Na de bevrijding in 1944 gold er een stakingsverbod om de opbouw van het land niet in het gedrang te brengen. Dit werd slechts in 1948 opgeheven op voorwaarde dat het neerleggen van het werk niet ongecontroleerd zou verlopen. De Wet van 19 augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd organiseert een opeising waarbij de sociale partners (kunnen) worden betrokken.
Het doel van de wet is de vitale behoeften te verzekeren, sommige dringende werken uit te voeren (bv. aan machines) en taken te volbrengen die geboden zijn door een geval van overmacht of een onvoorziene noodzakelijkheid (sic). Samengevat: men wil vermijden dat chaos zou ontstaan (bv. een staking in de petroleumsector die als gevolg heeft dat ziekenhuizen zonder brandstof vallen), het productiepotentieel teloor zou gaan (bv. door een bruuske stop barst een hoogoven) of een gevaarlijke situatie zou ontstaan (bv. het werk wordt ongecontroleerd neergelegd in een scheikundig bedrijf waardoor de volksgezondheid in het gedrang komt).
Het Systeem
Het paritair comité legt de taken van algemeen belang vast. Door de tussenkomst van de sociale partners (en dus ook de werknemersorganisaties) wordt gegarandeerd dat de beperking(en) aan het stakingsrecht alleen maar zullen gebeuren in uitzonderlijke omstandigheden.
Wanneer een paritair comité deze taken niet heeft vastgelegd, ligt het initiatief bij de minister van Werk. Deze verzoekt het paritaire comité het nodige te doen. Indien de sociale partners niet tot een overeenkomst willen/kunnen komen, dan zal de Koning (de facto de minister) de prestaties bepalen na het volgen van een specifieke procedure.
De praktijk
In een SEVESO bedrijf in de provincie Henegouwen brak op 14 oktober jl. een staking uit die op 10 oktober was aangezegd. Tijdens de aanzegging werden de installaties beveiligd en later stilgelegd. Op 13 oktober was de shut-down gerealiseerd. De veiligheidsfuncties werden waargenomen door een aantal werkwilligen (o.a. kaderleden). Daarbovenop wenste de werkgever echter nog een beroep te doen op extra personeel/stakers. Met het oog hierop werd de minister van Werk gemobiliseerd, die prompt haar bevoegdheden delegeerde aan de gouverneur. Deze vorderde een aantal werknemers op om in de periode tussen 14 oktober en 21 oktober bepaalde prestaties te leveren op straffe van correctionele sancties (in geval van insubordinatie). De opgeëiste werknemers vroegen aan de Raad van State de schorsing van het gouverneursbevel.
Amateur hour
Vaak zijn opeisingen slecht georganiseerd. Vooral in de publieke sector is het gepruts schrijnend. In sommige sectoren van de particuliere sector zijn er dan weer geen afspraken gemaakt of is de regeling verouderd. In dat geval valt men terug op een opvordering wat op zich al voor discussie vatbaar is. In dit geval kreeg de gouverneur lik op stuk van de Raad van State omdat de opvorderingsbevelen slecht waren opgesteld. De gouverneur had er zich immers toe beperkt om werknemers op te vorderen louter omwille van het feit dat ze “indispensables” waren “pour assumer la mise en sécurité des installations”. De Raad van State meent echter dat geval per geval moet worden vermeld waarom iemand onmisbaar is. Het komt aan de minister toe om op grond van verzamelde gegevens werknemers op te vorderen, maar zij (of de gouverneur) moet de beslissing adequaat motiveren. De opvordering werd – wegens te vaag - door de Raad bestempeld als een illegale (sic) beperking van het stakingsrecht.
Cui bono?
In de wandelgangen circuleren al geruchten dat de Prestatiewet zou moeten worden aangepast. Er mag misschien wat worden gesleuteld, maar in wezen is dit een goede regeling. Jammer genoeg wordt ze gesaboteerd. Sommige werkgeversorganisaties blokkeren de toepassing van de wet om zo gemakkelijker een opvorderingsbevel te kunnen krijgen. Wanneer dan de vraag wordt gesteld wie men nodig heeft om de veiligheid te kunnen garanderen, blijken dat plots verdacht veel werknemers te zijn. De Prestatiewet wordt misbruikt om minimale dienstverlening te organiseren. En dat kan niet de bedoeling zijn…