de industrie laag gehouden.
Het heeft de Amerikaanse arbeidersklasse bovendien gedwongen lagere loonstijgingen te aanvaarden. Terwijl tot heel recent de reële lonen voor de gemiddelde werker amper stegen, schoot de productiviteit als een raket de hoogte in. De hoge werkloosheid van de vroege jaren '90 maakte het de werkgevers mogelijk om de werkers naar hun pijpen te laten dansen. "Downsizing" van het aantal arbeidsplaatsen ging gepaard met het vervangen van werkers door machines, meer bepaald via toepassing van de nieuwe informatietechnologie. De investeringen in deze technologische hardware stegen met 220 miljard dollar per jaar.
Het resultaat was dat de algemene investeringen (wat Marx het constant kapitaal noemde) jaarlijks met 8,5 procent omhoog schoten, wat sinds de jaren '60 niet meer gezien was. Maar omdat de prijs van elke eenheid nieuwe technologie bleef dalen, steeg de algemene kost van het constant kapitaal niet zo snel als de arbeidskost (variabel kapitaal). Uiteindelijk was het resultaat dat de organische samenstelling van het kapitaal (de kosten van machines in verhouding tot arbeid) daalde en de winstvoet steeg.
De angst voor jobverlies had een neerwaarts effect op de lonen. Bovendien werden arbeiders en bedienden gedwongen langer en harder te werken. In 1973 bedroeg de arbeidsduur van de gemiddelde Amerikaanse arbeider 41 uur per week. Vandaag werkt hij of zij gemiddeld bijna 51 uur per week! De Amerikaanse werker is een slaaf van zijn of haar computer. Het is dan ook geen wonder dat de arbeidskosten per producteenheid daalden en de winsten stegen.
Tijdens de grote recessie van 1990-92 doofde de inflatie uit en dit bleef zo in het midden van de jaren '90 wegens de sterke dollar en de lage arbeidskosten. Hierdoor konden de banken de interestvoeten laag houden en toch nog een vette winst opstrijken. Lage interestvoeten spelen steeds in het voordeel van industriële kapitalisten die arbeiders tewerkstellen en echte producten maken die mensen kunnen gebruiken. Als er goedkoop kan geleend worden zullen kapitalisten investeren.
Meerwaarde
Terwijl het financiekapitaal een kleiner deel van de totale meerwaarde die door de Amerikaanse werkers werd geproduceerd tot zich nam, bouwden de grote Amerikaanse bedrijven een enorme stapel cash op om te investeren of andere bedrijven mee op te kopen. Nooit eerder werden zoveel overnames genoteerd, wat een schitterende illustratie is van de concentratie van het kapitaal waar Marx het over had. De wereldhandel bleef in de jaren negentig sterk toenemen. Deze groei bedroeg gemiddeld 6 tot 8 procent per jaar. Het belangrijkste aspect van deze evolutie was dat de Amerikaanse kapitalisten hun hegemonie over de wereldmarkt herstelden dankzij hun superieure technologie die de kosten drukte en de stagnatie in Europa (tot vrij recent) en Japan. De Amerikaanse industrie vergaarde inmiddels superwinsten door de exploitatie in het buitenland, terwijl de Mexicaanse crisis van 1995 en de ineenstorting van het Aziatisch "mirakel" in 1997 de almacht van het Amerikaanse kapitalisme schenen te bevestigen.
Maar er is een einde gekomen aan de pijlsnelle opgang van de aandelenmarkt omdat de eerste tekenen van het einde van de Amerikaanse "boom" duidelijk worden. De traditionele kapitalistische cyclus verloopt als volgt. Aanvankelijk, net na de recessie, is er een overaanbod aan goedkope arbeid. Veel kapitalistische concurrenten werden door de recessie geëlimineerd, waardoor de overblijvende kapitalisten snelle winsten kunnen realiseren. Dit versterkt de groei. De interestvoet is laag, dus beginnen kapitalisten te lenen om te investeren. De groei versnelt en heeft als gevolg dat er een toename is van arbeidsplaatsen. Door de stijgende lonen wordt de consumptie aangezwengeld. Nu is de "boom" echt vertrokken.
Na verloop van tijd beginnen de kapitalisten echter te overinvesteren, terwijl de productiviteit vertraagt door de verminderende opbrengsten van elke nieuwe investering. Ondertussen beginnen de lonen sterker te stijgen omdat het overschot op de arbeidsmarkt (wat Marx het reserveleger van arbeid noemde) opraakt. De winsten beginnen vervolgens te dalen. De inflatie steekt de kop op en in haar kielzog stijgen de intrestvoeten. De kapitalisten hebben zich overtild. Ze beginnen hun investeringen terug te schroeven. De productie vertraagt en begint plots scherp te dalen. Arbeiders worden ontslagen, de consumptie stopt en de productiecrisis begint.
Eerste tekenen
De eerste tekenen van het laatste stadium van de opgaande cyclus worden nu zichtbaar. De voorraden onverkochte goederen beginnen zich op te stapelen in de fabrieken. Het niveau van onverkochte goederen heeft in het eerste kwartaal van dit jaar een waarde van 77 miljard dollar bereikt, terwijl het in het laatste kwartaal van 1997 slechts 65 miljard dollar bedroeg. Geschat wordt dat het nu 100 miljard dollar bedraagt. Dit heeft als gevolg dat de groei van de "output" van de industrie is vertraagd tot slechts 2 procent, vergeleken met 4 procent in maart 1997. Deze groei zal volledig stilvallen in de zomer.
Bovendien beginnen de winsten de nijptang te voelen. In het eerste kwartaal van 1998 lagen de inkomsten van de grootste 500 bedrijven van de VS 2,4 procent lager dan in dezelfde periode vorig jaar. En de daling versnelt. Bovendien komt de wereldhandel de Amerikaanse industrie niet langer te hulp. De Aziatische crisis heeft de zaken bemoeilijkt. De groei in het Amerikaanse exportvolume bedroeg nog 10 procent in 1997. Nu is er sprake van een regelrechte neergang. Het tekort op de betalingsbalans tussen de VS en de rest van de wereld neemt toe. Het tekort aan arbeid zou normaal de prijzen en interestvoeten de hoogte moeten injagen, maar de lage prijzen van vooral olie en andere grondstoffen op de wereldmarkt, veroorzaakt door de Aziatische ineenstorting, houdt de productieprijzen redelijk. Dit buiten beschouwing gelaten is het duidelijk dat de "boom" bijna voorbij is.
Zoals de nacht volgt op de dag kunnen dalende winsten en groeivertraging enkel tot gevolg hebben dat de aandelenkoersen in elkaar zullen storten. De markt in de VS heeft het nog even kunnen volhouden op basis van de euforie. Net als in de jaren '20 heeft rationele berekening plaats gemaakt voor het blinde geloof dat de markt enkel kan blijven stijgen. Een recente peiling bij Amerikaanse investeerders toonde aan dat ze verwachten dat de waarde van hun aandelen jaarlijks met 20 procent zal stijgen. Het gemiddelde in de afgelopen 100 jaar was slechts 5 procent! De vooruitzichten voor de toename van de winsten bedragen maar 3 procent.
Totnogtoe zijn deze magere cijfers nog niet opgedoken in de resultaten van de meeste Amerikaanse bedrijven. De winsten werden kunstmatig hoog gehouden door het leeghalen van pensioenfondsen, het snijden in de patronale bijdragen aan de pensioenfondsen en door het betalen van lonen in aandelenopties eerder dan in geld, zodat het niet zichtbaar is in de winst- en verliesrekening. En de regering heeft een dienst bewezen door de belastingen te verminderen. Deze trucjes kunnen echter niet veel langer worden volgehouden. Uiteindelijk zullen de bedrijven dalende of zelfs ineenstortende winsten moeten toegeven. Wanneer dit gebeurt zullen de investeerders zich snel terugtrekken en zal de markt ineenstorten.
De grote koude komt eraan.
24 juni 1998