Op 12 september werden er verkiezingen gehouden in Noorwegen. Noors links kon zich verzekeren van een totale verkiezingsoverwinning op de regering Bondevik, die een desastreuze politiek van ontmanteling van de welvaartsstaat voerde.
Het aantal vertegenwoordigers van rechts in de Storting (het Noorse parlement) is serieus gekrompen ten opzichte van het aantal vertegenwoordigers van de sociaal-democratie. Door de algemene crisis die vandaag de arbeidersbeweging en haar reformistische leiding treft – niet alleen op Europees niveau maar over de hele wereld – is een politiek van sociale bezuinigingen en een voortdurende groei van extreem-rechts nog steeds een reëel gevaar.
Sociaal-democratie en de linkse reformisten
De sociaal-democratische partij (AP) – de traditionele Noorse arbeiderspartij – haalt een onbetwistbare overwinning. Dit drukt de wens van de Noorse arbeiders uit voor politieke verandering en voor het stoppen van de sociale ontmanteling. De Links-Socialistische Partij (SV) daarentegen verliest acht mandaten.
Dit kan volledig verklaard worden. De SV presenteert zichzelf niet als een solide socialistisch alternatief. Ze zijn niet gewapend met een duidelijk programma waarmee ze zich kandidaat kunnen stellen tegenover de AP. Dit is een weerkerend feit. Wanneer de werkende klasse geconfronteerd wordt met twee reformistische alternatieven zullen ze in overeenstemming met hun tradities stemmen. Zeker indien deze ‘historische’ partij de grootste van de twee is. Natuurlijk is dit geen toeval: de AP heeft een sterkere inplanting in de arbeidersbeweging. Bovendien verliest de SV, bij gebrek aan een helder socialistisch programma, stemmen aan de Rode Verkiezings Alliantie (RV). De RV is een extreem-linkse groepering. Zij blijft ook na deze verkiezingen buiten het parlement.
Het laatste bolwerk van de bourgeoisie
De bourgeoisie zag het falen van haar eigen regering aankomen, na vier desastreuze jaren van privatiseringen en constante ontmanteling van de welvaartstaat. Ze deden dus beroep op hun laatste bolwerk: extreem-rechts. De doorbraak van extreem-rechts is natuurlijk ondermeer te danken aan de onbekwaamheid van de leiders van de arbeidersbeweging. Ze bieden simpelweg geen echt alternatief – een socialistisch alternatief – stevig gebouwd op de vakbonden. Met meer dan 22 procent van de stemmen, verklaarde Carl I. Hagen, leider van de Fremskrittsparteit (Vooruitgangspartij), trots te zijn om de grootste niet-socialistische partij in de Storting te vertegenwoordigen.
Inderdaad, de burgerlijke partijen, gehergroepeerd in de onlangs verdreven rechtse coalitie, zijn enorm verzwakt. De heersende klasse zal nu nog meer in de verleiding komen om te collaboreren met extreem-rechts. Ze zullen op die manier nogmaals trachten de pogingen van de arbeiders voor het scheppen van verandering teniet te doen, nog voor ze goed en wel begonnen zijn.
De Vooruitgangspartij doet haar voordeel bij feit dat een deel van de burgerij gedesillusioneerd is in hun traditionele partijen als instrument om de arbeidersbeweging te breken. Maar ze gaan niet alleen daardoor vooruit. Ze teren ook op het falen van de sociaal-democratie en de SV in het tegemoet komen aan de eisen en verwachtingen van de arbeiders. Dit in gebreke blijven zorgt ervoor dat de arbeidersbeweging haar eigen partijen wantrouwt. Dit geeft de burgerij weer eens een kans om haar belangen te verdedigen en de populistische kaart te trekken. De Vooruitgangspartij heeft natuurlijk nooit getwijfeld om de burgerij in haar macht te steunen. Ze worden daar nu rijkelijk voor beloond: ze krijgen in ruil de kans om hen (de burgerij) te vertegenwoordigen.
Een socialistisch programma is nodig!
De AP en de SV bespreken reeds de mogelijkheid tot het vormen van een regeringscoalitie met de Senterpartiet (centrum-rechts). Een continu beleid van sociale afbraak is dus nog steeds een reële vrees. Ondanks de belofte om de Noren terug te trekken uit Irak, kunnen we er niet zeker van zijn dat hun beleid de noden en eisen van de arbeiders zal inlossen. Bovendien is er op dit moment nog geen garantie voor een stabiele regering. De drie partijen zijn het lang niet eens. Discussiepunten zijn: hoe de natuurlijke rijkdommen gebruiken en wel of niet warme maaltijden gratis uitdelen in de cafetaria van publieke scholen. Feit is dat enkel een regering, gewapend met een echt socialistisch programma, de rechterzijde uit de regering kan houden. Enkel zo’n regering kan de burgerij neutraliseren door de weg voor extreem-rechts af te blokken.
De marxisten moeten nu oproepen voor een regering van AP en SV met een socialistisch programma gebouwd op de vakbonden. Ze moeten elk compromis met centrumrechts verwerpen. De marxisten moeten actief participeren in het versterken van de positie van de arbeidersbeweging. Ondertussen moeten ze hun eigen ideeën binnen de beweging verdedigen. We moeten onze stroming ook uitbouwen binnenin de SU (SV-jongeren), de AUF (AP-jongeren) en de vakbonden. Zij zijn degenen die het militant potentieel van de samenleving vormen. Zij zijn degenen die in staat zijn de arbeiderspartijen te veranderen, door ze te wapenen met een programma gebaseerd op de marxistische methode.