In november 1935 schreef Trotski dit artikel over de overwinning van Stalin en de Sovjetbureaucratie op de Linkse Oppositie. We vertaalden het artikel, vanuit de Engelse versie van het Marxistisch Internet Archief.
De vragen die gesteld worden in de brief van kameraad Zeller, zijn niet enkel van belang voor de geschiedenis, maar ook voor het heden. Het is niet ongewoon om deze net zo vaak tegen te komen in de politieke literatuur, als in privégesprekken, hoewel in verschillende vormen, vooral persoonlijke. “Hoe en waarom ben je de macht verloren?” “Hoe kreeg Stalin het apparaat in handen?” “Wat maakt Stalin sterk?”
De kwestie van de interne wetten van revolutie en contrarevolutie wordt overal en altijd op een zuiver individuele manier gesteld, alsof het gaat om een schaakspel of een sportwedstrijd, en niet om diepgaande conflicten en veranderingen met een maatschappelijk karakter. In deze context kunnen veel pseudo-marxisten niet onderscheiden worden van vulgaire democraten, die de criteria van parlementaire lobby's gebruiken wanneer ze geconfronteerd worden met grote volksbewegingen.
Wie de geschiedenis ook maar een klein beetje begrijpt, weet dat iedere revolutie aanleiding gaf tot een daaropvolgende contrarevolutie die, om zeker te zijn, de natie op economisch gebied nooit geheel terugwierp naar het beginpunt, maar het volk altijd een aanzienlijk deel, soms zelfs het leeuwendeel, van zijn politieke veroveringen ontnam. En het eerste slachtoffer van de reactionaire golf is, als stelregel, die laag van revolutionairen die aan het hoofd van de massa’s stond in de eerste periode van de revolutie, de periode van het offensief, de “heroïsche” periode. Deze algemene historische waarneming zou ons moeten leiden tot het idee dat de kwestie er niet simpelweg één is van de vaardigheid, de sluwheid of de kunst van twee of enkele individuen, maar van onvergelijkbaar veel diepgaandere oorzaken.
Marxisten, in tegenstelling tot oppervlakkige fatalisten (van het soort van Léon Blum, Paul Faure, etc. [*]), ontkennen niet de rol van het individu, diens initiatief, diens moed, in de sociale strijd. In tegenstelling tot de idealisten weten marxisten echter dat het bewustzijn, in de laatste instantie, bepaald wordt door het zijn. De rol van het leiderschap in de revolutie is enorm. Zonder een correct leiderschap kan het proletariaat niet veroveren. Echter, zelfs het beste leiderschap kan geen revolutie aanwakkeren wanneer het niet over de objectieve omstandigheden beschikt. Onder de grootste deugden van een proletarisch leiderschap moet gerekend worden: het vermogen om onderscheid te maken tussen het moment waarop men kan aanvallen en het moment waarop het nodig is om zich terug te trekken. Het was dit vermogen dat de hoofdzakelijke kracht van Lenin vormde. [1]
Het slagen of falen van het gevecht van de Linkse Oppositie tegen de bureaucratie rustte natuurlijk in zekere mate op de kwaliteiten van de leiders in de twee strijdende kampen. Voordat we echter over deze kwaliteiten spreken, moeten we een helder begrip hebben van de aard van deze vechtende kampen zelf, want de beste leider van het ene kamp kan absoluut waardeloos zijn voor het andere, en vice versa. De vraag – heel actueel (en heel naïef) – “Waarom gebruikte Trotski toentertijd niet het militaire apparaat tegen Stalin?” is het duidelijkste bewijs op aarde dat de vragensteller niet in staat is, of niet wenst te reflecteren op de algemene historische redenen voor de overwinning van de Sovjetbureaucratie over de revolutionaire voorhoede van het proletariaat. Ik heb over deze redenen meer dan eens geschreven in een bepaald aantal boeken, te beginnen met mijn autobiografie. Ik stel voor om de belangrijkste conclusies in een paar regels op te sommen.
Het is niet de huidige bureaucratie die de overwinning van de Oktoberrevolutie verzekerde, maar de massa’s van arbeiders en boeren onder Bolsjewistisch leiderschap. De bureaucratie begon pas na de definitieve overwinning te groeien en vulde haar gelederen niet alleen met revolutionaire arbeiders, maar ook met de vertegenwoordigers van andere klassen (voormalige tsaristische functionarissen, officieren, bourgeois intellectuelen, etc.) De huidige bureaucratie bevond zich, in overweldigende meerderheid, ten tijde van de Oktoberrevolutie in het kamp van de bourgeoisie (neem als voorbeelden slechts de Sovjet-ambassadeurs Potemkin, Maiski, Trojanovski, Soerits, Chintsjoek, etc.). Degenen van de huidige bureaucratie die zich in de dagen van Oktober in het Bolsjewistische kamp bevonden, speelden in de grote meerderheid van de gevallen geen rol van ook maar enige betekenis in ofwel de voorbereiding ofwel de uitvoering van de revolutie, of in de eerste jaren daarna. Dit geldt vooral voor Stalin zelf. Wat betreft de huidige jonge bureaucraten, zij worden gekozen en opgeleid door de ouderen; meestal betreft het hun eigen kinderen. En het is Stalin die het “opperhoofd” is geworden van deze nieuwe kaste, die opgegroeid is na de revolutie.
De geschiedenis van de vakbeweging in ieder land is niet alleen de geschieden van stakingen en van massabewegingen in het algemeen; het is ook de geschiedenis van de vorming van de vakbondsbureaucratie. Het is voldoende bekend welke enorme conservatieve macht deze bureaucratie heeft weten te verkrijgen en met wat voor een onfeilbaar gevoel ze haar “geniale” leiders verkiest en vormt naar haar behoeften: Gompers, Green, Legien, Leipart, Citrine, etc. [2][**] Als Jouhaux er tot nu toe in geslaagd is om zijn posities te behouden tegen aanvallen vanuit links, is het niet omdat hij een groot strateeg is – hoewel hij ongetwijfeld superieur is aan zijn bureaucratische collega’s (het is niet voor niets dat hij de eerste plaats onder hen inneemt) – maar omdat er geen uur en geen dag voorbijgaan waarop zijn gehele apparaat niet halsstarrig vecht voor zijn bestaan, niet collectief zoekt naar de beste methoden voor die strijd, niet denkt voor Jouhaux en hem niet inspireert met de benodigde beslissingen. Maar dat betekent geenszins dat Jouhaux onoverwinnelijk is. Met een plotselinge verandering in de situatie – richting revolutie of richting fascisme – zal het gehele vakbondsapparaat zijn zelfvertrouwen verliezen, zullen zijn vaardige manoeuvres zich machteloos tonen en zal Jouhaux zelf geen geweldige indruk, maar een ellendige indruk opwekken. We hoeven ons slechts te herinneren wat voor verachtelijke nietsnutten de machtige en arrogante leiders van de Duitse vakbonden zich toonden te zijn in 1918, toen de revolutie tegen hun wil uitbrak, en in 1932, toen Hitler oprukte.
Deze voorbeelden tonen de bronnen van de kracht en de zwakte van de bureaucratie. Ze verrijst uit de beweging van de massa’s in de eerste periode, de heroïsche periode. Maar, eenmaal verrezen boven de massa’s, nadat ze haar eigen “sociale kwestie” (een verzekerd bestaan, invloed, respect, etc.) heeft opgelost, neigt de bureaucratie er in toenemende mate naar om de massa’s immobiel te houden. Waarom zou ze risico’s nemen? Zij heeft iets te verliezen. De meest verregaande uitbreiding van de invloed en het welzijn van de reformistische bureaucratie vindt plaats in een tijdperk van kapitalistische vooruitgang en van relatieve passiviteit van de werkende massa’s. Maar wanneer deze passiviteit gebroken wordt, linksom of rechtsom, komt de grootsheid van de bureaucratie ten einde. Haar intelligentie en vaardigheid worden omgevormd tot stupiditeit en onmacht. De aard van het “leiderschap” komt overeen met de aard van de klasse (of de kaste) die het leidt en met de objectieve situatie die deze klasse (of kaste) doormaakt.
De Sovjetbureaucratie is onmeetbaar veel machtiger dan de reformistische bureaucratieën van alle kapitalistische landen tezamen, want in haar handen heeft ze de macht van de staat en alle voordelen en voorrechten die daaraan verbonden zijn. Het is waar dat de Sovjetbureaucratie uit de bodem gegroeid is van de zegevierende proletarische revolutie. Maar het zou de grootste naïviteit zijn om haar om die reden te idealiseren. In een arm land – en de USSR is in het heden nog steeds een zeer arm land, waar een eigen kamer, voldoende voedsel en kleding binnen het bereik van slechts een kleine minderheid van de bevolking liggen – in zo'n land nemen miljoenen bureaucraten, groot en klein, elke moeite om vóór al het andere hun eigen welzijn te verzekeren! Vandaar het grote egoïsme en het grote conservatisme van de bureaucratie, haar schrik wanneer ze geconfronteerd wordt met de onvrede van de massa’s, haar haat tegenover kritiek, haar boze aandringen op het onderdrukken van alle vrije gedachten en, tot slot, haar hypocriete en religieuze kniebuigingen voor de “leider” die haar onbeperkte heerschappij en haar privileges belichaamt en beschermt. Dat alles tezamen is de inhoud van de strijd tegen het “trotskisme”.
Het staat volledig buiten kijf en is van groot belang, dat de Sovjetbureaucratie machtiger werd naarmate de mondiale arbeidersklasse meer klappen te verduren kreeg. De nederlagen van de revolutionaire bewegingen in Europa en Azië ondermijnden geleidelijk het vertrouwen van de Sovjetarbeiders in hun internationale bondgenoot. Binnen het land heerste er nog steeds acute ellende. De dapperste en meest toegewijde vertegenwoordigers van de werkende klasse waren òf omgekomen in de burgeroorlog, òf waren hogerop geraakt en grotendeels opgenomen in de rangen van de bureaucratie, nadat ze hun revolutionaire geesten verloren hadden. Uitgeput door de vreselijke inspanningen van de revolutionaire jaren, zonder perspectief, vergiftigd met bitterheid door een reeks teleurstellingen, viel de grote massa in passiviteit. Reactie van dit soort kan, zoals we al zeiden, na elke revolutie gezien worden. Het immense historische voordeel van de Oktoberrevolutie, beschouwd als een proletarische revolutie, is dat de uitputting en teleurstelling niet ten goede zijn gekomen aan de klassenvijand, de bourgeoisie en de aristocratie, maar aan de bovenste laag van de werkende klasse zelf en de daaraan verbonden tussenliggende groepen die de Sovjetbureaucratie hebben betreden.
De werkelijk revolutionaire proletariërs in de USSR ontleenden hun kracht niet aan het apparaat, maar aan de activiteit van de revolutionaire massa’s. In het bijzonder werd het Rode Leger niet geschapen door “mannen van het apparaat” (in de meest kritieke jaren was het apparaat nog steeds zeer zwak), maar door de kaders van heldhaftige arbeiders die, onder Bolsjewistisch leiderschap, de jonge boeren om zich heen verzamelden en tot de strijd leidden. De afname van de revolutionaire beweging, de vermoeidheid, de nederlagen in Europa en Azië, de teleurstelling van de werkende massa’s, deze zouden onvermijdelijk de posities van de internationalistische revolutionairen verzwakken en anderzijds de posities van de nationale en conservatieve bureaucratie versterken. Er opent zich een nieuw hoofdstuk in de revolutie. De leiders van de voorafgaande periode gaan in oppositie, terwijl de conservatieve politici van het apparaat, die in de revolutie een secundaire rol speelden, met de triomferende bureaucratie op de voorgrond verrijzen.
Wat betreft het militair apparaat: dat is onderdeel van het bureaucratisch apparaat, kwalitatief op geen enkele wijze ervan verschillend. Het volstaat te zeggen dat in de jaren van de burgeroorlog het Rode Leger tienduizenden voormalig tsaristische officieren opnam. Op 13 maart 1919 zei Lenin op een vergadering in Petrograd: “Toen Trotski mij onlangs mededeelde dat, op militair gebied, het aantal officieren enkele tienduizenden bedraagt, toen kreeg ik een concreet beeld van waar het geheim ligt van hoe men kan profiteren van de vijand: hoe communisme te laten bouwen door degenen die voorheen onze vijanden waren; communisme te bouwen met stenen die door de kapitalisten tegen ons verzameld werden! En we hebben geen andere stenen!” Deze kaders van officieren en functionarissen voerden in de eerste jaren hun werk uit onder directe druk en toezicht van de geavanceerde arbeiders. In het vuur van de wrede strijd kon er niet eens de kwestie bestaan van een bevoorrechte positie voor officieren: het woord zelf was uit het vocabulaire gewist. Maar precies nadat de overwinningen waren behaald en de overgang was gemaakt naar een vredige situatie, probeerde het militair apparaat het meest invloedrijke en bevoorrechte deel van het gehele bureaucratisch apparaat te worden. De enige persoon die op de officieren zou hebben vertrouwd om de macht te grijpen, zou iemand zijn geweest die bereid zou zijn om verder te gaan dan de begeerten van de officierskaste, dat wil zeggen, iemand die voor hen een superieure positie zou hebben verzekerd, die hen rangen en onderscheidingen zou hebben gegeven, kortom, die in één enkele daad gedaan zou hebben wat de stalinistische bureaucratie geleidelijk heeft gedaan over de daaropvolgende tien tot twaalf jaar. Zonder twijfel zou het mogelijk zijn geweest om een militaire staatsgreep uit te voeren tegen de factie van Zinovjev, Kamenev, Stalin, etc., zonder enige moeite en zonder zelfs enig bloedvergieten; maar het resultaat van zo'n staatsgreep zou een versnelling zijn geweest van het ritme van precies deze bureaucratisering en dit bonapartisme waartegen de Linkse Oppositie ten strijde was gegaan.
De taak van de Bolsjewiek-Leninisten was, in essentie, om niet te vertrouwen op de militaire bureaucratie tegenover die van de partij, maar om te vertrouwen op de proletarische voorhoede en via deze op de volksmassa’s, en om de bureaucratie in haar geheel meester te worden, deze te zuiveren van haar vreemde elementen, om de waakzame controle van de arbeiders erover te verzekeren en haar beleid terug te zetten op het spoor van het revolutionair internationalisme. Maar naarmate de levende fontein van de revolutionaire kracht van de massa’s opdroogde in de burgeroorlog, hongersnood en epidemieën, en naarmate de bureaucratie vreselijk groeide in aantal en wreedheid, werden de revolutionaire proletariërs de zwakkere kant. Zeker, het vaandel van de Bolsjewiek-Leninisten verzamelde tienduizenden van de beste revolutionaire vechters om zich heen, waaronder sommige militairen. De geavanceerde arbeiders stonden sympathiek tegenover de Oppositie, maar die sympathie bleef passief; de massa’s geloofden niet langer dat de situatie serieus veranderd kon worden door strijd. Ondertussen stelde de bureaucratie: “De Oppositie stelt internationale revolutie voor en is bereid om ons een revolutionaire oorlog in te slepen. Genoeg van oproer en ellende. We hebben het recht op rust verdiend. We hebben niet nog meer ‘permanente revolutie’ nodig. We zullen de socialistische samenleving in eigen huis opbouwen. Arbeiders en boeren, vertrouw op ons, jullie leiders!” Deze nationalistische en conservatieve agitatie werd – om het even tussendoor te noemen – vergezeld door kwade, soms absoluut reactionaire, laster tegen de internationalisten. Het trok de militaire en staatsbureaucratieën hecht samen en vond ongetwijfeld een echo onder de vermoeide en achtergebleven massa’s. Zo kwam de Bolsjewistische voorhoede geïsoleerd te staan en werd ze beetje bij beetje vermorzeld. Daarin ligt het geheim van de overwinning van de Thermidoriaanse bureaucratie.
Praatjes over de buitengewone tactische en organisatorische kwaliteiten van Stalin zijn een mythe, doelbewust gecreëerd door de bureaucratie van de USSR en de Communistische Internationale, en herhaald door linkse bourgeois intellectuelen die, ondanks hun individualisme, gewillig knielen voor succes. Deze heren begrepen noch erkenden Lenin toen hij, opgejaagd door het internationale tuig, de revolutie voorbereidde. Daarentegen “erkenden” ze Stalin toen deze erkenning niets bracht behalve genoegdoening en soms directe voordelen.
Het initiatief voor de strijd tegen de Linkse Oppositie behoort rechtmatig toe aan Zinovjev, niet aan Stalin. In eerste instantie aarzelde en wachtte Stalin. Het zou verkeerd zijn om te denken dat Stalin vanaf het begin überhaupt een strategisch plan had. Hij bleef de grond aftasten. Ongetwijfeld woog zijn revolutionair-marxistische scholing op hem. In feite zocht hij een simpeler, nationaler, “zekerder” beleid. Het succes dat hem toekwam was iets onverwachts, in eerste plaats voor hemzelf. Het was het succes van deze nieuwe leidende laag, van de revolutionaire aristocratie die zichzelf probeerde te bevrijden van de controle van de massa’s en die een sterke en betrouwbare arbiter nodig had voor haar interne aangelegenheden. Stalin, een persoon van tweede rang in de proletarische revolutie, verscheen als de onbetwiste leider van de Thermidoriaanse bureaucratie, de eerste in haar rangen – niets meer.
De Italiaanse fascistische of semifascistische schrijver Malaparte heeft een boek gepubliceerd, Techniek van de Staatsgreep, waarin hij het idee ontwikkelt dat “Trotski’s revolutionaire tactieken”, in tegenstelling tot Lenins strategie, de overwinning konden verzekeren in een gegeven land onder gegeven omstandigheden. Het is moeilijk om enige theorie voor te stellen die nog absurder is! Echter, de wijsgeren die de kennis van achteraf gebruiken om ons ervan te beschuldigen dat we de macht verloren door besluiteloosheid, beschouwen de zaken in grondslag vanuit Malaparte's perspectief: zij denken dat er bepaalde speciale technische “geheimen” bestaan met hulp waarvan de revolutionaire macht gewonnen of behouden kan worden, onafhankelijk van de invloed van grote objectieve factoren (overwinning of nederlaag voor de revolutie in het Oosten en het Westen, het verrijzen of tenondergaan van de massabeweging in een land, etc.) Macht is geen prijs die de meest “vaardigen” winnen. Macht is een verhouding tussen individuen, in de laatste analyse tussen klassen. Regeringsleiderschap is, zoals we gezegd hebben, een machtige hefboom voor succes. Maar dat betekent in het geheel niet dat het leiderschap onder alle omstandigheden de overwinning kan garanderen.
Wat in de laatste instantie beslissend is, zijn de klassenstrijd en de interne wijzigingen die plaatsvinden binnen de strijdende massa’s.
Het is zeker te weten onmogelijk om met wiskundige precisie de vraag te beantwoorden: hoe zou de strijd zich ontwikkeld hebben als Lenin nog geleefd had? Dat Lenin de onverzoenbare vijand zou zijn geweest van de hebzuchtige conservatieve bureaucratie en Stalins beleid, dat alles van zijn soort gestadig aan zich bond, wordt onbetwistbaar aangetoond in een hele reeks brieven, artikelen en voorstellen door Lenin in de laatste periode van zijn leven: in het bijzonder in zijn testament, waarin hij aanbeveelt dat Stalin wordt verwijderd uit de positie van secretaris-generaal, en uiteindelijk in zijn laatste brief, waarin hij “alle persoonlijke en kameraadschappelijke betrekkingen” met Stalin afbreekt. In de periode tussen de twee aanvallen van zijn ziekte, stelde Lenin een gemeenschappelijke factie met mij voor om te strijden tegen de bureaucratie en haar generale staf, het Organisatorisch Bureau van het Centraal Comité, waar Stalin het bewind voerde. Voor het Twaalfde Partijcongres bereidde Lenin – om zijn eigen uitdrukking te gebruiken – een “bom” voor tegen Stalin. Dit alles is verteld – op basis van precieze en onbetwistbare documenten – in mijn autobiografie en in een speciaal artikel, “Over het achtergehouden testament van Lenin.” Lenins voorbereidende maatregelen laten zien dat hij dacht dat de aankomende strijd zeer moeilijk zou zijn; niet omdat – daar bestaat geen twijfel over – hij Stalin persoonlijk vreesde als tegenstander (het zou belachelijk zijn daarvan te spreken), maar omdat hij achter Stalins rug duidelijk het weefsel zag van het gezamenlijk belang van de machtige kaste van de leidende bureaucratie. Toen Lenin nog leefde, voerde Stalin een verzwakkende operatie uit door middel van agenten die voorzichtig het gerucht verspreidden dat Lenin een invalide intellectueel was, dat hij niet meer op de hoogte was van de situatie, etc. Kortom, ze brachten dezelfde legende in omloop die nu de onofficiële versie is geworden van de Communistische Internationale om de acute vijandigheid tussen Lenin en Stalin in de laatste anderhalf jaar van Lenins leven te verklaren. In feite vormen alle artikelen die Lenin dicteerde toen hij ziek was, wellicht de rijpste vruchten van zijn geest. De scherpzinnigheid van deze “invalide” zou meer dan genoeg zijn geweest voor een dozijn Stalins.
Het kan met zekerheid gezegd worden dat, als Lenin langer had geleefd, de druk van bureaucratische almacht – tenminste in de eerste jaren – minder zwaar zou zijn uitgeoefend. Maar in 1926 zei Kroepskaja tegen een groep Linkse Oppositionisten: “Als Lenin vandaag zou leven, zou hij nu in de gevangenis zitten”. De angsten en alarmerende voorgevoelens van Lenin stonden nog vers in haar geheugen gegrift en zij had absoluut geen illusies wat betreft de persoonlijke almacht van Lenin. Ze begreep, in haar eigen woorden, hoe zelfs de beste stuurman afhankelijk is van de wind en van gunstige of tegengestelde stromingen.
Betekent dit dat Stalins overwinning onvermijdelijk was? Betekent dit dat de strijd van de Linkse Oppositie (Bolsjewiek-Leninisten) hopeloos was? De vraag op zodanige wijze stellen is abstract, schematisch en fatalistisch. De ontwikkeling van de strijd heeft, zonder enige twijfel, aangetoond dat de Bolsjewiek-Leninisten niet in staat zouden zijn geweest om een volledige overwinning te behalen in de USSR – dat wil zeggen, de macht te veroveren en de tumor van het bureaucratisme te verwijderen – zonder steun van de wereldrevolutie. Maar dat betekent geenszins dat de strijd geen resultaat had. Zonder de moedige kritiek van de Oppositie en de angst van de bureaucratie voor de Oppositie, zou de koers van Stalin-Boecharin richting de koelak [rijke boer] geëindigd zijn in de heropleving van het kapitalisme. Onder de zweepslag van de Oppositie werd de bureaucratie gedwongen om belangrijke onderdelen van ons platform te lenen. De Leninisten konden het Sovjetregime niet redden van het proces van degeneratie en de moeilijkheden van het persoonlijke regime. Maar ze konden het redden van een compleet uiteenvallen, door de weg naar kapitalistisch herstel te blokkeren. De progressieve hervormingen van de bureaucratie waren de bijproducten van de revolutionaire strijd van de Oppositie. Voor ons is het verreweg onvoldoende. Maar het is nog steeds iets.
Op het strijdperk van de mondiale arbeidersbeweging, waar de Sovjetbureaucratie slechts indirect van afhankelijk is, is de situatie nog uitermate minder gunstig voor de USSR. Via de tussenschakel van de Communistische Internationale, is het stalinisme de ergste rem op de wereldrevolutie geworden. Zonder Stalin zou er geen Hitler geweest zijn. In Frankrijk bereidt het stalinisme op dit moment voor het proletariaat een nieuwe nederlaag voor, via de politiek van vrijwillige machteloosheid, welke als politieke benaming het “Volksfront” heeft.
Maar ook hier is de strijd van de Linkse Oppositie niet vruchteloos geweest. Over de hele wereld groeien en vermenigvuldigen zich kaders van werkelijke proletarisch revolutionairen, echte Bolsjewieken, die zich niet voegen bij de Sovjetbureaucratie om haar autoriteit en schatkist te gebruiken, maar bij het programma van Lenin en het vaandel van de Oktoberrevolutie. Onder de werkelijk monsterlijke vervolgingen – ook zonder historisch precedent – door de gecombineerde krachten van het imperialisme, het reformisme, en het stalinisme, groeien de Bolsjewiek-Leninisten, sterken ze zichzelf, en krijgen ze in toenemende mate het vertrouwen van de geavanceerde arbeiders. Een onfeilbaar symptoom van de crisis die in de maak is, is de geweldige evolutie van de Socialistische Jeugd van de Seine.
De wereldrevolutie zal voorwaarts gaan onder het vaandel van het Vierde Internationale. Haar eerste successen zullen niets overeind laten van de almacht van de stalinistische kliek, haar leugens, haar laster, en haar holle reputatie. De Sovjetrepubliek, zoals de proletarische voorhoede van de wereld, zal zich eindelijk bevrijden van de bureaucratische octopus. De historische ineenstorting van het stalinisme is voorbestemd en zal een verdiende straf zijn voor zijn ontelbare misdaden tegen de werkende klasse van de wereld. Wij willen en kijken uit naar geen andere wraak!
Eindnoten
1. De Stalinisten doen precies het tegenovergestelde: toen er sprake was van een economisch herstel en relatief politiek evenwicht, verklaarden ze “De verovering van de straat,” “Barricades,” “Sovjets overal” (de “Derde Periode”); en nu, wanneer Frankrijk door een diepe sociale en politieke crisis gaat, werpen ze zichzelf rond de halzen van de Radicalen, dat wil zeggen, van een bourgeois partij die absoluut weggerot is. Lange tijd geleden werd er gezegd dat deze heren de gewoonte hebben om begrafenispsalmen te zingen op bruiloften en trouwhymnes bij begrafenissen.
2. Alleen een zuivere lakei zou over Stalin kunnen spreken als een Marxistisch “theoreticus”. Zijn boek Problemen van het Leninisme is een eclectische compilatie, vol met schooljongensfouten. Maar de nationale bureaucratie heeft de Marxistische oppositie overwonnen door haar sociale gewicht, in het geheel niet door “theorie”.
[*]: Toenmalige leiders van de Franse socialistische partij, de SFIO
[**]: Samuel Gompers en William Green waren leiders van de American Federation of Labor, Carl Legien en Theodor Leipart van de Duitse ADGB (verbonden aan de SPD), Walter Citrine van de Britse TUC (verbonden aan Labour) en Léon Jouhaux van de Franse CGT.
Vertaald uit de Engelse versie op https://www.marxists.org/archive/trotsky/1935/11/stalin.htm