In zijn testament “Het land is moe” drukt de betreurde historicus Tony Judt zijn ingetogen woede uit over de teloorgang van de sociale verworvenheden die moeizaam werden opgebouwd in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Een voor een dreigen ze te sneuvelen op het altaar van de vrije markt. De hoogpriesters van de moderne sociaaldemocratie kijken niet alleen machteloos toe, maar hanteren daarbij vaak zelf de hakbijl.
De analyse van Judt wordt vandaag tragisch bevestigd in landen als Spanje en Griekenland waar socialistische regeringen besparingsmaatregelen doordrukken die rechtse partijen alleen maar natte dromen kunnen bezorgen. Niet omdat Zapatero of Papandreu zulke monsters zijn, maar omdat ze capituleren voor de economische logica van de vrije markt. Kwestie van machtsverhoudingen? De Grieken legden zes of zeven keer collectief het werk neer, trokken met honderdduizenden de straat op, maar het hielp geen zier. Globalisering, Europese Unie, financiële markten, wat kan je doen?
Het is met die vrolijke gedachte in het achterhoofd dat we de politieke impasse die België al meer dan drie jaar in zijn wurggreep houdt, moeten begrijpen. Net als elders in Europa zijn de politici in het kleine België niet opgewassen tegen de economische krachten die hen regeren. Daarom gedragen ze zich als kabouters die te midden een orkaan hun huisje proberen te verbouwen om het water tegen te houden. En de tragedie is dat de socialistische leiders, in theorie toch internationalisten en antikapitalisten, de emmers aanreiken. Om maar te zeggen, we moeten over de grenzen heen serieus beginnen te timmeren aan een internationaal socialistisch alternatief, “die zal heersen op aarde” (weet je nog wel?).
Tot daar mijn introductie, speciaal bedoeld om de zoveelste politieke impasse in België en vooral de absurditeit ervan een beetje in een perspectief te plaatsen. In de nasleep van de financiële crash van 2008 bevinden de traditionele machtscentra van het kapitalisme, Europa, de VS en Japan, zich in een diepe crisis die zich op verschillende manieren uit. De populariteit van zittende regeringen is in vrije val (de VS, Frankrijk, Duitsland, Spanje, Griekenland…), nieuwe regeringen worden moeizaam gevormd (Groot-Brittannië, Nederland, België…). Overal swingen de overheidsschulden de pan uit en staan loodzware bezuinigingen op het menu. Het lijkt oké voor de staat om honderden miljarden te pompen in een verrot financieel systeem, maar niet om de miljoenen slachtoffers ervan een menswaardig inkomen te verschaffen. Dat is de logica van het systeem dat ons leven regeert.
Het monetarisme met zijn privatiseringen en dereguleringen heeft duidelijk gefaald. Maar hoe kan Keynes en zijn deficit spending (de economie kunstmatig stimuleren via overheidsuitgaven) redding brengen als de overheden nu al tot over hun oren in de schulden zitten? De crisis van de staatsfinanciën vertaalt zich in veel landen in politieke instabiliteit. In België met zijn ingewikkelde, onoverzichtelijke, spilzuchtige en gepolitiseerde staatstructuur geeft het aanleiding tot een aanslepend en schijnbaar onoplosbaar communautair conflict. Dat is nu eenmaal de aard van het beestje.
Sinds het weekend van 4 september ziet de toestand er uitzichtlozer uit dan ooit, hoewel dat snel kan veranderen. Als de laatste maanden ons iets hebben geleerd, dan is het dat de politieke wil om tot een ‘grote staatshervorming’ te komen wel degelijk aanwezig is. Natuurlijk zal het voor sommige ‘caractériels’ van de NV-A nooit genoeg zijn en aast een deel van de N-VA op een verrottingsscenario dat moet uitmonden in het einde van België. Maar de splitsing van het land is geen doel op zich, zelfs niet voor iemand als De Wever. Dat scenario is in de eerste plaats een chantagemiddel om de arbeidersbeweging tot verregaande toegevingen te dwingen. Het is het dan ook niet verstandig van Laurette Onckelinckx en Rudy Demotte om de splitsingslogica te echoën, alsof de boedelscheiding het enige alternatief is op het onvermogen om tot een politiek akkoord te komen. De PS heeft daarmee mogelijk de N-VA nog versterkt in plaats van ze te isoleren (wat ongetwijfeld de bedoeling was) en, erger, het separatisme extra geloofwaardigheid verleent.
Maar laten we eerst even teruggaan naar het afspringen van de preformatiegesprekken onder leiding van Di Rupo. Nationale gevoeligheden, taal- en andere discriminaties, culturele verschillen, historische onderdrukkingen en klassenverschillen werpen uiteraard allemaal hun donkere schaduwen over de gordiaanse Belgische knoop die maar niet ontward wil geraken. Nochtans was over de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde naar verluid een akkoord dat praktisch geen toegevingen aan de Franstaligen bevatte. Toch hapte de N-VA niet toe. Dat bewijst nogmaals dat in de laatste instantie de discussie over de staatshervorming rond centen draait: “geen blanco cheque voor Brussel!”, “responsabilisering van de gewesten!”, “de herziening van de financieringswet.” En laat er geen misverstand over bestaan: het is onmogelijk om de Belgische (of eender welke) staat op een dusdanige manier te hervormen dat “iedereen” er beter van wordt. Je kan geen 25 miljard besparen en tegelijk alle overheidsentiteiten rijker maken.
Toch ging het principeakkoord dat tot nu toe op tafel lag precies uit van deze onmogelijke stelling. Maar naarmate de onderhandelaars het pad van de algemene principes verlieten en de weg van de concrete invulling ervan insloegen, traden de tegenstellingen tussen rechts en links, of, in wetenschappelijke termen, tussen arbeid en kapitaal, steeds meer op de voorgrond. En dat in een stadium waarin ze nog met geen woord hadden gerept over de 25 miljard die nodig zijn om de staatsfinanciën te saneren. Uiteindelijk sprongen de onderhandelingen af over een ogenschijnlijk detail: de verbinding van meer geld voor Brussel met de herziening van de financieringswet. In feite verbergt deze twistappel een fundamenteel verschillende visie op de rol van de staat in de economie. De N-VA en CD&V willen dat de overheid de tering naar de nering zet en fiks bezuinigt, terwijl de PS en sp.a van oordeel zijn dat te strenge besparingen de fragiele heropleving van de economie zouden fnuiken. Die politiek heeft echter limieten, zoals Griekenland en Spanje duidelijk hebben aangetoond.
Welke houding moeten de socialisten dan wel aannemen? Tot nu toe hebben de PS en sp.a zich begraven in hun respectievelijke gemeenschappen, hoewel de Vlaamse socialisten samen met Groen recentelijk afstand hebben genomen van de N-VA en zijn slippendrager, de CD&V, die verantwoordelijk zijn voor het opblazen van de preformatie. Dat maakt de weg vrij voor een progressief front over de taalgrenzen heen, dat zou kunnen versterkt worden met de linkse krachten binnen de christelijke zuil. In Vlaanderen zou dat front nog altijd niet over een politieke meerderheid beschikken, maar het zou op zijn minst een basis kunnen vormen met voldoende potentieel om het rechtse overwicht te breken. Vergeet niet dat De Wever de CD&V aan het oppeuzelen is onder de lede ogen van het ACW.
Het probleem van de christelijke vakbond is echter dat het, net als de sp.a, geen echt economisch en communautair alternatief heeft. Stiekem wordt gehoopt dat de nationalisten en de PS de communautaire kastanjes uit het vuur zullen halen om dan terug tot de orde van de dag te kunnen overgaan. Een grote vergissing. De arbeidersbeweging moet streven naar een zo groot mogelijke eenheid, over de taal- en levensbeschouwelijke grenzen heen, om haar belangen te verdedigen tegen rechts. De vraag is echter: hoe en op basis van welke eisen? Een vermogensbelasting, de strijd tegen de fiscale fraude, de vermaatschappelijking van de winsten van de energiesector zoals naar voren gebracht door Erik De Bruyn zijn een goede aanzet, maar er bestaat vandaag geen politieke meerderheid om een dergelijk programma waar te maken. Bovendien voelt iedereen aan zijn water dat er een veel ingrijpender maatschappelijke omwenteling zal nodig zijn om de problemen van de ‘gewone mensen’ (ik haat die term) op te lossen, niet alleen in België, maar in heel Europa.
In elk geval moeten de krachten voor een progressief sociaaleconomisch programma, zeker in Vlaanderen, nog worden opgebouwd. Dat hoeft echter geen jaren te duren. De snelheid waarmee de N-VA uit zijn voegen is gegroeid, toont aan dat er in onstabiele tijden zoals vandaag zeer veel mogelijk is. Tegelijk mogen we de staatshervorming niet overlaten aan de nationalisten. We zullen het communautaire vraagstuk niet oplossen door het te negeren. Elke maatregel die de overheid efficiënter, transparanter en democratischer maakt, moeten we uiteraard steunen, ook vanuit de oppositie. Maar elk voorstel dat ons (en daarmee bedoel ik werkende mensen in Brussel, Vlaanderen en Wallonië) armer maakt en de verdeeldheid in de hand werkt, verdient een “Grieks neen”.
Er dringt zich binnen de socialistische beweging hoe dan ook een discussie op over de rol van de staat. Socialisten hebben de overheid te lang beschouwd als ‘hun’ instrument om de economie aan te zwengelen, jobs te creëren, postjes te verdelen en aan sociaal dienstbetoon te doen. Op die manier wordt socialisme op een hoop gegooid met verkwisting, wanbeheer, bureaucratie en corruptie, terwijl een socialistisch project juist efficiëntie, democratisering en sociale rechtvaardigheid centraal moet stellen. Het is die discussie die in de komende periode moet worden gevoerd. Want voor het behoud van de sociaaldemocratische erfenis waarvoor Tony Judt zo hartstochtelijk pleit, is meer nodig dan Keynes. Het kan absoluut geen kwaad om ook eens bij Marx te rade te gaan.
Overgenomen van de blog van Jean Lievens