Het kapitalisme zit in het moeras. De crisis, begonnen in de zomer 2007 in de VS, is nu een recessie van wereldformaat waarvan de gevolgen onvoorspelbaar zijn. De gelijkenissen met de grote crisis van 1929 zijn ontegensprekelijk. Dit voorspelt niets goed voor de heersers van deze wereld.

De snelheid waarmee deze crisis alle takken van de economische activiteit overal ter wereld heeft besmet, is opmerkelijk. Vele dogma's waarop de vrijemarkteconomie steunde, zijn gesneuveld. De regeringen, in het bijzonder die van Barack Obama in de VS, zoeken wanhopig een oplossing. Dit noopt hen tot een nieuwe strategische oriëntatie om een nog grotere catastrofe te vermijden. Ze willen vooral het vuur van een internationale maatschappelijke opstand doven. Oude ideeën worden uit de kast gehaald. De regulatie van de markten, staatsinterventie in de economie en herverdeling zijn nieuwe modebegrippen. De burgerlijke economisten pleiten nu voor een comeback van het Keynesianisme. Een nieuwe New Deal staat op de agenda. Dit receptenboek bestaat uit hervormingen gefinancierd met overheidstekorten met het doel de wereldvraag aan te zwengelen, de investeringen aan te moedigen, de industriële productie vooruit te duwen en de aderlating van de werkgelegenheid te stelpen. Een graadmeter voor de ernst van de toestand is de mate waarin er vandaag een consensus is ontstaan over de noodzakelijke (gedeeltelijke) nationalisatie van de banken. Nationalisatie blijkt na het falen van de massale injectie van overheidsgeld de enige reddingsboei voor het ineenstortende financiële stelsel. Niet toevallig titelde het Amerikaanse weekblad Businessweek een tijdje geleden "We are all socialists now" (Vandaag zijn we allemaal socialisten). In werkelijkheid hebben deze maatregelen weinig socialistisch. Maar het is waar dat alle oude 'principes' van de vrije markt zonder het minste gewetensprobleem overboord worden gegooid. "A la guerre comme à la guerre", vertelde de hoofdeconoom van Fortis onlangs. Om het kapitalisme te proberen redden, zijn alle middelen goed. Zelfs en vooral die middelen die ze jarenlang hebben verguisd.

In de nieuwe strategie van het kapitalisme speelt de verwijzing naar de economische en politieke hervormingen van Franklin Delanoe Roosevelt in de jaren '30 een centrale rol. De New Deal is de naam waaronder deze maatregelen gekend zijn. Obama en zelfs zijn vice-president Joe Biden nemen ook Rooseveltiaanse allures aan. Obama ging zo tekeer tegen de excessen van de bankiers en Joe Biden mompelde onlangs iets over het belang van "sterke vakbonden". In dit artikel willen we uitleggen wat de New Deal precies inhield, wie er voordeel uit heeft gehaald en vooral willen we weten of het de wereld uit de crisis heeft geholpen.

De crash van 1929

Om de objectieve redenen te vatten die de Amerikaanse burgerij heeft genoopt tot de strategie van de New Deal moeten we vertrekken vanuit de crash van 1929. Maar om die crash goed te begrijpen is het ook nuttig om de economische opgang van de jaren voordien even onder de de loep te nemen.

Na de Eerste Wereldoorlog waren de VS de belangrijkste economische mogendheid. De Verenigde Staten beschikten over de grootste goudreserves er wereld, de dollar was de enige munt inwisselbaar voor goud en de overheidsbegroting vertoonde een overschot van 3000 miljard dollar. Nieuwe markten in Europa en Latijns-Amerika gaven een sterke stimulans aan de Noord-Amerikaanse industrie. De toepassing van nieuwe technologieën en militaire uitvindingen bevorderde nieuwe industrietakken. Nieuwe vormen van arbeidsorganisatie en productie - het Fordisme en het Taylorisme - verhoogden de productiviteit aanzienlijk. Over zes jaar tijd, van 1923 tot 1929, groeide de autoproductie met een derde.

De eerste tekenen van een groeivertraging werden echter voelbaar vanaf het einde van 1926. Het overaanbod aan kapitaal dat niet meer op een winstgevende manier kon worden aangewend in de reële economie, vond zijn weg naar de beurs. Uitbundige speculatie was hiervan het gevolg. Tussen 1926 en 1929 groeide de kloof tussen de werkelijke economische activiteit en de zeepbel van de beurs. Een latente overproductiecrisis kon zo tijdelijk worden verborgen. Tot de beurs van Wall Street ineenstortte. De crash op de beurs zette zich onmiddellijk door naar de bankwereld. Deze was niet meer in staat de leningen terug te vorderen die ze had toegestaan om de aandelen en andere financiële producten te kopen. Tussen 1929 en 1932 gingen zevenduizend financiële instellingen over kop. De industriële productie halveerde op een paar jaar tijd. Een golf van bedrijfssluitingen rolde over het land. De werkloosheid groeide exponentieel. Van 1,5 miljoen werklozen in 1929 klom de werkloosheid naar 4,5 miljoen nauwelijks een jaar later. Het leger werklozen bleef maar aangroeien: 7,9 miljoen in 1931, 11,9 miljoen in 1932 en 13 miljoen in 1933. Meer dan een half miljoen mensen ontvluchtten jaarlijks het platteland.

Protectionisme keldert de wereldhandel

De crisis zette zich door naar Europa. Het Amerikaanse kapitaal trok zich massaal terug uit het oude continent. De crisis nam uitbreiding op internationaal vlak mede als gevolg van protectionistische maatregelen en een kettingreactie van competitieve devaluaties. Deze waren bedoeld om de nationale markten te beschermen tegen de recessie. In de VS werden de douanetarieven opgetrokken. In Frankrijk klom de invoertaks van 17,8 procent naar 29,4 procent in 1935. Groot-Brittannië ging onvermijdelijk dezelfde weg op. De wereldhandel stond op apegapen. In de VS kromp de invoer met twee derde over drie jaar tijd. Zo verschraalde de productie in alle landen en werd de werkloosheid een epidemie.

De politieke gevolgen van de economische depressie waren enorm groot. Overal ter wereld wankelde het kapitalisme. In Europa kwam het tot een diepe breuk in het politieke evenwicht. Een nieuwe revolutionaire golf zwol gedurende verschillende jaren aan. Dit was de tweede revolutionaire golf, na deze van 1917 tot 1923. Het politieke panaroma werd overheerst door algemene stakingen, massabetogingen, opstanden en de crisis van de burgerlijke democratische instellingen. In Duitsland en Italië gaf de burgerij haar vertrouwen aan het fascisme. In een artikel geschreven in 1938 stelde Trotski dat "er vandaag twee systemen met elkaar in competitie zijn om het kapitaal te redden, namelijk het fascisme en de New Deal. Het fascisme baseert haar programma op de vernietiging van de arbeidersorganisaties en de democratische rechten (...) De New Deal probeert het kapitalisme te redden door middel van cadeaus aan de arbeidersaristocratie. Een dergelijk beleid is pas mogelijk in echt rijke naties. In die zin is het een Noord-Amerikaanse politiek bij uitstek."

De arbeidersbeweging in de VS

In tegenstelling tot de economische groei van de vorige decennia in de VS, zorgde de opgang van de jaren '20 wel voor een verbetering van de levensstandaard en de lonen van de arbeiders. Vooral de geschoolde arbeiders en de bedienden zagen hun inkomen aanzienlijk stijgen. In reële termen (na inflatie) steeg het arbeidersloon met 38 procent tussen 1915 en 1929. Deze stijging in de welvaart verzwakte het strijdsyndicalisme van de Industrial Workers of the World, een linkse vakbondstroming, ten voordele van het corporatieve syndicalisme van de American Federation of Labour (AFL). Deze vakbond organiseerde bijna uitsluitend geschoolde arbeiders en schurkte aan bij het patronaat. Het aantal sociale conflicten daalde beduidend in die tijd. Tegen deze achtergrond begrijpen we gemakkelijk hoe dramatisch het effect van de crash van 1929 geweest is voor de arbeidersklasse. De massale werkloosheid zorgde tijdelijk voor een verlamming van de weerbaarheid van de arbeidersbeweging, die volledig verrast was door de crisis. In 1930 bedroeg de werkloosheid 15 procent. In de winter van 1932-1933 was één op vier zonder baan. De lonen tuimelden naar beneden met 40 procent. Het inkomen van kleine landbouwers werd gehalveerd.

Hier komt de New Deal!

In 1932 werd Roosevelt verkozen tot president van de VS. De leiders van de Democratische Partij zochten koortsachtig naar een uitweg uit de depressie zonder de grondslagen van het kapitalisme in vraag te moeten stellen. Obama en zijn raadgevers zijn vandaag met iets vergelijkbaars bezig. Massale overheidssteun en tussenkomst in de economie stonden bovenaan de agenda van Roosevelt. De sociale wetgeving werd hervormd met de hoop de arbeidersonrust te kanaliseren. Er werd volop ingezet op een sociaal pact tussen de vakbondsleiders, de top van de politieke linkerzijde (de sociaal-democraten en de stalinisten van de Communistische Partij) en Roosevelt en de patroons. In Europa nam dit beleid de vorm aan van de zogenaamde Volksfrontregeringen. Die faalden echter. De enige kans voor succes van een dergelijk beleid is pas mogelijk in landen met grote economische reserves zoals de VS. In 1933 bevond de Amerikaanse economie zich aan de afgrond. De helft van de staten hadden al hun banken gesloten. In vergelijking met 1929 was het bbp met een derde gekrompen. De industriële productie was gehalveerd. De investeringen waren stilgelegd. Er werden geen leningen meer toegestaan. Het Amerikaanse kapitalisme bevond zich in een coma.

De eerste maatregelen van Roosevelt waren gericht op de redding van de financiële sector. De injectie van miljarden dollars verhinderde een algemeen bankroet. Sommige groepen werden genationaliseerd. Net zoals vandaag zorgde deze overheveling van overheidsfondsen tot een grotere concentratie van het financiekapitaal. Monopolies kwamen versterkt uit deze operaties. Ook de industrie genoot van een aantal maatregelen. Met de National Recovery Act (NRA) duwde de regering op het gaspedaal van de fusies en kapitaalconcentratie. De nijverheid kreeg pakken geld toegestoken. Om de deflatie van de landbouwprijzen tegen te gaan, werd de Agricultural Adjustment Act ingevoerd. Subsidies werden toegestaan in ruil voor de vermindering van de bebouwde landoppervlakte. Ook hier waren het de middelgrote en grote landbouwers die voordeel haalden uit deze beslissingen. Meer en meer land viel ook in een kleiner aantal handen. Deze batterij van maatregelen slaagde er niet in om de sociale onrust op te vangen. De miljoenen werklozen roerden zich. In een eerste fase reageerde Roosevelt met een stelsel van openbare liefdadigheid. Ongeveer een half miljard dollar werd uitgedeeld aan de staten en steden om de werklozen ter hulp te komen. Een belachelijk kleine som in vergelijking met de gulle giften aan de bedrijven en de banken. Later werden openbare werken ingezet om werklozen een baan te verschaffen. Hier trok Washington 3 miljard dollar voor uit. Om de bureaucratie van de AFL-vakbond te paaien werd het recht op vakbondsorganisatie, collectief overleg en overheidsbemiddeling erkend.

De New Deal mobiliseerde dus de middelen van de overheid om de private sector aan te zwengelen door hun winstmarges te herstellen. Net zoals vandaag was de meerderheid van de grote ondernemingen toen opgezet met de staatsinterventie in de economie. De afspraken over die staatstussenkomst werden gemaakt in nauwe samenwerking met de bedrijfswereld. Het beroep op tussenkomst door de staat is een graadmeter van de mate waarin de wetten van de vrije markt de economie in een chaos hebben gestort. De burgerij en haar systeem waren duidelijk niet in staat om de economie op een rationele en progressieve manier zelf te organiseren. Die staatsinmenging mag echter niet verward worden met socialisme. In sommige omstandigheden, zoals in een zware crisis, wordt de staat volgens Engels de "ideale en universele kapitalist", die instaat voor de algemene belangen van het kapitalisme. Deze staatsinterventies en nationalisaties "schaffen de greep van het kapitalisme op de productiekrachten niet af" (uit de Anti-Dühring, Frederik Engels). Net zoals Obama vandaag was het Roosevelts opdracht toen het kapitalisme te redden... van zichzelf.

De arbeidersbeweging in het offensief

Tijdens de crisis kwam Roosevelt in botsing met individuele kapitalisten of kleine groepen ondernemers. Roosevelt probeerde de meer algemene belangen van de kapitalisten en hun systeem in bescherming te nemen. Vandaar de aanvaring met sommige groepen kapitalisten. Bepalend ook voor het succes van zijn beleid waren zijn pogingen om de onrust onder de arbeidersklasse te neutraliseren. Hiervoor aarzelde Roosevelt niet zich voor te stellen als 'de vriend van de arbeiders' en als 'de vijand van monopolies'. Tegelijkertijd onderwierp hij de vakbondsbureaucratie aan de algemene belangen van het kapitaal. Alle maatregelen die hij nam, de plotse zwenkingen in zijn beleid of toespraken waren hierop gericht het arbeidersoffensief te bedwingen.

Dit offensief startte in 1932 en ging door tot in 1937. Dit was een periode van massabetogingen van werklozen, een golf van sit-in-stakingen (bedrijfsbezettingen), brede stakingsbewegingen en een massale linkse afsplitsing in de vakbonden met de vorming van de CIO, een vakbondsfederatie waar vooral ongeschoolde arbeiders werden ondergebracht. De maatregelen zelf van de New Deal en de schuchtere economische opleving bliezen wind in de zeilen van de vakbonden. In de textielindustrie, de automobielsector, de bandenfabrikanten, de staalnijverheid schoten vakbonden als paddenstoelen uit de grond. Honderdduizenden sloten zich aan bij 'fabriekscomités'. Deze krachtige beweging kwam op ramkoers met de bureaucratie van de AFL, die hoofdzakelijk geschoolde arbeiders verenigde. Uiteindelijk kwam er een splitsing van de AFL in 1935 onder leiding van een gedeelte van de vakbondsbureaucratie, voornamelijk John Lewis, de mijnwerkersleider. De CIO werd boven de doopvont gehouden.

Deze zwaai naar links onder de arbeiders had tevens een politieke weerslag. Een belangrijk gedeelte van de automobielvakbonden riep in 1935 op tot de vorming van een eigen arbeiderspartij los van de Republikeinen en de Democraten. In 1937 kwam een peiling van Dr. Gallup tot de vaststelling dat 21 procent van de arbeiders voorstander was van de vorming van een dergelijke partij. Roosevelt zag zich dan verplicht tot nieuwe politieke manoeuvres. Hij zocht en vond bondgenoten bij de nieuwe linkse bureaucratie van de CIO, dikwijls leiders van de Socialist Party en de Communist Party. Opnieuw keurde Roosevelt een reeks nieuwe reformistische maatregelen goed met het oog het protest binnen de perken te houden. Steden kregen bijkomende middelen en een nationaal pensioenstelsel werd uit de grond gestampt. De leiders van de fabriekscomités en van de CIO werd het recht gegeven onderhandelingen te starten. Zo slaagde de Democratische Partij er in grote mate in een bondgenootschap te verzegelen tussen het Amerikaanse kapitaal en de vakbonden. Een bondgenootschap dat tot op de dag van vandaag stand heeft gehouden. In 1936 won Roosevelt opnieuw de verkiezingen.

Het geheel van maatregelen van de New Deal was er niet in geslaagd de crisis op te lossen noch de diepe tegenstellingen van het kapitalisme in de VS of wereldwijd op te lossen. Na twee jaar van schuchtere heropleving sloeg de recessie opnieuw toe in 1937. De werkloosheid was nog steeds torenhoog (10 miljoen werklozen), de investeringen bleven beperkt. In 1937 lag de industriële productie nog altijd 9 procent lager dan in 1929. De Roosevelt-regering slaagde er wel in om de revolutionaire opgang van de arbeidersklasse op te vangen. De weg naar een nieuwe eigen partij van de vakbonden, een US Labor Party, was door het toedoen van Roosevelt ook niet van de grond gekomen. Hiervoor heeft hij kunnen rekenen op de steun en medewerking van de reformisten, de stalinisten en de vakbondsbureaucratie. Niet veel later zou dit bondgenootschap ingezet worden om een massaal bewapeningsprogramma te steunen. Het was pas de oorlog en de impuls die deze gaf aan de economie die het de VS mogelijk maakte om uit de depressie te geraken.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken