De turbulente tijden waarin we leven, brengen op treffende wijze het historische failliet van het reformisme aan het licht. Onder de term reformisme begrijpen we de stroming in de arbeidersbeweging die door geleidelijke hervormingen, binnen de grenzen van het kapitalisme, de sociale toestand van de arbeidersklasse wil verbeteren. Deze ideologie kan geen progressieve rol meer vervullen in onze maatschappij. De reden daarvoor moet gezocht worden in de bewegingswetten van het kapitalisme zelf; de even historische neergang van het systeem waarop het reformisme berust. Het kapitalisme kan geen progressieve rol meer spelen en het reformisme heeft zijn lot ermee verbonden. De crisis van het kapitalisme is daarom gelijk aan de crisis van het reformisme
Het kapitalisme is een productiesysteem dat gekenmerkt wordt door periodieke overproductiecrisissen. Zolang kapitalisme het heersende systeem is, zal de maatschappij om de x-aantal jaren, minstens gedeeltelijk, verwoest worden door een economische crisis. Steeds met enorme sociale en politieke ravages als gevolg.
De crisis van 2008 is echter veel meer dan enkel het resultaat van de periodieke overproductiecrisissen: het is een organische crisis van het kapitalisme die voortkomt uit diepere tegenstellingen die zich binnen dit systeem opstapelen. Deze crisis heeft onze maatschappij in een richting geduwd waar instabiliteit en chaos heer en meester zijn. De besparingen om de economie er weer bovenop te helpen, blijken bovendien geen positieve effecten te hebben voor de doorsnee werkende mens. In tegendeel, de levens-en arbeidsomstandigheden gaan met rasse schreden achteruit. Het is dan ook noodzakelijk het versnelde tempo waarmee het reformisme nu in verval is, te zien in deze context.
Alle Europese sociaaldemocratische partijen die sinds de crisis het regeringsbeleid mee bepaalden, hebben zich schuldig gemaakt aan het opleggen van besparingen. De PASOK in Griekenland, de PvdA in Nederland, de PS in Frankrijk en de Labour partij in Groot-Brittannië zijn slechts enkele voorbeelden. Ook de Belgische sociaaldemocraten (sp.a en PS) zijn er niet in geslaagd om een alternatief op de besparingspolitiek te bieden. Door besparingen uit te voeren, zijn al die partijen medeverantwoordelijk voor de huidige stand van zaken. De mensen associëren ze terecht met het Establishment. Dat steeds minder mensen er vertrouwen in hebben, is het logische gevolg van jarenlang wanbeleid, eigen aan het beheren van het kapitalisme in crisis, in plaats van het bouwen aan een socialistisch alternatief.
De reformistische ideologie tracht de scherpe kanten van het kapitalisme af te veilen, hier en daar sociale aanpassingen door te voeren, maar zonder het systeem zelf in vraag te stellen. Bijgevolg is het lot van de reformisten verbonden met de toestand van het kapitalistische systeem. Na WOII kende het Westen een uitzonderlijke situatie waarbij de economische groei het mogelijk maakte zowel de kapitalist als de loonarbeider tevreden te stellen. De kapitalisten maakten kolossale winsten en de loonarbeiders zagen hun levenstandaard verhogen als nooit tevoren.
Die situatie was grotendeels te wijten aan de uitbuiting van kolonies en ex-koloniale landen. Het is in deze uitzonderlijke periode van het Westerse kapitalisme dat de sociaaldemocratische partijen een vruchtbare voedingsbodem vonden om hun historische rol te kunnen vervullen: het kapitalistische systeem managen en de arbeidersklasse in toom houden in ruil voor vergevorderde sociale hervormingen waar we vandaag nog steeds van kunnen genieten. Zo een periode laat een diepgaande indruk op de mentaliteit van de mensen achter. Het geloof dat het kapitalisme ten voordele van iedereen kan werken, kon zich zo in het diepste van de mens nestelen. De steun die de sociaaldemocratie desondanks haar besparingsbeleid tegenwoordig nog geniet, vindt zijn oorsprong in deze periode.
De menselijke aard is over het algemeen conservatief. Mensen klampen zich graag vast aan wat ze kennen. Maar de realiteit haalt de oude waarheden in, mensen leren uit veranderende situaties en nieuwe waarheden vormen zich. Dat een reformistisch programma de werkende mens niet kan helpen, begint door te sijpelen in de gedachten van steeds meer mensen. Ter linkerzijde van de sociaaldemocratie vormt zich een vacuüm. Net als de natuur, heeft de politiek haar eigen manieren om leegtes te vullen.
De nieuwe linkerzijde
De sociale, economische en politieke context van elk land verschilt, waardoor de uitdrukking ter linkerzijde overal een specifieke vorm aanneemt.
In Groot-Brittannië heeft de radicalisering ter linkerzijde zijn uitdrukking gevonden rond Jeremy Corbyn. In de Labour partij is een bikkelharde strijd aan de gang tussen een openlijke pro-kapitalistische rechterzijde en een linkerzijde die terug wil naar de partij zoals ze in de jaren 70 was. Een proces dat overigens niet rechtlijnig verloopt. Recente aarzelingen van Corbyn om de rechterzijde van de Labour partij een hak te zetten, plaatsen hem in een minder strijdvaardig daglicht, waardoor hij in de toekomst mogelijk steun zou kunnen verliezen.
In andere landen, zoals Griekenland, Spanje en zelfs België doet er zich een ander fenomeen voor. In Griekenland is de PASOK helemaal ingestort doordat ze het beleid gedicteerd door de trojka (Europese Commissie, Europese Centrale bank en IMF) blindelings oplegden. In Spanje heeft de PSOE onlangs door haar steun vanuit de oppositie een besparingsregering van de rechtse Partido Popular mogelijk gemaakt. In België voert de PS op regionaal vlak eveneens een besparingspolitiek. Het asociale en rechtse beleid van sociaaldemocratische partijen heeft ervoor gezorgd dat kleinere partijen uit hun schaduw kunnen treden. Syriza (Griekenland), Podemos (Spanje) en PVDA-PTB (België) zijn daar de bewijzen van.
Deze partijen hebben met een radicaler discours aanknoping gevonden bij een groot deel van de bevolking. Hun progressieve rol is dat ze het politieke discours naar links duwen en socialistische boodschappen doen heropleven. Buiten Syriza heeft geen enkele van deze partijen al een verantwoordelijkheid moeten dragen. Het capituleren van Syriza toont het ondemocratische karakter van Europa aan, maar tegelijkertijd maakt het ook de beperkingen van het links-reformisme duidelijk. Indien de linkerzijde de toestand wil veranderen, is het noodzakelijk de nodige lessen te trekken uit wat er in Griekenland is gebeurd.
Het links-reformisme van Syriza wordt gekenmerkt door een radicaal discours dat vermijdt het kapitalistische systeem fundamenteel in vraag te stellen. Hierdoor botst het behartigen van de meeste democratische rechten met het ondemocratisch belang van het grootkapitaal, vertegenwoordigt door Europa. Griekenland heeft in praktijk de limieten van het links-reformisme aangetoond: Syriza voert een besparingsbeleid door terwijl ze verkozen werden om het tegenovergestelde te doen. Indien er niet met het kapitalistische systeem gebroken wordt, zal de maatschappij onvermijdelijk de wetten van het kapitalisme moeten ondergaan.
Een blik op het programma van Syriza, beter bekend als het Thessaloniki-programma, toont dat er geen ‘onmogelijke eisen’ gesteld werden. Het programma draaide rond vier pijlers: De aanpak van de humanitaire crisis, de economie her opstarten en fiscale rechtvaardigheid promoten, herovering van de tewerkstelling en herstel van het arbeidsrecht, het politiek systeem omvormen om de democratie uit te diepen.[1]
Een diepere analyse van de eerste pijler geeft de volgende eisen weer: Het gratis leveren van de nodige elektriciteit aan 300.000 huishoudens, een voedselsubsidie voor 300.000 huishoudens, toegankelijke medische zorg en gewaarborgde huisvesting voor ongeveer 30.000 families, herstel van de Kerstbonus, een pasje voor gratis openbaar vervoer en de opheffing van de speciale BTW-heffing op diesel voor verwarming.[2]
Stuk voor stuk gematigde eisen, behalve indien het recht op sociaal welzijn als iets radicaals beschouwd kan worden. Maar zelfs deze zeer gematigde eisen zijn te radicaal voor het huidige Europese kapitalisme. Syriza heeft door middel van compromissen getracht bepaalde eisen te verwezenlijken, zonder te beseffen dat een beleid van compromissen het product is van materiële omstandigheden.[3] In periodes van economische welvaart is het mogelijk om een tijdelijke verzoening te verwezenlijken tussen verschillende vijandelijke klassen; taart voor de heersende klasse en kruimels voor de arbeidersklasse. Een mooi voorbeeld van de liberale trickle-down economie. In een periode van economisch verval, wanneer de klassentegenstellingen scherper worden, wordt zo een beleid echter hoogst onwaarschijnlijk. Syriza is hier het levende bewijs van. De taart is er nog, maar de kruimels zijn verdwenen.