Er blijkt geen einde te komen aan de oorlog in Irak. Nochtans had de Amerikaanse president Bush op 1 mei vorig jaar officieel het einde ervan aangekondigd. Eén jaar later blijkt dat er bijna meer Amerikaanse en Britse soldaten gestorven zijn na de oorlog dan tijdens de oorlog. Sinds de invasie van Irak zijn er 640 soldaten gestorven, 313 ervan sinds het officiële einde. Dat is één dode soldaat per dag. Het aantal slachtoffers onder de Irakese bevolking is niet echt bekend. Een van de redenen hiervoor is dat het Amerikaanse leger hier geen statistieken van op na houdt. De generaals vinden dit ‘niet relevant’.
Volgens Medact, een niet-gouvernementele organisatie in Irak, zijn van 20 maart vorig jaar (het begin van de aanval tegen Irak) tot 20 oktober 2003 tussen 21.700 en 55.000 Irakezen omgekomen als gevolg van de oorlog. Hiervan zijn er 9.600 burgers. Kindersterfte en gewonden van bommen die niet zijn ontploft, lopen op tot 1.000 per maand. Dit zijn dan de ‘niet-relevante’ gevolgen van de Amerikaanse bezetting. Hetzelfde misprijzen vertoonden de Amerikanen voor de 200.000 Irakese doden tijdens de eerste Golfoorlog in 1991. Dat is allemaal geen nieuws voor hen.
Het land wordt geplunderd
Van massavernietigingswapen is er ook geen sprake meer. Nochtans vormde deze dreiging het sterkste excuus voor de militaire inval. Bush en Blair hebben nog eens 1.400 wapeninspecteurs ontplooid in Irak. Na het land maandenlang uitgekamd te hebben zijn ze met lege handen naar huis teruggekeerd. Bush en Blair hebben gelogen. Ze wisten goed genoeg dat zulke wapens niet voorhanden waren.
Niemand kan nog betwisten dat de Amerikaanse en Britse legers niet populair zijn bij de gewone Irakese bevolking. Terecht worden ze gezien als de soldaten van een vreemd bezettingsleger. Ze zijn daarom ook niet welkom. Na de eerste momenten van blijheid na de verjaging van Saddam en zijn dictatuur, merken de Irakezen dat er een nieuwe dictatuur de macht heeft ingepalmd. Deze van Bush en zijn vrienden uit de big business. Ze regeren nu rechtstreeks via Paul Bremer, de Amerikaanse proconsul van Irak. Deze man heeft dan ook alle touwtjes in handen van zijn marionetten in de Irakese Voorlopige Raad, een zogenaamde Irakese regering. De bezetting is een echte plundertocht geworden voor buitenlandse bedrijven en multinationals. In juni verleden jaar had Paul Bremer al honderd bedrijven uitgekozen die geprivatiseerd moesten worden.
Deze sleutelondernemingen voor de Irakese economie gaan in de klauwen vallen van multinationals, die ook massaal zullen afdanken. De grootste bank, Al Rafidayn, heeft intussen het ontslag van een derde van haar 7.300 personeelsleden aangekondigd. Erger nog, een heleboel producten zullen veel duurder worden. Een groot farmaceutisch bedrijf, Kimadia, wordt zo binnenkort verkocht aan de multinationals. Paul Bremer beweert dat dit nodig is omdat het een “corrupte onderneming was en veel verlies leed”. Een medewerker van Artsen zonder Grenzen antwoordde hierop dat “Kimadia misschien wel niet efficiënt werkte, maar wel voorzag in goedkope geneesmiddelen voor patiënten die niet veel geld hadden”. Nu zal dit niet meer het geval zijn.
Verzet zwelt aan
Maar de Irakezen zijn niet bij de pakken blijven zitten. Sinds vorig jaar is het volksverzet aangegroeid. Het is een veelkoppig en veelvormig verzet. Eén zaak hebben ze echter gemeen. De imperialistische legers moeten het land uit. De Irakezen moeten zelf over hun toekomst kunnen beslissen. Dat maakt van hun strijd een strijd van nationale bevrijding, die de steun van elke progressieve persoon moet krijgen. De westerse media hebben het vooral over de terreuraanslagen tegen Irakese burgerdoelwitten. Dat zijn methodes van individueel terrorisme die wij verwerpen. De overheersende vormen van verzet zijn echter massabetogingen, vakbondsprotesten, stakingen en de klassieke guerrillastrijd. Deze laatste heeft grote proporties aangenomen. De legerstaf ontkende in het begin het militaire belang ervan. De Amerikaanse generaals probeerden de aanvallen tegen hun legereenheden ook in de schoenen te schuiven van groepen betaald en georganiseerd door Saddam zelf. Na de gevangenneming van de voormalige dictator hoopten ze dan ook dat er een einde aan zou komen. Een geheim verslag van de Amerikaanse organisatie USAID verbonden aan het ministerie van Buitenlandse Zaken geeft een heel ander beeld.
In het Britse blad Financial Times van 12 februari, dat dit geheim verslag aan het daglicht bracht, kunnen we het volgende lezen. In januari van dit jaar steeg het aantal aanvallen tegen NGO’s die samenwerken met de bezetters van negentien naar 26 tegenover de vorige maand. De militaire aanvallen van hoge intensiteit (met mortiervuur en springstoffen) groeide met 103 percent of van 316 in december tot 642 in januari. Het aantal aanvallen die het leven niet onmiddellijk bedreigden (zoals het gooien van stenen, het sporadisch schieten op militaire doelwitten) steeg met 182 procent. In Bagdad zijn de aanvallen tegen het bezettingsleger van vier per dag in september tot acht per dag geklommen begin dit jaar. Belangrijk als tegengif op de propaganda van de media die de guerrilladoelwitten voorstellen als onschuldige burgers, is dat USAID besluit dat er meer militaire doelwitten getroffen worden dan burgers!
Amerikaanse democratie
Oog in oog met een groeiend verzet proberen de Amerikanen te doen uitschijnen dat er binnenkort democratische verkiezingen zullen komen in Irak. Deze zullen dan een eigen parlement kunnen verkiezen en een eigen regering. Binnenkort wordt de nieuwe grondwet goedgekeurd. Op 1 juli zal de formele machtsoverdracht plaatsvinden van de Amerikanen naar de Irakese poppenkastministers. Bush voegt hier echter aan toe: op vraag van de Irakese regering zijn wij natuurlijk bereid ons leger in het land te houden om de orde te handhaven. Het lijdt geen twijfel dat de ‘Irakese regering’ deze vraag zal stellen. In het glorierijke tijdperk van het kolonialisme was dat een klassieke truc van de imperialistische bezetters. Ze verkozen dikwijls zelf niet op de voorgrond te verschijnen als de echte regeerders van een land. Een nepregering met nepministers die even neponafhankelijk waren kregen de beslissingen voorgelezen door een Regent of Resident (dikwijls een generaal van het bezettingsleger). Zij mochten die besluiten dan ondertekenen. Dat noemden ze toen een protectoraat of het overheersen door middel van onrechtstreekse administratie. ‘Democratische verkiezingen’ moeten de imperialistische overheersing een schijn van legitimiteit geven.
Zoals in de ‘goeie ouwe tijd’ proberen de Amerikanen de bevolking te verdelen langs religieuze, etnische en nationale lijnen. Ze maken dan ook gretig gebruik van de erfenis van Saddam, die om zijn macht te verstevigen afstand nam van de nationalistische traditie van zijn regime. Saddam zette de minderheid van soennitische moslims op tegen de meerderheid van sjiieten, de Turkomanen tegen de Koerden enzovoort. De Amerikanen hebben in de jaren ‘80 in Afghanistan ook veel ervaring opgedaan in het manipuleren van fundamentalistische moslimgroepen van verschillende strekkingen. Die knowhow wordt nu weer gebruikt. De recentste aanslagen tegen de sjiieten, al dan niet met de stilzwijgende toelating van de Amerikanen, duiden in de richting van een zeer gevaarlijk spel. Verre van een einde gemaakt te hebben aan het terrorisme, heeft de Amerikaanse bezetting gezorgd voor meer terreuraanslagen dan ooit. Al Qaeda, dat vroeger niet actief was in Irak, heeft nu wel deze mogelijkheden gekregen. Het risico is dat het land de weg op gaat van de religieuze en nationale verbrokkeling. De Amerikanen proberen op deze manier hun bezetting van het land te rechtvaardigen. Zonder hen zou het land naar de chaos afglijden. Het omgekeerde is echter waar. Hun aanwezigheid zorgt voor een ongelooflijke destabilisering van het land. Hoe langer ze blijven, hoe onstabieler Irak wordt en hoe meer de demonen van religieus en nationaal conflict de vrije hand krijgen.
De ‘vredesduiven’ willen ook een deel van de koek
Niet toevallig dringen Frankrijk, Duitsland en België er op aan dat na de formele machtsoverdracht van 1 juli de NAVO een troepenmacht moet ontplooien in Irak. Dit houdt de mogelijkheid in dat er ook Belgische soldaten naar Irak kunnen vertrekken. Op deze manier komt de oorlog en de bezetting nog meer dichterbij. De oorlogstransporten hebben al ongestraft en ongehinderd in het najaar de weg teruggevonden van de Antwerpse haven. Nochtans verbindt de nieuwe regeringsverklaring de nieuwe paarse ploeg tot een herziening van het geheime akkoord tussen België en de Verenigde Staten. Van herziening is er nog steeds geen sprake. Als het ooit herzien wordt, dan zal het zeker ook niet gaan in de richting die de anti-oorlogsbeweging wenst. Louis Michel en de regering willen weer goede maatjes zijn met het Witte Huis en het Pentagon. Zoveel is nu duidelijk. Dat betekent dat ze verder steun gaan leveren aan de bezetting van Irak. Om al deze redenen zijn wij vandaag meer gemotiveerd dan ooit om mee te betogen tegen de oorlog en de bezetting van Irak. Op zondag 20 maart gaat er een grote betoging door in Brussel om 14 aan het Noordstation. Deze betoging valt samen met de eerste verjaardag van het begin van de inval in Irak. In de hele wereld zal er dan ook actie gevoerd worden.
Irak aan de Irakezen!
Amerikaanse, Britse en andere buitenlandse legers uit Irak!
Geen Belgische steun aan de bezetting, noch in VN-verband of met de NAVO!
Geen militaire transporten in de Antwerpse haven!
Steun aan het massale anti-imperialistische volksverzet!
Voor een democratisch en socialistisch Irak
Tegen oorlog, bezetting en kapitalisme