De regeringsvorming sleept op het moment van schrijven reeds een half jaar aan. Wat we in België "communautaire problemen" noemen, duikt weer in alle hevigheid op. Het marxisme heeft een lange traditie in het bestuderen en aanpakken van deze problemen. Met dit artikel willen we deze schat aan ideologische rijkdom weer onder de aandacht te brengen. We doen de grote principes uit de doeken, zodat we ze in een later artikel kunnen toepassen op België.

Natie

Het ontstaan van naties valt samen met de overwinning van het kapitalisme op de feodaliteit. Eerst in Nederland, vervolgens in Groot-Brittannië en dan in Frankrijk, werd de macht van de adel en de koning gebroken, werden de tolmuren rond de steden gesloopt, werden handel en industrie ‘vrij'. Alle beperkingen en regels van de stedelijke gilden werden opgeheven. Dat was de noodzakelijke voorwaarde voor een ongekende bloei van handel en rijkdom. Tot dan toe was de bloei van handel in Europa veelal beperkt tot steden zoals Venetië en Firenze, in een voor de rest versplinterd Italië. Duitsland gaf hetzelfde beeld van versnippering in die tijd. In Frankrijk echter groeide met de Franse Revolutie, die met vallen en opstaan duurde van 1789 tot 1848, een gecentraliseerde kapitalistische republiek. Ze creëerden het burgerlijk recht (de code Napoleon) en er groeide een sterk nationaal bewustzijn.

Marx en heel de linkerzijde van zijn tijd vonden vooral de Franse Revolutie een voorbeeld en een uitermate progressieve gebeurtenis. De vereniging van de natie in een samenwerkend geheel zorgde voor de overstijging van het verstikkend particularisme. Het hief de belemmeringen op voor de uitbreiding van handel en industrie en leidde tot de groei van een grote arbeidersklasse. Marx legde uit hoe die arbeidersklasse, ondanks de verschrikkelijke uitbuiting, de sleutel in handen heeft voor een verdere vooruitgang van de maatschappij. "Het kapitalisme heeft met het proletariaat zijn eigen doodgraver geschapen." De socialistische revolutie zou er komen als de arbeidersklasse zich zou opwerpen als de leidende klasse in de maatschappij en de productiemiddelen in gemeenschapshanden bracht. Maar een dergelijke revolutie zou ook buiten de nationale grenzen breken. De belangen van de arbeiders van alle landen zijn gelijklopend en socialisme kan dan ook niet anders dan internationaal zijn. Vandaar de beroemde laatste zin van het Communistisch Manifest: "proletariërs aller landen verenigt u". Marxisten zijn dus internationalisten, geen nationalisten.

Dat belet niet dat zij erkennen dat historisch gezien de oprichting van nationale staten een grote stap vooruit was. Het is goed dit te benadrukken ten opzichte van het gezwam dat de laatste jaren opduikt over "het Europa van de regio's". Hiermee bedoelt men dan regio's zoals Catalonië, Baskenland, Noord-Italië en, ja, Vlaanderen. Die zouden zich steeds meer moeten losmaken uit de natie waar ze deel van uitmaken en alleen het Europese gezag moeten erkennen. Niet toevallig zijn dit allemaal de rijkste regio's. Evenmin toevallig wordt gedaan alsof dit een evolutie zou zijn die alle groepen in de maatschappij ten goede komt. Verre van een progressieve evolutie zou dit echter een terugkeer betekenen naar een zwart verleden, in het bijzonder voor die regio's die niet tot het selecte topclubje behoren. Ook en vooral zou dat een fatale verdeling van de arbeidersklasse met zich mee brengen. Het berust bovendien op een veel te rooskleurige voorstelling van de geschiedenis. Het Europa van regio's uit de late middeleeuwen en de renaissance waar men naar verwijst, was er een van bloeiende cultuur in de stadstaten maar ook een van onophoudelijke onderlinge oorlogen.

Nationaliteiten

Het burgerlijk nationalisme streeft het ideaal na van een natie met eenheid van taal, grondgebied en culturele en historische tradities. Bij veel naties ontbreken echter één of meer van die elementen. Er kunnen binnen een bepaald land verschillende godsdiensten bestaan bijvoorbeeld, maar het meest voorkomende is natuurlijk dat er binnen één land diverse volkeren zijn met vaak verschillende talen. In dat geval spreekt men van het bestaan van verschillende nationaliteiten binnen één en dezelfde nationale staat. Staten zijn nu eenmaal dikwijls gevormd door een machtsspel of oorlogen tussen de grote naties, niet door de wil van hun bevolking. De meest uitgesproken voorbeelden daarvan waren de kolonies in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. Ook België is het resultaat van tegelijkertijd een proletarische opstand én een compromis van de burgerij met de grootmachten Frankrijk en Engeland.

Heel dikwijls leidt het bestaan van verschillende nationaliteiten binnen één natie ook tot nationale onderdrukking. Doorgaans heeft de heersende klasse van één nationaliteit de economische en staatkundige macht in handen en gebruikt ze die tegen de andere nationaliteiten. Het is van meer dan historisch belang om te zien hoe Marx in zijn tijd hierover een standpunt uitwerkte. Het leert ons hoe Marx wars van elke nationalistische frase steeds de vooruitgang van de maatschappij nastreefde en van de arbeidersklasse in het bijzonder. Met de situatie in Polen had Marx weinig moeite. Polen was indertijd een onderdeel van het Groot-Russische rijk van de tsaren. In Polen waren industrie en handel op dat ogenblik veel verder geëvolueerd dan in het nog grotendeels feodale Rusland. Marx steunde daarom voluit de burgerlijk-democratische onafhankelijkheidsbeweging. Dit is duidelijk in overeenstemming met hetgeen we in het vorige punt hebben uitgelegd.

Veel langer deed Marx over het bepalen van een standpunt over Ierland. In de negentiende eeuw was Ierland een onderdeel van Groot-Brittannië en werd de bevolking gruwelijk onderdrukt door Britse kapitalisten en grootgrondbezitters. Eerst aarzelde Marx om zich aan te sluiten bij de onafhankelijkheidseisen van de Ierse nationalisten. Industrie en staatsinrichting en dus ook de arbeidersklasse waren veel sterker uitgebouwd in Engeland dan in Ierland. Zijn eerste geschriften over het onderwerp riepen de Ierse arbeidersklasse en die van het Britse eiland op om samen actie te voeren tegen de kapitalisten die hen uitbuitten. Na enkele jaren wijzigde hij echter zijn standpunt, vooral toen hij zag hoe de Britse arbeidersklasse aangetast werd door racisme tegen de Ieren, dat hun ingefluisterd werd door de kapitalisten. "Geen enkel volk dat een ander volk onderdrukt kan werkelijk vrij zijn", stelde hij. Vanaf dan steunde hij de vraag voor een onafhankelijk Ierland. De voornaamste reden daarvoor was dat hij dacht dat dit de beste manier was om te zorgen dat zowel de Ierse als de Britse arbeiders hun onafhankelijkheid bewaarden tegenover hun eigen kapitalistenklasse. Postuum kreeg hij gelijk toen de Ierse onafhankelijkheidsstrijd een sterk socialistische inslag kreeg, zeker in de eerste periode met Connolly.

Lenin

Nergens was het nationaliteitenprobleem groter dan in het Rusland van het begin van de twintigste eeuw. Slechts 49 procent van de bevolking van het enorme tsarenrijk sprak Russisch. Daarnaast waren er tientallen nationaliteiten die sociaal en economisch onderdrukt werden. Veel nationaliteiten kenden geen onderwijs in eigen taal. Sommige talen werden zelfs pas op schrift gesteld na de Russische Revolutie van 1917. De grote revolutionair Lenin bereidde de Russische arbeiders en boeren voor op een socialistische revolutie en daarbij was een programma over het nationaliteitenprobleem essentieel. Lenin schreef er veel over, maar zijn bekendste werk is ongetwijfeld ‘Over het recht van de naties op zelfbeschikking'. Het is een van de minst begrepen werken uit heel de marxistische literatuur. Veel linksen hebben er alleen de titel van onthouden, getuige de manier waarop zij achter om het even welke nationalistische beweging aanlopen. Dat is helemaal niet hetgeen Lenin dacht. Om te beginnen stelde hij duidelijk dat voor de arbeidersbeweging het nationaal probleem altijd ondergeschikt is aan het klassenprobleem. Zijn hoofdbekommernis was de eenheid van de arbeidersklasse, over alle nationaliteiten heen. Als een arbeider onderdrukt wordt door iemand die een andere taal spreekt, zal hij veel gemakkelijker openstaan voor burgerlijk nationalisme. Lenin legde heel zorgvuldig uit dat het nationaliteitenprobleem een democratisch probleem is en dat de arbeidersbeweging zich moet uitspreken tegen elke onderdrukking, of het nu een economische of een nationale onderdrukking is. Om dit verzet geloofwaardig te maken, zeker als het kwam vanuit de mond van Russische arbeiders, vermeldde het programma van de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij het ‘recht van de naties op zelfbeschikking'.

Betekent dit dat marxisten voorstander moeten zijn van elke nationale afscheidingsbeweging, zoals zowat heel uiterst-links denkt? Langs geen kanten! Het recht op zelfbeschikking kun je vergelijken met het recht op abortus, of om een actueel voorbeeld te nemen het recht op het dragen van een hoofddoek. Dat je dergelijke rechten verdedigt, betekent toch geenszins dat je abortus of de hoofddoek propageert? Het is niet omdat je vindt dat vrouwen het recht hebben om abortus te plegen dat je hen ook gaat aansporen om dit te doen!

Voor al wie wil denken, is het duidelijk dat het recht op zelfbeschikking in de eerste plaats het wantrouwen wil wegnemen en onderdrukte bevolkingslagen tracht te winnen voor een gezamenlijke strijd voor het socialisme. Tijdens de Russische Revolutie hebben dan ook bijna alle volkeren van het Russische rijk zich vrijwillig aangesloten bij de nieuwe Sovjetunie. Mongolen, Oezbeken, Armeniërs en vele andere volken konden voor het eerst vrijelijk hun cultuur beleven. Finland was het enige land uit het oude Russische tsarenrijk dat niet aansloot bij de Sovjetunie. De naam alleen al van de Sovjetunie drukte geen enkele nationaliteit uit. Het was een uitnodiging tot de arbeiders van heel de wereld: kom in opstand tegen jullie eigen ‘nationale' burgerij, sluit aan bij de unie van de socialistische sovjetrepublieken. Het ‘volkslied' was de Internationale. Dat de zeer menselijke nationale politiek van de Bolsjewieken compleet werd omgegooid door Stalin, is nog maar eens een bewijs dat het stalinisme niet de voortzetting was maar de begraving van de principes van de Russische Revolutie. De onderdrukking van de Tsjetjenen heeft gevolgen tot vandaag.

Het nationaal probleem vandaag

Het is tekenend voor het verval van het kapitalisme dat het nationaal probleem over heel de wereld weer in alle heftigheid opduikt. Zelfs de oudste en schijnbaar meest stabiele kapitalistische staten zoals Groot-Brittannië en Frankrijk krijgen ermee te maken. Problemen die al lang moesten opgelost zijn, komen plots weer aan de oppervlakte. Zoals we uitlegden is natievorming feitelijk een probleem van bij het ontstaan van het kapitalisme. Dat het vandaag nog opduikt, bewijst dat het kapitalisme in zijn seniele fase is getreden, dat het systeem achteruit gaat in plaats van vooruit.

Laat ons meteen duidelijk zijn: vandaag is er is nog weinig progressief aan om het even welke strijd voor nationale onafhankelijkheid, om het even waar ter wereld. En hoewel we als marxisten het recht van de naties op zelfbeschikking blijven erkennen, belet dat niet dat we in de meeste gevallen heel sterk adviseren het niet te doen. Het meest schrijnende voorbeeld in de recente geschiedenis was het uiteenvallen van Joegoslavië. Er was geen greintje progressiefs aan de ‘onafhankelijkheid' van Slovenië, Kroatië, Bosnië en Macedonië. De nakende onafhankelijkheid van Kosovo zal ook meer problemen creëren dan ze oplost. We hebben steeds uitgelegd dat enkel een socialistische federatie van alle Balkanlanden een werkelijke oplossing kan brengen. Natuurlijk werd zo'n oplossing door heel uiterst-links voorgesteld als ‘onrealistisch', ‘niet concreet' en natuurlijk ‘onmarxistisch'. De nachtmerrie waar de volkeren van ex-Joegoslavië zijn doorgegaan, toont waar dergelijk realisme toe leidt.

In essentie blijven de lessen van Lenin ook vandaag geldig. Het belangrijkste blijft de eenheid van de arbeidersklasse. Er is nog nooit zoveel rijkdom geweest, maar ook nog nooit zoveel ongelijkheid. Tegelijkertijd dwingt de onverbiddelijke kapitalistische concurrentie de burgerij van alle landen steeds verdere aanvallen te doen op de werkende bevolking en de steuntrekkers. Het is meer dan verleidelijk om deze schijnbare tegenstelling af te leiden langs nationalistische lijnen. De kapitalisten doen dit voortdurend, waarna ze ineens schrikken en tegengas geven uit vrees dat hun markten zouden uiteenvallen.

Heel dikwijls spelen daarbij elementen mee uit het verleden. Catalonië, met zijn hoofdstad Barcelona, was het voornaamste bolwerk van de republikeinen tijdens de Spaanse burgerloog (1936-39). Toen die de nederlaag leden, volgden daarop tientallen jaren dictatuur van Franco, waarbij de Catalaanse nationaliteit werd onderdrukt. Er bestond geen onderwijs in het Catalaans, gewoon al het gebruik van de taal was verboden. Natuurlijk speelt die geschiedenis van nationale onderdrukking een rol tot vandaag. Maar wie vandaag in Barcelona komt, kan zien dat het zowat de rijkste regio in Spanje is; dat alle verkeersborden en opschriften in het Catalaans zijn gesteld of minstens tweetalig (Catalaans-Spaans). Er is dus geen sprake meer van onderdrukking van het Catalaans. Maar zie: ondanks het wat geforceerd gebruik van het Catalaans in openbare instanties valt het op dat het Spaans in opmars is in Catalonië. Het Spaans is nu eenmaal een internationale taal, die overal deuren opent en vooral de jeugd neemt die aan met dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee ze het Engels gebruikt als praktisch middel voor communicatie. Op zich is dat een evolutie die marxisten helemaal niet ongunstig vinden. Het neemt obstakels weg voor de eenheid van de arbeidersbeweging. Dat belet niet dat het nationalisme in alle heftigheid kan opduiken als de arbeidersbeweging zijn rol niet speelt. Dat was 1 december in Barcelona nog te zien op een betoging van honderdduizenden tegen ellende met het treinverkeer. Ergerlijk genoeg werd dit probleem niet aangepakt door de vakbonden maar door een platform van Catalaans-nationalistische verenigingen.

België en Brussel

Er zijn mensen die beweren dat het nationalisme iets is van de negentiende eeuw. Niets is minder waar. In België bijvoorbeeld spelen er minstens drie, eventueel vier soorten nationalisme. Er is het Vlaams-nationalisme, het Waalse nationalisme, wat wij eerder het Brussels particularisme zouden noemen en last but not least het Belgische nationalisme.

België is gestart als een ééntalig Franse staat. De burgerij die aan de macht kwam in 1830 wilde zo haar wil opleggen aan de bevolking van gans België en had niets dan minachting voor de dialecten die overal gesproken werden, zowel de Waalse als de Vlaamse. In Wallonië is dat gelukt, deels omdat er geen geschreven vorm bestond van de Waalse dialecten (die zeer sterk van het Frans afwijken). In Vlaanderen is het niet gelukt.

De Belgische staat was geen doetje. Ze heeft de arbeidersbeweging genadeloos onderdrukt. Het algemeen enkelvoudig stemrecht heeft ze, naar Europese normen, slechts zeer laat toegestaan (1918 voor mannen en pas 1948 voor vrouwen), ondanks massale algemene stakingen en tientallen doden. De onderdrukking van de Belgische kolonies, Congo in het bijzonder, behoorde tot de zwartste bladzijden van het al zeer zwarte boek van de internationale kapitalistische kolonisatie. Dit is het smerige gezicht van het Belgische nationalisme, waar socialisten niets willen mee te maken hebben. Vlaanderen werd door deze Belgische staat lange tijd economisch en qua taal onderdrukt. Pas toen Vlaanderen na de tweede wereldoorlog, samen met Brussel, het economische zwaartepunt van België werd, veranderden de verhoudingen volledig.

In dezelfde periode groeide ook het Waalse nationalisme. Dat vond zijn oorsprong in de teloorgang van de traditionele Waalse industrie (steenkool, staal enz.). In tegenstelling tot het Vlaamse nationalisme, steeds kleinburgelijk van aard, stamde het Waalse nationalisme rechtstreeks uit de arbeidersbeweging. Het was een gevolg van nederlagen van de enorm militante arbeidersbeweging, met name in de grote staking van ‘60-61. Hieruit trok een deel van de Waalse arbeidersbeweging de (verkeerde) conclusie, namelijk dat ze hun toekomst beter veilig konden stellen zonder Vlaanderen met zijn rechtse meerderheid. Het FDF, nu opgenomen in het liberale MR, is echter iets volledig anders. Het is de Brusselse variant van het nationalisme. Het is een reactie van de Franstalige burgerij in de Rand maar ook van Waalse en Brusselse ambtenaren die hun aanwerving of promotie bedreigd zagen door de tweetaligheid die in Brussel vereist werd in sommige overheidsdiensten.

In een volgend artikel gaan we dieper in op hoe het nationaal probleem gegroeid is tot het veelkoppige monster dat de regeringsvorming doorkruiste. De gewone burger dreigt daarvan de rekening te betalen. Met name zullen we dan ook ingaan op de staatshervorming. We zullen er de basisprincipes bespreken om het nationaliteitenprobleem in België aan te pakken met een socialistisch programma en om de eenheid van de Belgische arbeidersklasse te bekomen.

Lees ook De mythe van de sociale staatshervorming