50 jaar geleden, op 4 April 1968, werd Martin Luther King Jr. vermoord terwijl hij op het balkon zat van zijn hotelkamer in Memphis, Tennessee. King was in Memphis om een demonstratie te leiden ter ondersteuning van een drie maanden durende staking, gehouden door vuilnismannen. Hij was aan het kletsen met wat vrienden toen er een geweerschot afging en King in elkaar zakte, met bloed stromend uit zijn kaak en nek. Een half uur later, in het ziekenhuis, werd King dood verklaard op 39-jarige leeftijd.
King maakte duidelijk dat hij voor een vreedzame en geweldloze strijd was. Hij stelde voor om een deel van de rijkdom van de samenleving te gebruiken om de ergste aspecten van de klassensamenleving te verlichten. Hij heeft zelfs werken van Marx gelezen, maar was het niet eens met zijn analyse. King had voor het grootste deel van zijn leven dus een pacifistische en reformistische aanpak. In de naoorlogse periode van economische bloei kon de illusie van het reformisme zeer krachtig zijn. In de laatste jaren van zijn leven begon King echter steeds radicalere conclusies te trekken. Het waren de vraagstukken van armoede, klasse en anti-oorlog die King verder in de richting van Malcolm X duwden. Hij begon op een snel tempo een klassenstandpunt te ontwikkelen en om deze reden werd hij vermoord. De moord op King weergalmde dan ook de moord op Malcolm X van 1965. Beiden werden vermoord, omdat ze steeds radicaler werden.
Malcolm X ging verder dan King. Hij begon als een zwarte nationalist en was voor een scheiding van zwarten en blanken. Toen hij echter de gebeurtenissen beter ging observeren en als gevolg van meer ervaring in de strijd, begon hij een socialistische aanpak te krijgen. Tegen het einde van zijn leven begon hij tot de conclusie te komen dat een verenigde klassenstrijd tegen het kapitalistische systeem nodig is. In 1964 zei Malcolm X: "Je kunt geen kapitalisme zonder racisme hebben." Dit was een grote stap van het zwart nationalisme en separatisme vandaan, richting het erkennen van de noodzaak van een verenigde strijd van zwarten en blanken. Toen hij deze radicale conclusies bereikte, werd hij vermoord op 39-jarige leeftijd.
Ook waren er leiders die nog verder gingen dan King en Malcolm X. Fred Hampton was de leider van de Black Panther Party in Illinois en werd vermoord in 1969, op de zeer jonge leeftijd van 21 jaar. Hampton trok veel duidelijkere conclusies op klassenbasis. In zijn speeches refereerde hij naar een internationale proletarische revolutie en hij riep op om samen tegen de onderdrukker te vechten, of deze nou wit of zwart zou zijn. In 1969 zei hij: “We gaan kapitalisme niet bestrijden met zwart kapitalisme, maar we gaan het bestrijden met socialisme.” Hampton had dus een duidelijke klassenpositie in de burgerrechtenbeweging.
Dit is de enige positie die een heuse bedreiging voor de kapitalistische klasse vormt. Zwarte leiders die blanken de schuld geven voor het lijden van zwarten, creëren geen bedreiging voor de kapitalistische klasse. Het helpt hen juist om de verdeling van de werkende klasse op basis van ras te behouden. Wanneer zwarte leiders echter daarboven uitstijgen en de radicale conclusie trekken dat dit een collectieve strijd is, worden ze gevaarlijke figuren voor de kapitalisten.
De leiders van de burgerrechtenbeweging en hun ontwikkeling naar meer revolutionaire conclusies, waren producten van de jaren vijftig en zestig. De omstandigheden waarin zwarten werden geconfronteerd in de jaren vijftig - discriminatie onderdrukking en tweederangs status - konden niet langer worden getolereerd. Het resultaat hiervan was de burgerrechtenbeweging. De kapitalistische klasse probeerde de beweging binnen grenzen te houden die het kapitalistische systeem niet bedreigden. Hiervoor werd de beweging naar de pro-kapitalistische Democratische Partij gekanaliseerd, terwijl moorden werden georganiseerd op Martin Luther King Jr., Malcolm X, Fred Hampton, en andere zwarte leiders die verder probeerden te gaan dan het kapitalisme en de Democraten. Als de grote burgerrechtenbeweging in staat was geweest om zich aan te sluiten bij de arbeidersbeweging als geheel, had dit een enorme kracht kunnen zijn voor sociale verandering — revolutionaire verandering. Nogmaals, dit is waarom de leiders geëlimineerd moesten worden.
Het resultaat is de situatie die we vandaag de dag hebben. Voor een handjevol Afro-Amerikanen, die hebben geprofiteerd van de concessies van de heersende klasse, gaat het heel goed. Maar voor de overgrote meerderheid is het zo slecht of zelfs slechter dan 50 jaar geleden. Met recente bewegingen, zoals de Black Lives Matter beweging, is het duidelijk dat ongelijkheid en racisme, ondanks de burgerrechtenstrijd uit het verleden, nog steeds floreren in de Verenigde Staten. Ook in Nederland zien we de groei van rechtse partijen die zich baseren op racisme en seksisme.
Steeds meer mensen zijn echter op zoek naar antwoorden en een manier om de maatschappelijke problemen op te lossen. Als marxisten staan wij vooraan in de strijd tegen discriminatie in alle vormen. Wij geloven dat om succesvol te zijn, dit gecombineerd moet worden met de strijd van de verenigde werkende klasse tegen het kapitalisme en voor het socialisme. Dit is de belangrijkste les die we uit de burgerrechtenbeweging kunnen trekken voor de strijd van vandaag. We moeten doorgaan met wat Martin Luther King, Malcolm X en Fred Hampton hebben achtergelaten. Bestrijd racisme door een gemeenschappelijke strijd tegen de onderdrukkers! Op naar een socialistische revolutie!