Voor marxisten houdt het begrip 'revolutie' een proces van bewustwording in, waarbij grote lagen van de bevolking tot het inzicht komen dat de huidige maatschappelijke orde niet deugt en fundamenteel veranderd moet worden. De massa’s worden zich bewust van hun collectieve macht en verschijnen op het toneel van de geschiedenis om zelf hun lot in handen te nemen.
De eerste en tot nu toe enige geslaagde socialistische revolutie is de Russische Revolutie van 1917. De Russische Revolutie is niet enkel van belang voor historici of nostalgische marxisten, maar deze gebeurtenis kan ons vandaag nog veel leren over de aard van een revolutionair proces en de rol die marxisten hierin spelen. Revoluties worden immers niet door revolutionaire marxisten 'gemaakt'; het zijn de massa's zelf die in opstand komen tegen hun lot en de maatschappij willen veranderen. Door de geschiedenis heen wist de werkende klasse verscheidene keren de macht te veroveren (Commune van Parijs in 1871, Duitsland in 1918, Hongarije 1919, Catalonië in 1936 enzovoort), maar enkel in Rusland slaagde de revolutionaire beweging erin de staatsmacht te veroveren, te consolideren en aan te vangen met de socialistische transformatie van de maatschappij. De ervaringen en lessen van de revolutie zijn dus van fundamenteel belang voor marxisten in de hele wereld, gisteren en vandaag.
Chronologie van de revolutie
-
1898: Het eerste congres van de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (RSDAP) wordt gehouden.
-
1903: Het tweede congres van de RSDAP wordt gehouden. Hier scheurt de partij uiteen in mensjewieken ("zij die in de minderheid zijn") en bolsjewieken ("zij die in de meerderheid zijn")
-
1904-5: Oorlog tussen Rusland en Japan, waarbij Rusland aan het kortste eind trekt.
-
1905: De eerste Russische Revolutie vindt plaats. In januari van dit jaar vindt de fameuze bloedige zondag plaats waarbij te Sint-Petersburg een vreedzame betoging in een slachtpartij ontaardt wanneer het leger het vuur opent. Dit brengt een kettingreactie van protest teweeg in heel Rusland en leidt tot het ontstaan van de Doema, een orgaan van volksvertegenwoordiging, een soort parlement. In theorie houdt dit een eerste stap in de richting van een burgerlijke democratie in. In de praktijk heeft de Doema weinig te zeggen. Een belangrijker fenomeen dan het opzetten van de burgerlijke Doema is de spontane oprichting van 'sovjets' (raden) doorheen het hele land. Arbeiders en soldaten verenigen zich in fabrieks- en wijkcomités en beginnen zichzelf te besturen. De grote boerenbevolking gaat echter niet direct in op de roep van de stedelijke revolutionairen en wanneer zij zich in 1906 toch roert, zijn de revolutionaire krachten in de steden reeds verslagen.
-
1912: De Doema wordt ontbonden. De RSDAP valt definitief uiteen in mensjewieken en bolsjewieken, die tot dan twee facties binnen dezelfde partij vormden.
-
1914-1916: De Eerste Wereldoorlog breekt uit. In eerste instantie wordt de Russische deelname enthousiast door het volk onthaalt, maar tegen 1915 luwt het initiële patriottisme wegens militaire nederlagen en een tekort aan voedsel en brandstof met prijsstijgingen als gevolg.
-
februari 1917: In februari komt het volk spontaan in opstand. Tsaar Nicolaas II roept de Doema samen om de onrust te onderdrukken, maar hij handhaaft tezelfdertijd het bevel om de opstandelingen niet te sparen. Aangestoken door het revolutionaire proces weigeren grote groepen binnen de politie en het leger om op de bevolking te schieten. De instrumenten van de repressie keren zich nu tegen hun gebieders.
-
maart 1917: Nicolaas II treedt af. Er komt een Voorlopige Regering onder leiding van prins Lvov. Naast de Voorlopige Regering ontstaat spontaan een parallelle machtsstructuur: lokale arbeiders- en soldatenraden, net zoals tijdens de Russische Revolutie van 1905. Het verdere verloop van het jaar 1917 wordt door de machtsstrijd tussen de burgerlijke Voorlopige Regering en de revolutionaire sovjets bepaald.
-
juli 1917: Na een premature opstand tegen de Voorlopige Regering dient Lenin naar Finland te vluchten. Het regime ziet zich genoodzaakt om nog verdere toegevingen te doen en benoemt Kerenski, een socialist, tot eerste minister. Kerenski heeft echter te weinig steun om de dreigende militaire staatsgreep van de ultrarechtse generaal Kornilov het hoofd te bieden en roept de steun in van de bolsjewieken, die op magistrale wijze het verzet organiseren en Kornilovs opmars tot stand brengen.
-
oktober 1917: De bolsjewieken achten het moment rijp om de staatsmacht te veroveren. Petrograd wordt bezet en het Winterpaleis wordt bestormd. Lenin komt aan het hoofd te staan van een coalitieregering van bolsjewieken en linkse sociaal-revolutionairen.
-
1917-1922: Tot 1922 biedt de jonge sovjetstaat weerstand tegen interne contrarevolutionaire krachten en legers van de grootmachten.
-
1924: Op 21 januari 1924 sterft Lenin, voordat zijn verzet tegen de opkomende macht van Stalin en de toenemende bureaucratisering van partij en staat goed en wel van de grond is geraakt. Die taak rust op de schouders van Trotski, wiens Linkse Oppositie echter in de komende periode de politieke strijd met Stalin en de partijbureaucratie verliest.
-
1927: Trotski en andere prominente bolsjewieken worden uit de communistische partij gestoten. Dit houdt het einde van de politieke discussie en oppositie in de Sovjetunie in en de consolidatie van het stalinisme.
Burgerlijke democratie of socialisme?
De Russische marxisten stonden in de periode voor 1917 voor een groot strategisch vraagstuk. De sociale, economische en culturele omstandigheden leken in Rusland niet rijp voor een socialistische revolutie. In de RSDAP ontstonden ruwweg drie verschillende stromingen – de bolsjewieken, de mensjewieken en de aanhangers van Trotski – die elk een antwoord op het Russische vraagstuk wilden bieden.
De mensjewieken waren van mening dat de Russische werkende klasse met de ‘progressieve’ lagen van de burgerij diende samen te werken. Bovendien waren ze gekant tegen een samenwerking met de boeren en stelden ze dat deze, naar analogie van het Westen, een conservatieve kracht vormden. De bolsjewieken stelden daarentegen dat de Russische burgerij door haar historisch zwakke positie eerder de kant zou kiezen van de tsaristische autocratie dan die van de arbeidersklasse. De meeste bourgeois waren bovendien grootgrondbezitters, waardoor een landhervorming voor de boeren niet tot de mogelijkheden behoorde. Lenin stelde dat de arme boeren de ‘coalitiepartner’ van het proletariaat waren, vanwege hun zucht naar de afschaffing van het feodale grootgrondbezit. Arbeiders en boeren zouden samen onder leiding van de sociaal-democratie de burgerlijk-democratische revolutie moeten doorvoeren. Dat zou de aanzet zijn tot revolutie in het Westen, die wegens de sterke industrialisering niet anders dan socialistisch kon zijn. Met de hulp van het Westen zou de Russische arbeidersklasse dan eveneens overgaan tot socialisme.
De positie van Trotski verschilde van zowel de bolsjewieken als mensjewieken. Hij werkte Marx’ idee van een ‘permanente revolutie’ verder uit en stelde dat de Russische Revolutie een ononderbroken proces diende te zijn dat niet zou stoppen bij de burgerlijk-democratische fase, maar moest uitmonden in een socialistisch stadium. De industrialisering van Rusland was door buitenlands kapitaal in samenwerking met de autocratische, tsaristische staat gerealiseerd. In Rusland was meteen een grootschalige industrie ontstaan die een relatief sterk proletariaat had voortgebracht. Trotski argumenteerde dat deze jonge maar radicale arbeidersklasse een voortrekkersrol zou spelen in de revolutie. De spontane creatie van sovjets tijdens de eerste Russische Revolutie van 1905 had reeds aangetoond dat de arbeidersklasse in staat was om een parallelle machtsstructuur op te bouwen. Aangezien het proletariaat de hoofdrol zou vertolken in de revolutie, zou de revolutionaire beweging niet alleen burgerlijke, maar ook socialistische eisen stellen aan het nieuwe regime. De socialistische revolutie in Rusland kon echter enkel standhouden indien ze door een revolutie in het industriële Westen werd ondersteund. De Russische boeren waren immers enkel geïnteresseerd in een landhervorming en zouden na de revolutie snel vervallen in een contrarevolutionaire kracht indien de industrialisering en planning hen geen materiële voordelen zou brengen.
Naar een socialistische revolutie
Na de Februarirevolutie steunden de mensjewieken de Voorlopige Regering. Verzet van arbeiders en boeren, in de vorm van het bezetten van land en fabrieken, moest in het teken van de nationale eenheid worden onderdrukt. Hun onvoorwaardelijke steun voor de conservatieve burgerij en de oorlog maakten hen echter bij de meerderheid van de Russische arbeiders en boeren steeds minder populair.
Tot april 1917 deelde de bolsjewistische leiding in Rusland het standpunt van de mensjewieken. Lenins aankomst in Sint-Petersburg veranderde dit grondig. In zijn beroemde ‘Aprilthesen’ stelde hij dat het einde van de oorlog het begin van de wereldrevolutie was, waarin het Russische proletariaat een centrale rol kon spelen. Eigenlijk had hij Trotski’s theorie van de permanente revolutie overgenomen. Lenin riep de sovjets op om zelf de macht over te nemen van de Voorlopige Regering, die niet in staat was om de problemen van de Russische bevolking op te lossen. De sovjets waren meer dan politieke drukkingsgroepen: ze vormden de embryonale vorm van het zelfbeheer van arbeiders en boeren.
Na de harde onderdrukking van massaopstanden in juli en na de door de bolsjewieken afgewende couppoging van generaal Kornilov ging de legitimiteit van de Voorlopige Regering steeds verder achteruit. Omdat ze niet in staat was om de voornaamste eisen van de Russische bevolking in te willigen – vrede, brood en land – moest ze ten slotte het veld ruimen voor de macht van de raden. De bolsjewieken hadden de politieke meerderheid in de sovjets gewonnen en besloten in oktober om de staatsmacht over te nemen via een opstand. Aangezien ze een overweldigende meerderheid achter zich hadden, gebeurde de opstand zo goed als vreedzaam en stortte de Voorlopige Regering als een kaartenhuisje in.
Rechtse auteurs stellen de Oktoberrevolutie vaak als een staatsgreep voor, vanwege de kleine aantallen die bij de machtsovername zelf aanwezig waren. Deze interpretatie verwart echter het moment van de gewapende opstand met het proces van de revolutie; het verwart het deel met het geheel. De machtsovername was enkel de formalisering van het feitelijke machtsoverwicht van de raden, dat gedurende de voorafgaande revolutionaire weken en maanden was opgebouwd. De opstand viel samen met het Tweede Pan-Russische Congres van de Sovjets, dat de machtsovername formeel bevestigde.
Verwezenlijkingen van de revolutie
Onmiddellijk na de Oktoberrevolutie vaardigde de kersverse regering een aantal belangrijke decreten uit, zoals de erkenning van de spontane landherverdeling die de boeren hadden aangevat, de nationalisatie van de Russische banken en de introductie van hogere lonen en een kortere werkdag van acht uren.
De revolutie vormde een mijlpaal voor de emancipatie van de vrouw. Voor de eerste keer in de geschiedenis werd de vrouw volledig op economisch, politiek en seksueel vlak op gelijke voet met de man geplaatst. Na de revolutie mochten vrouwen land bezitten, familiehoofd zijn en ze hadden recht op gelijk loon voor gelijk werk en zwangerschapsverlof. In 1920 werd abortus gelegaliseerd en echtscheidingsprocedures werden vereenvoudigd.
Het revolutionaire proces gaf tevens een krachtige zet aan nieuwe kunstvormen en aan de democratisering van de traditionele elitaire cultuur. Kunst werd een instrument van onderwijs van en communicatie met de massa, zoals we later ook in Latijns-Amerika zagen en zien.
Ten slotte bouwde de sovjetstaat een systeem van gratis gezondheidszorg, onderwijs en sociale zekerheid uit: belangrijke sociale verwezenlijkingen waar zelfs de Westerse landen, ondanks hun economische rijkdom, niet kunnen aan tippen.