Er zijn boeken die je zo aangrijpen dat je er niet over uitgepraat geraakt. Het gaat verder dan de herkenning, ze zetten je aan het denken, houden je een spiegel voor en confronteren je met je eigen keuzes. De biografie die Rachel Holmes schreef over de jongste dochter van Karl Marx is zo’n boek: ze kreeg er zowel uit politieke als literaire hoek uitmuntende kritieken voor.
Opmerkelijke jeugdjaren
Toen Eleanor in 1855 ter wereld kwam was de familie Marx, na een jarenlange zwerftocht doorheen Europa, in Londen beland. Ze leefden er in bittere armoede “als berooide vreemdelingen in een vreemd land” maar tevens in een intellectueel stimulerende omgeving: de familie sprak drie talen, ze lazen samen Shakespeare, luisterden naar muziek en hielden elke zondag “open huis”. De Pruisische geheim agent die de familie moest schaduwen schreef in zijn rapport “ze houden hoogstaande discussies, en bespreken originele denkbeelden”.
Eleanor, bijgenaamd Tussy, ging niet naar school. Ze kreeg les van haar vader. Terwijl hij Deel I van Het Kapitaal schreef bracht hij haar de eerste beginselen van economie bij. Tussy had literaire ambities, ze verzorgde de eerste vertaling van Flaubert’s Madame Bovary, introduceerde de theaterstukken van Ibsen in Londen en speelde zelf niet onverdienstelijk toneel maar enkel het socialisme kon haar in vuur en vlam zetten. Ze werkte jaren als de persoonlijke assistente en secretaresse van Marx, ze verrichte opzoekingswerk, vertaalde zijn geschriften en verzorgde na zijn dood, in samenwerking met Engels, de uitgave van zijn teksten.
De opkomst van de socialistische beweging
In de 19e eeuw waren vrouwen in alle opzichten wezens van tweede rang: Tussy ondervond aan den lijve wat het betekende om tot een onderdrukte groep te behoren. Voor haar was het gevecht voor arbeidersrechten en vrouwenrechten éen en dezelfde strijd. Zolang vrouwen minder verdienen dan mannen kunnen de patroons de arbeidersklasse verdelen. In het pamflet “Het vrouwenvraagstuk, bekeken vanuit socialistisch perspectief” legt ze uit dat de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in het kapitalisme niets te maken heeft met “de natuur” maar alles met de economie. Vechten voor parlementaire vertegenwoordiging is onvoldoende, het systeem zelf moet aangepakt worden.
In 1881 wordt de eerste socialistische organisatie opgericht in Engeland: de Democratische Federatie. Wanneer die in 1884 hervormd wordt tot “De sociaaldemocratische federatie” is Tussy éen van de initiatiefnemers. Ze zette zich met veel ijver en totaal belangeloos in voor de opbouw ervan: ze schreef teksten, organiseerde meetings en haalde geld op voor kiescampagnes. Ze vertrok in 1886 voor 4 maand op uitnodiging van de Socialist Labor Party van de USA voor een sprekerstournee, samen met Wilhelm Liebknecht en Edward Aveling, in 15 verschillende staten.
Het vakbondsfront
De arbeidsomstandigheden in de fabrieken in Londen waren verschrikkelijk. Toen de arbeidsters van Silvertown in staking gingen vroegen ze Tussy’s hulp. Uiteindelijk verloren ze de strijd – de patroon dreigde de staaksters uit hun huis te zetten, eigendom van de fabriek – maar de eerste “Silvertown Woman’s Union” was een feit! Wat de auteur fijntjes doet opmerken dat de feministische golf niet in 1970 begon, maar al in 1870. De ene staking volgde na de andere: de lucifersfabriek, de glasblazers, de fabriek waar pickles gemaakt werden. Tussy organiseerde ze allemaal en ditmaal wonnen ze! Toen de arbeiders van de gasdistributie in 1888 het werk neerlegden hielp Tussy met de oprichting van hun vakbond, ze coachte hun voorzitter, Will Thorne, en leerde hem beter schrijven en lezen. Hij werd later de eerste verkozen parlementair van Labour! In 1889 sprak ze een menigte toe van 100 000 die in solidariteit met de mijnwerkersstaking toestroomden in Hyde Park op 1 mei.
Geen leven van rozengeur en maneschijn
Toen Tussy 27 was maakte ze in de leeszaal van Het Britse Museum in Londen kennis met Edward Aveling, leraar biologie, vrijdenker en adept van Darwin. Zij introduceerde hem in haar socialistische vriendenkring. Aanvankelijk vormden ze een succesvol team: Edward kon goed schrijven, was een begenadigd spreker en ondersteunde haar in haar politieke en syndicale activiteiten. Edward had echter ook een donkere kant, George Bernard Shaw omschreef hem als “een stuk vergif, zonder enige moraliteit”. Hij was een vrouwengek, leefde van haar geld en leende van haar vrienden. Tegen beter weten in bleef Tussy in hem geloven.
Vlak voor Engels stierf werd ze geconfronteerd met “het familiegeheim”: het feit dat Frederic Demuth niet de onechte zoon was van Engels maar van haar eigen vader! Ze schreef haar zus “voor het werk en het gedachtengoed van Karl Marx heb ik het grootste respect, voor zijn persoonlijk leven veel minder”.
Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de gewelddadige dood van Tussy: zelfmoord of vermoord door Edward? Feit is dat haar vrienden een verzoek tot heropening van de zaak voorbereidden toen Edward, slechts drie maanden na Tussy, plotseling overleed. De waarheid zal nooit meer boven water komen. Wat wel staat als een huis is de figuur van Tussy, die vastbesloten was het verschil te maken, haar motto was: “Ga ervoor!”. Er ook voor gaan, je inzetten voor de arbeidersstrijd is het mooiste eerbetoon dat we deze briljante vrouw kunnen geven.
“Eleanor Marx” Rachel Holmes 2014 - Bloomsbury Paperbacks