De recente gebeurtenissen in Sierra Leone bevestigen het beeld dat veel mensen hebben van Afrika. Een oppervlakkige waarnemer zou kunnen besluiten dat negers gewoon te dom en te primitief zijn om zichzelf te besturen, en daarom argumenteren voor een verhoogde aanwezigheid van de VN. Een andere zou vanuit dezelfde ideeën zeggen dat dit verspilling is van geld en krachten aangezien Afrika een verloren continent is.
Toch is het amper tien jaar geleden dat er een wind van hoop over het continent waaide. Na decennia van dictatoriaal bewind beslisten de Afrikanen dat het genoeg was en een golf van democratische opstanden rolde over de regio. Een decennium later ziet de toestand er heel anders uit. Weinig hoopgevend. Toch heeft het Afrikaanse volk alvast één ding geleerd: het instellen van formele democratie is geen antidotum voor burgeroorlog en plundering.
Militaire patstelling
Sierra Leone is een 'mooi' voorbeeld. In 1991 voelde het All People's Congress zich verplicht haar éénpartijstaat om te vormen tot een meerpartijenstelsel, zonder dat er echt veel veranderde. Datzelfde jaar begon het Revolutionary United Front o.l.v. Sankoh zijn strijd tegen het regime. Sindsdien is Sierra Leone het toneel van burgeroorlog en staatsgrepen. In 1992 pleegde enkele jonge militairen een coup en werden op hun beurt in 1996 afgezet. De democratisch verkozen Kabbah (zelf geen haar beter) mocht al een jaar later ‘zijn schup afkuisen’, om in 1998 te worden gerehabiliteerd. Ondertussen ging de strijd met de RUF gewoon verder tot Sankoh vorig jaar ook zijn officiële zitje kreeg als vice-president. Wat voor de RUF kennelijk geen reden was om ermee te kappen. De burgeroorlog eiste tot nu toe ongeveer 50.000 doden, nog veel meer verminkten en tal van voor het leven gestoorde kindsoldaten.
Na de horror van Rwanda wil het Westen zijn bekommernis voor Afrika tonen, vandaar de 8700 VN-troepen in Sierra Leone. De Britten hebben ook nog een 800-tal para's gelegerd in hun voormalige kolonie en vijf oorlogsschepen voor de kust. Dit om landgenoten te evacueren, maar tevens om militaire assistentie te geven aan de VN en de regering. Voorts pleit Labour voor het optrekken van de VN-troepenmacht tot 13.000. Wat die daar dan kunnen doen is minder duidelijk, zeker met de 350 VN-soldaten in gijzeling. Eigenlijk is de VN gevangen in een Catch 22. Zij beschikt noch over het mandaat noch over de wil voor een grootscheeps offensief tegen de rebellen. Maar terugtrekken betekent toegeven dat de VN geen vrede kan garanderen. En dat is olie op het vuur van het grote aantal bestaande conflicten.
Gretige erfgenamen van het kolonialisme
Dat net Blair & co de voorvechters zijn van troepenversterking zegt veel. Niet alleen over het militarisme van New Labour – drie oorlogen (Irak, Kosovo en nu Sierra Leone) in drie jaar tijd kan tellen voor een partij die internationalisme in haar vaandel voert. Maar het zegt ook veel over de niet aflatende neokoloniale ambities van een imperialistische grootmacht die sowieso al een grote verantwoordelijkheid draagt in de huidige situatie.
In de 19e eeuw vestigden de Britten vanuit Freetown een 'protectoraat' over het achterland. Naar goede koloniale gewoonte lieten ze hun onderdanen betalen voor de zegenende beschaving door hen gebracht. Zo bijvoorbeeld in 1896 een taks op hutten, wat direct aanleiding gaf tot twee opstanden van de Temne en de Mende, de grootste etnische groepen in Sierra Leone. Vanuit dezelfde koloniale gewoonte smoorde de Britse overheid de opstanden in bloed. Daarmee introduceerde ze een manier van oorlogvoeren die krijgsheren als Sankoh vandaag gretig imiteren. Zonder de tribale oorlogvoering van het vroegere Afrika te verheerlijken, mag toch worden gezegd dat dit vooral een rituele functie had en heel zelden een massaal aantal slachtoffers eiste. Het land dat de kolonialen in 1961 achterlieten, was een product van hun machtswellust, winstbejag en beschavingsdrang. Boven op de verstoringen in de etnische relaties als gevolg van het koloniale machtsspel, bleven de Britten steeds hun geprefereerde regimes steunen, ondanks de notoire corruptie.
Louter verwijzen naar de Britse inmenging legt echter de schuld eenzijdig bij het Westen. Dictators en krijgsheren zijn geen 'agenten van het imperialisme' maar lokale potentaten die eender welke alliantie aangaan om hun macht te versterken, desnoods tegen de westerse belangen in. Elke machtsovername eindigt steeds weer in dezelfde plundering van boeren, arbeiders en kleine middenstand. Rebellenleiders ontlenen juist aan de ontevredenheid onder de bevolking hun legitimiteit. Termen als 'revolutionair' of 'volk' komen veelvuldig voor in de namen van gangsterbendes. Tamelijk hypocriet als je weet hoe de bevolking in de door de rebellen gecontroleerde regio wordt behandeld. Onder de revolutionaire retoriek gaan dan ook zeer vuige belangen schuil. Het RUF veroverde niet voor niets eerst de diamantmijnen.
Voorbij de militairen en kolonialen
Pleiten voor socialisme kan in de gegeven context heel banaal klinken. Een toverwoord dat te pas en te onpas wordt bovengehaald. Toch is het duidelijk dat noch de VN, noch de Britten vrede kunnen brengen. Los van het feit dat zeker bij de laatsten ook nog andere belangen spelen, is vrede en welzijn niet van buitenaf in te planten. Kosovo kan daarvan getuigen. Het is eveneens duidelijk dat de goede en wijze filosoof-koning in dergelijke toestand van veralgemeende corruptie en machtsstrijd ook weinig kan doen. Alleen de gebundelde krachten van de onderdrukten beschikken over voldoende macht en legitimiteit om deze vicieuze cirkel te doorbreken.
Naast corruptie en verdrukking is armoede de belangrijkste voedingsbodem van de ontevredenheid. Krijgsheren gebruiken dit om hun troepen te sterken. En de strijd ontwikkelt zich blijkbaar rond het bezit van de diamantmijnen. Is het dan niet evident dat de eerste stap naar een duurzame oplossing bestaat in het opheffen van het privé-bezit der productiemiddelen onder controle van diezelfde verdrukten? Met andere woorden: socialisme.