In december was het weer witte woede al wat de klok sloeg. Massaal kwamen verzorgsters, verpleegsters, opvoeders enzovoort op straat. Op 27 januari roepen ze opnieuw op voor een nationale betoging en willen daarbij 20.000 mensen op de been brengen. Hoelang willen ze hier mee doorgaan, en hoe makkelijk of hoe moeilijk is het om mensen te blijven mobiliseren. Geeft de non-profit straks de sociale strijd op, of worden ze alleen nog vastberadener? Wij spraken erover met Walter Cornelis, nationaal secretaris van de vakbond LBC (ACV).
Hoe zijn jullie tot het huidige eisenpakket gekomen?
Het laatste akkoord dateert van 2000. Dit zijn twee akkoorden, het federaal akkoord voor de gezondheidssectoren, zoals de ziekenhuizen, rusthuizen, thuisverpleging enzovoort. Dit akkoord is geschreven voor vijf jaar. In Vlaanderen hebben we in 2000 ook een akkoord afgesloten, ook voor vijf jaar. Dat akkoord is afgelopen op het einde van dit jaar. In 2002 zijn we met het LBC beginnen nadenken, samen met onze militanten, over hoe we een nieuw eisenpakket konden opbouwen. Eerst zijn we gaan praten met de vertegenwoordigers, de zogenaamde topmilitanten. Dat zijn drie à vierhonderd mensen. Daarna zijn we met iedereen gaan praten, ook met personeel van kleine instellingen. Mensen hebben ook de kans gehad om via onze site te reageren, kritische vragen te stellen, bedenkingen te maken enzovoort.
Uiteindelijk zijn we vorig jaar in september tot de eindconclusies gekomen. Daarna zijn we erover gaan praten met de andere vakbonden en anderhalve maand later zijn we het dan eens geraakt over dat eisenpakket.
Wat zijn jullie eisen en waarom stellen jullie juist deze eisen?
Ten eerste eisen we de toename van het personeel, omdat we nog altijd vaststellen dat er overal een hoge arbeidsdruk is. We horen mensen voortdurend zeggen dat het toch een behoorlijk zware job is, dus er moet personeel bijkomen. We zijn eigenlijk al sinds vorig jaar aan het zeggen dat er 25.000 banen moeten bijkomen. Wij zeggen dit trouwens niet alleen, ook de werkgevers van de non-profit zijn akkoord met onze geëiste 25.000 extra betrekkingen. We hebben dat doel geformuleerd naar aanleiding van de tewerkstellingsconferentie van vorig jaar. We hebben daar ons deel gekregen van de lastenverlaging, in de vorm van een sociale maribel en daar zijn 5.100 banen uitgekomen, waarvan sinds juni één derde aan het lopen zijn en vanaf januari 2005 worden de volgende twee derden uitgeroepen. Maar dit gaat slechts over 5.100 banen, er moeten er dus minstens 20.000 bijkomen.
Er moet naast die extra banen ook wat gedaan worden aan het loon. Wij hebben vorig jaar door de KUL in opdracht van het LBC een salarisvergelijkende studie laten maken, waarin naar alle sectoren gekeken wordt. Uit dit onderzoek is gebleken dat men in de non-profit 10,5 procent minder verdient dan het gemiddelde loon in alle andere sectoren. Het gaat hier wel degelijk om alle andere sectoren. Twee weken geleden nog zijn de laatste resultaten gepubliceerd in de kranten en daaruit blijkt dat de non-profit als laagste onderaan de trap staat. Er is dus op een objectieve manier bewezen dat er inderdaad redenen zijn om looneisen te stellen. Wij vinden dat we iets moeten doen aan de historische achterstand die vandaag nog altijd bestaat. Om de zorgvraag wegens vergrijzing op te lossen, zal personeel nodig zijn. Die mensen moeten dus aangetrokken worden, en dat betekent dat de sector aantrekkelijker zal moeten worden. Wij zeggen niet dat lonen alles oplossen, maar het is één van de redenen die ertoe bijdragen om de attractiviteit van de sector te versterken.
Wij hebben een enorme structurele handicap in onze sector, in die zin dat de flexibiliteit waarschijnlijk nergens zo hoog is als bij ons. Een vriendin van mij moet zondagnacht om 12 uur beginnen werken en de zondag daarop om 12 uur ‘s nachts is die nog bezig. Je werkt met mensen, je kan die niet uitzetten zoals een machine. Hier kan je niets aan doen, dat is nu eenmaal zo. Maar voor de rest moeten we iets proberen te doen aan alle loon- en arbeidsvoorwaarden die je kan corrigeren. Concreet betekent dit dat we een dertiende maand vragen in plaats van een eindejaarspremie, dat de onregelmatige prestaties worden opgevolgd en we vragen ook nog een aanvullend pensioen. Bij een vergelijkend onderzoek tussen een privé- en een OCMW-ziekenhuis hebben we moeten vaststellen dat ze in de privé-sector de helft minder pensioen krijgen. Concreet betekent dit dat het verschil in pensioenen na een voltijdse loopbaan ongeveer de helft bedraagt. Bijvoorbeeld een verpleegkundige die in een OCMW-ziekenhuis gewerkt heeft, zal ongeveer 1250 euro pensioen krijgen. Diezelfde verpleegkundige zou na een loopbaan in een privé-ziekenhuis maar 625 euro pensioen krijgen. Los van de vergelijking kan ook nog gesteld worden dat het heel erg moeilijk is om van 625 euro per maand rond te komen.
Verder willen we dat de Vlaamse maatregel van de 45+-constructie voor iedereen geldt [een maatregel voor meer verlof vanaf 45, n.v.d.r.]. Totnogtoe is die constructie in de federale sectoren beperkt tot de verzorgenden, de verpleegkundigen en de gelijkgestelden. In de Vlaamse sectoren geldt dit wel voor iedereen, maar de middelen zijn daar zo beperkt dat we dat niet helemaal kunnen uitvoeren.
Ten slotte willen we ook de 36-urenweek, tegen alle maatschappelijke evoluties in, maar wij willen die 36-urenweek omdat de sector enorm vrouwelijk is. Men stelt vast dat in de sector de helft van de werknemers voltijds werkt en de andere helft werkt maar halftijds. Dit heeft te maken met het feit dat die sector zo vervrouwelijkt is. Tachtig procent van de mensen in de sector zijn vrouwen, en hoe je het ook draait of keert, de hoofdzakelijke dingen worden nog altijd door vrouwen opgenomen. Wij zeggen bovendien dat de arbeid verdeeld moet worden als je wilt dat er minder werklozen zijn. Dat betekent dat je de arbeidsduur vermindert, zodanig dat je kunt herverdelen en dat een aantal werklozen ook aan een job geraken. Ze zitten allemaal maar te kraaien dat we langer moeten werken, maar bewust vergeten ze er bij te zeggen dat er in België meer dan 200.000 jongeren zijn (jonger dan 35) die werkloos zijn. Laat die jongere generatie aan het werk komen, zodat dit geen verloren generatie wordt. Want dat worden zeer misnoegde mensen die hun weg niet vinden.
Nog een belangrijk punt is de commercialisering. Het kan niet zijn dat de non-profit gecommercialiseerd wordt en dat daar winst in gemaakt wordt. Dat zou neerkomen op winst maken door de mensen hun miserie, daar mag je geen winst uitslaan.
Waarom blijven jullie strijden, terwijl minister Vandenbroucke al heeft gezegd dat er geen middelen vrijkomen? Zijn jullie bereid om door te gaan totdat alle eisen ingewilligd zijn?
Vandenbroucke heeft hier een poging gedaan om als ‘grote leermeester des vaderlands’ alle sectoren, zowel de non-profit als alle andere sectoren, te overtuigen dat er de komende jaren geen loonsverhoging verwacht mag worden. Door het kleine loonsbudget en de concurrentie van de ondernemingen in België. Ik moet eerlijk zeggen, ik hou niet echt veel rekening met wat Vandenbroucke zegt. Bovendien moet men beseffen – en dat is een les die men zou moeten trekken uit vijftien jaar witte woede – dat als wij beginnen, dan stoppen we niet voordat we hebben wat we moeten hebben. Dat betekent dat er redelijke voorstellen op tafel moeten liggen, want redelijk zijn wij wel. Het kan niet zijn dat wij niet bereid zijn om water in onze wijn te doen, maar het kan ook niet zijn dat de wijn meer water is dan wijn. Dus wij gaan op een bepaald moment oordelen op de redelijkheid van de voorgestelde compromissen, maar tot op vandaag is die er niet. We zijn begonnen op 15 februari 2004, dat is bijna een jaar. Ik ben ervan overtuigd dat de mensen het nog lang kunnen volhouden. Dat is misschien wel de eigenschap van de non-profit. Ik denk niet dat er al veel sectoren zijn die hen dat nadoen, maar het zit erin gebakken.
Het onderzoek dat in februari gepubliceerd is, is gepubliceerd met voorbedachte rade. Ik wist dat Vandenbroucke daar op een bepaald moment uitspraken over ging doen. Dit onderzoek heeft ondertussen zijn nut bewezen, we hebben daar de publieke opinie mee kunnen confronteren, we hebben de pers daarmee in een hoekje kunnen zetten. Er is geen mens meer die vandaag kan ontkennen dat er in onze sector achterstallen zijn en dat die eigenlijk opgelost zouden moeten worden. Door het publiceren van dit onderzoek was opeens iedereen op de hoogte, en dit onderzoek, die cijfers hebben mensen boos gemaakt. En als vervolgens Vandenbroucke komt die zo’n uitspraak doet, dan weten de mensen natuurlijk nog wat ze gehoord of gelezen hebben en zijn ze verontwaardigd. Frank Vandenbroucke of iemand anders mag zeggen wat hij wil, maar onze mensen zijn zich tamelijk goed bewust van het probleem.
Hoe worden de mensen gemobiliseerd? In de sociale sector wordt er vaak bij stakingen op minimumbezetting gewerkt, en dit maakt het misschien wat moeilijker om mensen te mobiliseren.
Een staking in de non-profit is onvergelijkbaar met andere sectoren, je kan niet gewoon zoals in een fabriek de machines uitzetten. Je mag die ook niet uitzetten, ik ben zelf nogal een bewaker van het respect voor de mensen waar je mee werkt, je kan die niet in de kou laten staan. En dat is ook een van de redenen waarom we 10 procent loonsverhoging willen hebben. Het belang van de mensen, van de bevolking gaat voor op onze 10 procent loonsverhoging. Ik wil dus dat we doorgaan, maar ik wil niet dat de vakbonden een situatie veroorzaken waarbij zieken, gehandicapten, bejaarden enzovoort gewoon aan hun lot worden overgelaten, dus daar moeten afspraken rond gemaakt worden. Dat betekent dat die mensen op dagen dat we staken het niet zo comfortabel hebben als op andere dagen, maar dat betekent niet dat ze in de miserie terechtkomen. Dat maakt het ook moeilijk om aan de publieke opinie, aan de pers en aan de politici duidelijk te maken dat deze sector bezig is. Vandaar dat we verplicht zijn om dat op de straat te demonstreren, en een van de weinige dingen waarmee je dat kan demonstreren is natuurlijk een nationale of een provinciale betoging waar heel veel volk is.
We stellen ook vast dat de non-profit een voorbeeld is voor andere sectoren op het vlak van sociale strijd. In hoeverre is er samenwerking?
Zo een samenwerking is er al geweest. Wij hebben met onze sector ook deelgenomen aan de grote nationale betoging tegen de werkgevers op 21 december. Dit is een voorbeeld denk ik van de bereidheid van de non-profit om met andere sectoren samen te werken. Want om deel te nemen aan dit initiatief heeft ze zelfs een stuk van haar eigen agenda teruggeschroefd. De non-profit heeft haar derde decemberbetoging op vrijdag 17 december niet laten doorgaan om deel te nemen aan de nationale betoging op 21 december. Ook al heeft de non-profit niet onmiddellijk iets te maken met deze betoging, want de betoging was over een akkoord dat zich beperkt tot de niet-gesubsidieerde sectoren. Maar ik ben ervan overtuigd dat mocht er in die akkoorden beslist worden dat er de komende twee jaar geen loonsverhoging komt, dan kunnen wij het ook op onze buik schrijven. Dan komt er bij ons ook geen loonsverhoging. In die zin hebben we banden met die betoging, omdat we willen meewerken aan het feit dat er inderdaad loonsverhoging moet komen. Dat is ook de motivering waarom ik de mensen heb opgeroepen om massaal aanwezig te zijn op die betoging.
Wat is het actieplan na de recente betogingen, en hoe kan dit ervoor zorgen dat het eisenpakket gerealiseerd wordt?
Er is maar één manier om dit eisenpakker te realiseren en dat is doen zoals we altijd gedaan hebben: op straat. De mensen mogen van ons niet verwachten dat wij al hun problemen gaan oplossen. De mensen moeten goed beseffen dat ze heel, heel sterk staan onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat ze daarvoor doen wat ze altijd gedaan hebben, namelijk massaal op straat komen en protesteren op een plezante manier.
Wij zullen in elk geval al oproepen voor de nationale staking en de betoging in Brussel van de non-profit op 27 januari!