Het sociaal protest in 1968 bleef niet beperkt tot Frankrijk. Het ging om een mobilisatie op wereldschaal. Van Italië tot Japan, via de Verenigde Staten, Mexico, Duitsland, Polen en Tsjecho-Slowakije kwam de arbeidersklasse en de jeugd in actie in een groot aantal landen.
De Golden Sixties
In de jaren 1950 en 1960 bloeide het kapitalisme snel op, vooral in de meest geïndustrialiseerde kapitalistische landen, en steeg de levensstandaard van de hogere lagen in de arbeidersklasse snel. Grote delen van de samenleving werden echter in armoede gehouden. Zo deelden zwarte Amerikanen, die in getto’s werden gedreven, algemeen gezien hun levenskwaliteit met Zuid-Italiaanse arbeiders in de fabrieken in Noord-Italië, of met arbeidersmigranten in Frankrijk of Japan. Vaak volgden de lonen de economische groei niet en werd de uitbuiting intenser naarmate de techniek zich ontwikkelden.
Deze verhoogde uitbuiting ging gepaard met onderdrukking van vrouwen en raciale minderheden. n de VS werden onder andere zwarte Amerikanen of katholieken uit Noord-Ierland democratische rechten ontzegt.
Massastrijd
Deze factoren, in combinatie met de eerste burgerrechten-mobilisaties in de Verenigde Staten, tegen werkloosheid en de oorlog in Vietnam, leidden tot een wereldwijde golf van sociaal protest.
In vele landen waren het de studenten die de arbeidersbeweging in gang trokken. In Duitsland, Japan, de Verenigde Staten, Turkije, Mexico en Brazilië brak een weerbarstige studentenstrijd uit, gericht tegen de gehele kapitalistische maatschappij. Het gevecht van de jeugd werd al snel vergezeld door massale stakingen. In Italië bijvoorbeeld was een dergelijke schaal van protest niet gezien sinds de bevrijding in 1945.
Het revolutionaire potentieel van deze bewegingen was evident. De 'dertig glorieuze jaren' (naar het Frans, les Trentes Glorieuses) hadden het numerieke, economische en dus politieke gewicht van de arbeidersklasse aanzienlijk aangesterkt. Door het werk neer te leggen, verlamde de hele samenleving en werd de politieke macht van de bourgeoisie onmiddellijk in vraag gesteld.
Ook in het Oosten!
De mobilisaties breidden zich eveneens uit naar de landen van de Sovjet-Unie. De zogenaamde 'destalinisatie', die na Stalin’s dood plaatsvond, had nog maar net een einde gemaakt aan één van de meest flagrante misbruiken door de bureaucratie, en de repressie in het bijzonder. Maar macht bleef het monopolie van de bureaucratie, waardoor materiële privileges steeds aan belang wonnen.
In Tsjechoslowakije verscheen begin 1968 er een nieuw team aan het hoofd van de Communistische Partij, ontstaan uit een interne oppositie in het hart van de partij. Zij kondigden een reeks maatregelen aan, gericht op de ontwikkeling van een "socialisme met een menselijk gezicht", met name op het gebied van democratische en economische rechten. Het land reageerde met enorm veel enthousiasme. De dominante positie van de bureaucratie werd betwist en er werden arbeidersraden opgericht. Dit werd de Sovjetbureaucratie te veel want zij vreesde dat het Tsjechoslowaakse voorbeeld alle Sovjetarbeiders zou inspireren. In augustus 1968 drongen Sovjettanks Tsjechoslowakije binnen om de "Praagse Lente" te verpletteren.
Vergelijkbare bewegingen, maar op kleinere schaal, ontwikkelden zich ook in Joegoslavië en Polen. Ze werden snel de kop ingedrukt door de bureaucratie aan doormiddel van een mix van concessies en nationalistische en racistische afleidingsmanoeuvres. In Polen dreef de stalinistische bureaucratie het zelfs zo ver om Joden uit de Communistische Partij te verdrijven met als argument dat zij verantwoordelijk waren voor problemen veroorzaakt door… de bureaucratie.
De redenen voor een globale mislukking
Hoewel sommige van deze bewegingen uiteindelijk tot gedeeltelijke overwinningen leidden, eindigden de meesten met een nederlaag. De voornaamste verklaring is het beleid dat toen door de leiders van de arbeiders-, vakbonds- en politieke bewegingen werd gevoerd. In de kapitalistische landen steunden de leiders van de Communistische Partijen, die toen de belangrijkste partijen van de arbeidersklasse waren, de strijd niet of streden zelfs vaak tegen de beweging. Hun enige horizon was electoraal reformisme. De Italiaanse CP zocht, in plaats van zich in te zetten voor de mobilisatie van de werknemers, naar een electorale alliantie met katholiek rechts!
Door de afwezigheid van een serieuze revolutionaire leiding raakt het enthousiasme van de massa uiteindelijk, na jaren van strijd zonder vooruitzichten, uitgeput. In Italië en Japan werd een deel van de avant-garde wanhopig door het individuele terrorisme van de Rode Brigades of het Japanse Rode Leger.
Uit deze globale mislukking moeten lessen worden getrokken. Vandaag blijft de strijd, net zoals toen, beperkt tot de nationale grenzen. Daarom is het noodzakelijk om een revolutionaire organisatie op te bouwen die in staat is om iedereen op internationale schaal te verenigen. Daar bouwen we aan met de International Marxist Tendency. Doe met ons mee!