2022 was aangekondigd als de terugkeer naar de stabiliteit. Het werd echter een jaar waarin het maatschappelijk weefsel verder werd ontwricht na de COVID pandemie: de ongelijkheid zwol aan, de inflatiestorm verarmde massaal de werkende klasse en de middenklasse, een algemene sociale malaise greep om zich heen. Voedselbanken zagen tweeverdieners, ambtenaren en eigenaars aanschuiven. Vooral de plotse en steile inflatie vuurde een grootschalige ongerustheid aan. De automatische indexering brengt te weinig soelaas vindt meer dan 70 procent van de bevolking. De indexering gebeurt te traag en is te weinig om de prijsverhogingen bij te benen.
Onder druk van de snelle erosie van de koopkracht organiseerden de vakbonden niet minder dan vier nationale actiemomenten, een 24 uren staking incluis. De nationale betogingen gingen dikwijls gepaard met een ernstige verstoring van het stedelijk openbaar vervoer: bij de MIVB, TEC en De Lijn. Aan strijdvaardigheid was er verleden jaar geen gebrek. Niet alleen eisten de vakbonden prijsblokkeringen, extra heffingen op de zogenaamde overwinsten van de energiebedrijven. Ook de nationalisatie van de energiesector wordt soms gevraagd. De beruchte loonwet van 1996 die de lonen in een versmachtende dwangbuis houdt, moet ook veranderen of afgeschaft worden.
De toepassing ervan verschrompelt elke marge voor loonsverhogingen in de volgende zes jaar of zelfs meer. De wet van ‘96 is de 0 procent wet geworden. In de publieke sector beten de spoormannen -en vrouwen de spits af met verschillende geslaagde 24 uren stakingen ondanks de verplichte minimumdiensten. Een golf van stakingen rolde over de gevangenisinstellingen: niet minder dan 16 nationale 24 uren stakingen in één jaar. Bijkomende lokale werkonderbrekingen zetten extra kracht achter de grieven van de cipiers. Ook de politievakbonden riepen op tot stakingen en acties. De onrust is gemakkelijk te begrijpen als je weet dat in de openbare diensten 15 à 20 jaar lang de lonen niet zijn gestegen.
De regering reageerde met premies, uitbreiding van het sociaal energietarief en andere beperkte maatregelen. Pleisters op een houten been! Het was allemaal te weinig en te laat. In november bedroeg de inflatie 10,63 procent. De voedsel -en energieprijzen schoten echter verder de lucht in. De prijs voor aardgas steeg met 130 procent, elektriciteit met 85 procent en stookolie met 57 procent.
Dit jaar en volgende jaar is inflatie een blijver. De Europese Centrale Bank voorspelt pas een terugkeer naar een ‘normale’ inflatie van 2 procent in 2025. Eerst komt er nog een nieuwe piek in de volgende maanden. Vooral het voedsel zal de gesel voelen van de prijsstijgingen.
Kritische balans
Aan de loonwet van 96 zal de regering niet tornen. Zoveel is zeker. De ‘socialistische kameraden’ in de regering zoals de voorzitter van ABVV Metaal de Vooruit ministers beschrijft, zijn niet bereid om er een breekpunt van de maken. De rechtse partijen in de Vivaldi coalitie doen dit echter wel. Politiek gezien vinden de vakbondsleidingen dat deze regering de minst slechte is. Daarom worden de syndicale acties vooral opgezet met als doel ‘druk’ uit te oefenen op Vooruit en de Parti Socialiste in de regering. Van een escalatie van de acties gericht op een krachtmeting met de regering en het patronaat is er geen sprake. In plaats van naar een hogere versnelling te schakelen werd de handrem aangespannen. De laatste betoging van 16 december illustreert dat zeer goed. Na een geslaagde stakingsdag in gemeenschappelijk vakbondsfront begin november verwacht je een steviger vervolg. Dat was duidelijk niet het geval. Het aantal betogers was 3/4 kleiner (20.000) dan tijdens de andere nationale betoging in juni. Enerzijds duidt dit op een vermoeidheid bij de actievoerders (waarom nog een dagloon verliezen voor een actie die niets gaat veranderen) maar ook op een bewuste demobilisatie door een gedeelte van de vakbonden. Een opvallend voorbeeld hiervan vinden we in Antwerpen. De syndicale delegaties van het compressorenbedrijf Atlas Copco (het grootste industriebedrijf in Antwerpen) beslisten (op hun eentje?) niet deel te nemen aan de mobilisatie. Zij kozen voor een beperkt bedrijfsakkoord met even beperkte premies. Deze flagrante breuk in de solidariteit met de rest van de arbeidersbeweging werd natuurlijk niet voorgelegd aan de achterban… Maar andere segmenten van de vakbeweging bouwden hun mobilisatie ook af voor de recentste nationale betoging.
Afstand nemen van routine
Voor de deelnemers aan deze betoging was het echter duidelijk: zij willen meer acties om hun eisen kracht bij te zetten. Dat is positief. « Wij stoppen niet » was de syndicale slogan van de dag. Maar in het hoofd van de vakbondsleiding heeft dit een andere invulling. Vanuit strategisch oogpunt betekent « Wij stoppen niet’, zeer weinig. Het is een passieve en routineuze houding. Concreet betekent dit een reeks acties voor de partijhoofdkwartieren en andere stunts in de volgende maanden. Er is meer nodig, veel meer. De vakbonden moeten de krachtmeting durven aangaan en uit de routine van de nationale actiedagen stappen. Er is een beweging van uitzonderlijk formaat nodig. Een nationale interprofessionele staking van verschillende dagen en zelfs van onbeperkte duur is de weg die we moeten inslaan. Om dit mogelijk te maken moeten er ook bredere doelstellingen worden geformuleerd. De huidige vakbondseisen zijn te beperkt om de nodige menselijke energie vrij te maken voor het succes van een algemene staking. Een grondige maatschappijverandering moet op de agenda worden gezet. Nu, niet morgen of overmorgen, maar vandaag is er een breuk met het kapitalisme nodig.