Het stinkt in voormalig Joegoslavië. Twee jaar na de omverwerping van Milosevic blijft het land de voetzoeker in het kruitvat van de Balkan. De hoop dat het post-Milosevic tijdperk er een zou zijn van ‘normale’ politiek en relatieve stabiliteit is na de moord op de Servische eerste minister Zoran Djindjic in duigen gevallen. Sinds het einde van de jaren ’80 is het een traditie geworden dat niemand veilig op zijn twee oren kan slapen omdat er elk jaar wel een grote politieke schok is die het land dooreen schudt.
Tijdens de laatste twee jaren stapelden de tegenstellingen zich op. Van in het begin was het duidelijk dat de nieuwe heersende elite niet in staat zou zijn om een even sterke greep uit te oefenen op de macht als Milosevic. De nieuwe machthebbers waren van bij het begin zeker even zwak, rot en onstabiel als de kliek van Milosevic in haar laatste dagen. De recente Servische presidentsverkiezingen, waar geen enkele kandidaat genoeg stemmen kreeg om verkozen te geraken, waren een duidelijk teken van de crisis binnen deze kliek en van de zwakke basis waarop ze berust. De regering die na de val van Milosevic aan de macht kwam, had nooit massale steun onder de bevolking en is diep verdeeld in verschillende groepjes met verschillende belangen.
De moord op Djindjic
De tegenstellingen kwamen tot een uitbarsting toen de eerste minister en de leider van de Democratische Partij, Zoran Djindjic, een paar dagen geleden vermoord werd in Belgrado. Hoewel de informatie verward is, lijkt het erop dat hij op een professionele manier vermoord werd door twee sluipschutters. Na de moord werd heel het verkeer in Belgrado stilgelegd door wegversperringen van de politie, waardoor duizenden mensen te voet van hun werk naar huis dienden te gaan. De noodtoestand werd uitgeroepen, wat inhield dat elke bijeenkomst van een groep mensen, stakingen of samenscholingen verboden werden en dat de regering de vrije doorstroom aan informatie aan banden kon leggen.
Deze moord komt niet uit het niets. De laatste twee jaren waren onopgeloste moorden van staatsambtenaren en gangsters in de straten gewoon geworden naarmate het nieuwe staatsapparaat geplaagd werd door schandalen. Amper twee weken geleden werd de auto van de eerste minister aangereden door een truck. Er wordt gespeculeerd of dit een ongeluk was of een mislukte poging tot moord. Djindjic was nog steeds aan het herstellen van dit ongeval en was met zijn wandelstokken een makkelijke prooi voor de sluipschutters.
De Joegoslavische Blair
Tijdens zijn jonge studentenjaren was Djindjic aangetrokken tot linkse ideeën. Hij flirtte een tijd met het anarchisme en bleef actief binnen dissidente kringen. Toen de Titoïstische bureaucratie haar macht begon te verliezen en het eenpartijsysteem in elkaar klapte, werd hij in 1989 een van de stichters van de eerste oppositiepartijen in Joegoslavië (de Democratische Partij). In 1994 slaagde hij erin op te klimmen binnen de partijrangen en bracht hij zijn mentor en stichter van de Democratische Partij, Dragoljub Micunovic, ten val. Djindjic ruilde zijn vroegere extreem-linkse sympathieën probleemloos in voor het nieuwe yuppie-type van een liberale bourgeois politicus, zo typisch voor vele van de vroegere ‘radicale’ jaren zestigers. Hij was het Servische equivalent van Tony Blair of Joschka Fischer.
Onder het regime van Milosevic tijdens de jaren ’90 was hij nooit in staat steun te werven voor zijn partij en om zichzelf als leider op te werpen van de oppositiebeweging. Zijn openlijk pro-westers politiek programma kon nooit op veel sympathie rekenen bij de arbeidersklasse. Djindjics imago werd verder besmeurd door zijn beruchte machiavellistische trekjes en zijn vermeende banden met de duistere Servische zakenwereld. Ondanks zijn geringe populariteit was hij echter een briljante organisator en oppositieleider met vele contacten en connecties. Zijn goed georganiseerde partijstructuur en zijn connecties met mensen van binnen het staatsapparaat – dat voorheen achter Milosevic stond – maakte van hem een belangrijke pion. Na de val van Milosevic was hij de enige oppositieleider met de capaciteit en de infrastructuur om het staatsapparaat over te nemen en de zaak draaiende te houden. De laatste twee jaar heeft hij bijna alle machtsinstrumenten in handen gehouden en liet hij de andere leiders binnen DOS (de regerende coalitie) wat kruimels.
Wie pleegde de moord?
Wanneer het moeilijk is te achterhalen wie de schuld treft, bestaat het cliché erin om de vinger niet naar de echte schuldigen te wijzen, maar om de naamlozen te beschuldigen: de criminelen en de maffia. De regering verklaarde meteen de oorlog aan de georganiseerde misdaad. Ze zeggen dat het de wraak is van de maffia voor hun harde campagne tegen de criminaliteit van de laatste maanden. Uiteraard valt de maffia niet uit te sluiten, maar dan is dat niet wegens de hypocriete ‘oorlog tegen de criminaliteit’ van de regering. Sinds Milosevic maken de criminele kartels (nog steeds) integraal deel uit van de heersende Servische oligarchie. Djindjic had sterke banden met het machtige maffiamilieu en het is dan ook goed mogelijk dat hij op een of andere manier in conflict is gekomen met zijn sponsors. Het lijkt er echter op dat de hele operatie te groots en te professioneel was om enkel het werk te zijn van de maffia. Zelfs al zijn zij de uitvoerders, dan nog moet er iemand van binnen de machtsstructuur zijn die hen ondersteunde.
De media speculeren ook over de mogelijkheid dat de moord gepland was door het nationalistische kamp omwille van de uitlevering van voormalige politici en legerofficieren onder Milosevic aan het Tribunaal van Den Haag en omwille van Djindjics pro-westerse hervormingen. Dat is echter ook niet zeker. Deze kringen hebben evenmin de mogelijkheid en infrastructuur voor een dergelijke actie. Als we aannemen dat de moord vanuit deze kringen komt, dan is de meest voor de hand liggende keuze die van dat deel van de heersende kliek dat net voor de val van Milosevic naar het DOS-kamp overliep. Hun zakenbelangen en privileges werden bedreigd door de toestroom van buitenlands kapitaal en de vrijmaking van de Joegoslavische markt. Deze lagen vonden een politieke uitdrukking (en investeerden hun geld) in Vojislav Kostunica, Djindjics aartsrivaal. Kostunica was echter niet in staat om met politieke middelen de macht uit handen van Djindjic te nemen. Toen hij bij de Servische presidentsverkiezingen niet het aantal benodigde stemmen kon verzamelen, betekende dat voor Kostunica de laatste verloren veldslag in de oorlog die woedde sinds de val van Milosevic. Daarom zou het kunnen dat de zaak op een andere manier uitgeklaard moest worden.
Wat niemand echter vermeldt, is dat Djindjic de laatste maanden een scherpe politieke bocht genomen had. Djindjic had zijn hele carrière gebouwd rond een pro-Europees programma van kapitalistische heropbouw. De gemiddelde Joegoslaaf aanzag hem als een westerse marionet (wat hij ongetwijfeld was) en tot een paar maanden geleden leek hij zijn buitenlandse meesters goed te dienen. Djindjic was echter een man met vele gezichten en met Napoleontische kenmerken. Hij schijnt te veel macht vergaard te hebben binnen het staatsapparaat, wat hem manoeuvreerruimte gaf. Hoewel hij sterk geloofde in het westerse kapitalisme en zijn instituties, begon hij een paar maanden geleden bijvoorbeeld het IMF te bekritiseren voor haar uitstel om beloofde fondsen vrij te maken. Uiteraard erkende iedereen zijn zet voor wat het waarschijnlijk was: een onderhandelingstactiek. Maar toen kwam zijn initiatief over Kosovo. Djindjic leek verrassend weerspannig in deze kwestie. Hij maakte de laatste twee weken diplomatische bokkensprongen voor wat hij “de finale oplossing voor de toestand in Kosovo” noemde. Hoewel hij overal met zijn kop tegen de muur stootte (de VS en de EU hadden hem gezegd dat het “niet het juiste moment” was aangezien ze bezig waren met Irak) bleef hij de kwestie naar voren schuiven en lanceerde hij zelfs het idee van de “opdeling” van Kosovo in een Servisch en een Albanees deel.
Dit initiatief vanuit Belgrado wakkerde alles in het zuiden opnieuw aan. De Albanese leiding in het parlement van Kosovo stemde voor een resolutie tot onafhankelijkheid en stuurde die naar de EU en de VS. Er worden in de regio ook weer guerrilla-activiteiten gerapporteerd en er zijn al twee Albanezen en een paar politieagenten vermoord in het gebied rond Presevo-Bujanovac, waar er een gemengde bevolking is. Ook belangrijk is dat het officiële standpunt van Belgrado, in tegenstelling tot haar buren, de interventie tegen Irak niet ondersteunde. Het lijkt erop dat Djindjic de laatste dagen een beetje te veel zijn boekje te buiten is gegaan.
Ook dient vermeld dat net na de mislukking van de Servische presidentsverkiezingen Miroljub Labus (Djindjics keuze) en een groep van andere ‘experts’ uit Djindjics regering zich groepeerden rond de G17-groep (waarvan velen ex-leden zijn van de Democratische Partij) en beslisten om de G17-NGO te transformeren in een politieke partij, met als doel de leiding van de Democratische Partij over te nemen als de ‘kampioenen van de hervormingen’.
Het is duidelijk dat de mislukking van de presidentsverkiezingen de weg vrijmaakte voor een ingrijpende verandering in het politieke landschap van Servië. Het Westen is niet tevreden met de snelheid waarmee het kapitalisme ingevoerd wordt. Djindjic werd gezien als de kampioen van de ‘hervormingsgezinde vleugel’ en uiteraard staat er een nieuwe rij hervormingsgezinde leiders klaar om zijn plaats in te nemen. De dagen van Djindjic waren door zijn koersverandering sowieso geteld. Deze moord zal het proces alleen maar in een stroomversnelling doen belanden. De hoofden zullen blijven rollen. Zowel het volk van Joegoslavië als de imperialistische machten hebben hun buik vol van de huidige heersende nomenclatuur. Ze zitten in een onhoudbare positie en kunnen niet beantwoorden aan de belangen van hun eigen volk of aan die van hun buitenlandse meester. De enige vraag is wie hen het eerst zal verwijderen: de arbeiders of de imperialisten?
Wat nu?
Het zou echter tijdverspilling zijn om ons te blijven afvragen wie het gedaan heeft. Voor de gewone werkende mens in Joegoslavië is dat niet van primordiaal belang. Zoals zo vaak in het verleden, zullen ze ook nu de moordenaars niet vinden, en zelfs al vinden ze degenen die de moord effectief hebben uitgevoerd, dan nog zal het onmogelijk zijn om de opdrachtgevers te vinden. Uiteindelijk is dit een triviale vraag. Wat we zeker weten, is dat deze moord de arbeidersklasse niet ten goede zal komen. Hij zal enkel een bepaald deel van de heersende elite ten bate komen. Met Djindjics dood zal het proces van kapitalistisch herstel in Joegoslavië niet vertragen, integendeel. Nieuwe ‘hervormers’ zullen ten tonele verschijnen. Als marxisten veroordelen we sterk deze daad, maar dan niet omdat we enige sympathie voelen voor Zoran Djindjic. Hij was dan ook een van de aartsvijanden van de Joegoslavische werkende klasse en van de verworvenheden van de Joegoslavische revolutie. We veroordelen deze moord omdat we begrijpen dat deze daad enkel het heersende apparaat ten goede zal komen. Bovenal heeft deze moord de regering een excuus gegeven om een versluierde dictatuur in te voeren, beter bekend onder de noemer ‘noodtoestand’. Vanzelfsprekend zal deze gebeurtenis aangegrepen worden om elementaire mensenrechten in te perken en de vrijheid van meningsuiting en pers aan banden te leggen. De hoofdredacteurs van alle dagbladen werden trouwens bijeengeroepen om te ‘overleggen’ wat de inhoud van hun bladen de dag na de moord zou zijn.
De noodtoestand werd uitgeroepen zonder echte discussie in het parlement. Er bestaat geen grondwettelijke basis voor deze maatregel, die normaal gezien enkel afgekondigd wordt als het land van buitenaf aangevallen wordt en wanneer er mensen in gevaar zijn. Wat hier gebeurd is, is een krachtmeting binnen de heersende elite. Gewone Joegoslaven zijn niet in gevaar. Het zijn daarentegen verschillende delen van de machthebbers die in paniek zijn en voelen dat ze bedreigd worden door elkaar. Tevens zal dit hen de kans geven om van Djindjic (die nooit veel steun genoot) een martelaar voor ‘de goede zaak’ te maken (lees: de herinvoering van het kapitalisme in Joegoslavië). Er bestaat ook de mogelijkheid dat de mensen zich voor een tijdje zullen verenigen rond de regering en dat ze uit een onveiligheidsgevoel van het moment een oogje zullen dichtknijpen voor de repressieve politiemaatregelen. Dit zal de heersende klasse de kans geven om een sterkere greep op de macht te krijgen en zal hen ook een goed excuus leveren om elke oppositie de kop in te drukken (inclusief links protest). Eens te meer zal de regering uit de penarie geholpen worden en zullen ze de schuld leggen bij de georganiseerde misdaad of bij de twisten aan de top, in plaats van de vinger op de échte wonde te leggen, namelijk de economische en politieke koers die ze zelf aan het varen zijn.
De heersende elite en het politieapparaat in Joegoslavië zijn niet in staat deze moord op te lossen. Elke politicus in Servië is op een of andere manier betrokken in deze rivaliteiten. Niemands handen zijn proper. Het is onmogelijk om in de hoop op stabiliteit en vrede in het land te vertrouwen op dezelfde mensen die gefinancierd worden door de maffia.
Daarom is het ook zo belangrijk dat er gebouwd wordt aan een alternatief op de huidige waanzin. Bovenstaande analyse kan interessant zijn, maar het marxisme koppelt theorie en analyse steeds aan de praktijk. Uiteindelijk komt het er voor de gewone Joegoslaven op aan om een nieuwe politieke structuur op te richten die absoluut geen banden heeft met de huidige regerende kringen. Met andere woorden, een echte partij van de werkende klasse in plaats van de criminele parvenu’s die nu aan de macht zijn. Enkel deze alternatieve kracht heeft de autoriteit om de nodige maatregelen te treffen die de veiligheid van het Joegoslavische volk kunnen garanderen. Dat houdt in dat er een einde gemaakt dient te worden aan de uitverkoop van het land en dus aan de privatiseringen die opgelegd worden vanuit het Westen. De sleutelindustrieën moeten onder publieke controle komen! Tenslotte behoren de rijkdommen van het land toe aan de mensen die daar werken zélf.
Dit artikel is een herwerkte en ingekorte vertaling van een verslag en analyse van de gebeurtenissen die Goran M., een marxist uit Belgrado, stuurde naar de In Defence Of Marxism-website (www.marxist.com). We herhalen hier de slogans die hij (terecht) naar voren schuift:
* Een einde aan de noodtoestand nu!
* Een crimineel kan niet berecht worden door een andere crimineel!
* Weg met alle heersende groepen!