Toen Eduard Sjevarnadze in 2003 in Georgië van de macht werd verdreven heette dat de ‘Rozenrevolutie’. De machtsgreep van de westersgezinde zakenman Viktor Joestsjenko in Oekraïne heette de ‘Oranje-’ of de ‘Kastanjerevolutie’. En toen in maart van dit jaar de Kirgizische president Akajev op de vlucht sloeg voor zijn volk, noemde men dat de ‘Tulpenrevolutie’ (hoewel deze bloem in Kirgizië niet groeit). Het feit dat de moedige maar wanhopige opstand van het volk van Andijan, in de Ferghanavallei in het oosten van Oezbekistan geen koosnaampje krijgt, duidt erop dat het westers imperialisme er niet zo gelukkig mee is. Als eerbetoon aan de slachtoffers zullen wij deze revolte daarom het begin van de Abrikozenrevolutie noemen. De abrikoos is een traditionele teelt in de streek en is de vrucht van de grensoverschrijdende arbeid van de mensen in de Ferghanavallei, zowel in het Oezbeekse als in het Tadzjiekse en het Kirgizische deel ervan.
Sociale explosie
De opstand in het Oezbeekse deel van de Ferghanavallei en de – voorlopig – bloedige onderdrukking ervan vat heel wat van de problemen samen van de voormalige Sovjet-Unie. Het economische verval van de regio en de bittere armoede leidden de afgelopen week tot een sociale opstand die door het dictatoriale regime van Islam Karimov in bloed werd gesmoord. Onafhankelijke bronnen spreken van zeshonderd tot zevenhonderd doden. De krokodillentranen die daarbij worden geplengd door de Amerikaanse en Britse diplomatie zijn ronduit weerzinwekkend. Zij willen de despoot die hen hielp bij de oorlog in Afghanistan en toetrad tot de ‘Coalition of the Willing’ tegen Irak ten allen prijze uit de wind zetten.
De despoot Karimov, de ergste tiran uit de hele regio, is een steunpilaar van de westerse militaire en economische belangen in Centraal-Azië. Het komt het Westen daarbij goed uit de opstand af te schilderen als een opstoot van fundamentalistisch geweld, waarmee ze op één lijn zitten met de versie van het regime van Karimov. Toch neemt geen enkele ernstige analist deze versie van de feiten ernstig. Zo verklaarde Bruno De Cordier, de Centraal-Azië-expert van de Universiteit Gent in De Standaard van 14/5/2005:
“Wat daar gebeurt, is een ongecontroleerde sociale explosie.” De opstand begon met de bevrijding van 23 Oezbeken uit de gevangenis, die zich volgens het regime van president Karimov schuldig hadden gemaakt aan moslimextremisme. “Een nuttige mythe die het regime in stand houdt om onder meer steun te krijgen uit het buitenland, vooral de VS”, aldus De Cordier. Volgens de Gentse onderzoeker die zelf vijf jaar in de regio werkte, gaat het in Oezbekistan, net als in Kirgizië waar de zittende president in maart door een volksopstand van de macht werd verdreven, om sociale revoluties tegen corrupte regimes. “Jarenlang hebben die in de richting van het Westen een façade van stabiliteit opgehouden. En wij zijn daar met open ogen ingelopen: we willen liever een status quo dan de Taliban, klinkt het dan. Terwijl die stabiliteit pure onzin is: het gaat om regimes die hun volk onderdrukken, politieke tegenstanders in de cel gooien en bekentenissen afdwingen met folteringen.”
Deze sociale revolte wordt net als in andere delen van de voormalige USSR versluierd door nationalistische en religieuze tegenstellingen. Toch is het geen toeval dat net in de Ferghanavallei – geopolitiek gezien het meest complexe deel van voormalig Sovjet Centraal-Azië – de opstanden in Kirgizië zowel als in Oezbekistan begonnen zijn en niet in de respectievelijke hoofdsteden van deze republieken bijvoorbeeld. Ook de burgeroorlog in Tadzjikistan in 1992-1997 ging tussen het islamitisch geïnspireerde hoogland en een meer stedelijke, proletarische fractie in het noorden van het land rond de stad Hudzand (voordien Khodjent of ten tijde van de USSR: Leninabad) die eveneens in de Ferghanavallei ligt en die vasthield aan een aantal verworvenheden van de planeconomie.
Turkestan
De verdeling van het territorium van de Ferghanavallei tussen drie republieken is louter artificieel en is een overblijfsel van de waanzinnige nationaliteitenpolitiek van Stalin. In september 1920, in volle burgeroorlog, organiseerden de Bolsjewieken in Bakoe aan de Kaspische Zee (Azerbeidjan) het ‘Congres van de volkeren van het oosten’ om de onderdrukte koloniale volkeren van Azië, van Palestina tot Bengalen, te winnen voor de revolutie. Wat we later Sovjet Centraal-Azië zouden gaan noemen werd toen grosso modo omschreven als ‘Turkestan’. De congresnotulen vermelden dat dit deel van de wereld vertegenwoordigd werd door delegaties uit ‘Turkestan, Boechara, Shiva en Ferghana’(1) . Van de huidige republieken Kazakhstan, Oezbekistan, Turkmenistan, Tadzjikistan en Kirgizië was hoegenaamd geen sprake. Die zouden pas in het leven worden geroepen door de ‘nationale redelimitatie’ van Stalin in 1924-25. De grenzen tussen deze nieuwbakken republieken werden bijzonder arbitrair getrokken, onder andere in de Ferghanavallei, waar de nationale enclaves elkaar vandaag in een ingewikkelde houdgreep nemen. Vooraanstaande Bolsjewieken van het eerste uur zoals de Kazakhse communistische leider T.R. Ryskulov verzette zich trouwens hevig tegen de opdeling van Turkestan dat volgens hem één nationale entiteit vormde. De officiële reden van de opdeling was om de regio te beschermen tegen pan-Turkse en panislamistisch tendensen, wat op zichzelf al een zieke kronkelredenering is. De voornaamste reden was echter dat deze opdeling paste in machiavellistische strijd om de macht die Stalin in die jaren voerde binnen de communistische partij van de Sovjet-Unie. Ryskulov zou zijn verzet uiteindelijk bekopen met zijn liquidatie in 1938.
Maar ondanks de geschifte nationaliteitenpolitiek van Stalin (die de zaken nog complexer maakte door nationale minderheden waaronder Turken en Duitsers vanuit Rusland naar het gebied te deporteren) kende Centraal-Azië tijdens de Sovjet-era een enorme economische bloei en een geweldige sociale, culturele en wetenschappelijke vooruitgang. Vaak wordt het in het Westen voorgesteld alsof Rusland binnen de context van de USSR Centraal-Azië en andere niet-Russische gebieden ‘koloniseerde’. Hoewel er zeker sprake was van een bureaucratische overheersing vanuit Moskou kan dit niet worden gelijkgesteld met de economische uitbuitrelatie die het westerse imperialisme aanging met zijn kolonies in Azië en Afrika bijvoorbeeld. In de USSR gingen er enorme investeringen naar de regio zodat de levensstandaard er vele malen hoger was dan in naburig Afghanistan, Iran of Turkije.
Industrialisatie
De Ferghanavallei is een bijzonder voorbeeld van deze ontwikkeling. Reeds in de jaren ‘30 werden er grootschalige irrigatieprojecten op touw gezet. Tijdens en vooral na de oorlog vond er een belangrijke industriële ontwikkeling plaats met de opbloei van de textiel-, voedings-, schoenen- en kunstvezelindustrie. Zo werd Ferghana een industrieel bolwerk in een wijde regio die enkele decennia voordien nog volledig afhankelijk was van extensieve nomadische veeteelt. De grenzen tussen de drie republieken waren in de Sovjettijd trouwens een louter administratief gegeven, vergelijkbaar met onze provinciegrenzen bijvoorbeeld, zodat er vrij gereisd en handel gedreven kon worden.
Het relatief welvarende Sovjet-Azië was in de jaren ’80 van de vorige eeuw dan ook geen vragende partij voor de liquidatie van de USSR. In tegenstelling tot de Baltische staten bijvoorbeeld, die de illusie konden koesteren dat ze zich op het niveau van West-Europa of Scandinavië zouden kunnen tillen, keken de volkeren van Sovjet-Azië tegen Turkije, Iran, Afghanistan en Pakistan aan en wisten ze dat er van het kapitalisme zeker niet alle heil te verwachten viel. Toen Rusland zich op 12 juni 1991 onafhankelijk verklaarde en de USSR daarmee de facto ophield te bestaan, klampten de lokale bureaucraten zich vast aan de plaatselijke Sovjetmachtsstructuren die hen de controle bleven verschaffen over de economie. Ze zochten daarbij krampachtig naar een nationale identiteit, waarbij president Karimov zelfs zover gaat dat hij Oezbekistan uitroept tot erfgenaam van het rijk van de Mongoolse despoot Timoerlenk (die in Oezbekistan in feite zelf een gewelddadige indringer was).
De Abrikozenrevolutie zal rood zijn of niet zijn
Helaas is die vergelijking met het vroege Aziatische despotisme niet eens zo heel vergezocht: volgens Le Monde Diplomatique van maart 2005 is de situatie van de Oezbeekse kolchozenarbeiders vergelijkbaar met die van slaven. Zij kunnen de kolchozen niet verlaten, zijn niet vrij om te planten wat ze willen of om te verkopen aan wie zij willen. De industrie van Ferghana, beroofd van haar uitgestrekte Sovjet-afzetmarkten en samenwerkingsverbanden is in elkaar gestuikt en draait nog op veertig procent van haar capaciteit. De werkloosheid zou in Ferghana oplopen tot 35 procent van de beroepsbevolking, terwijl de bevolkingsdichtheid er oploopt tot 450 inwoners per vierkante kilometer(2). De grenzen tussen de republieken zijn echte barrières geworden. Tadzjikistan, Kirgizië en Oezbekistan betwisten elkaar de schaarse water- en energiebronnen. De factoren die van de regio een welvarende industriële regio maakten zijn omgeslagen in hun tegendeel.
Door de tijdelijke verzwakking van de arbeidersklasse en de terugval naar bepaalde feodale toestanden met scherpe handelsrestricties hoeft het niet te verwonderen dat de prille Abrikozenrevolutie elementen vertoont van een burgerlijke revolutie, waarbij de vlam in de pan slaat door de veroordeling en opsluiting van kleine lokale zakenlieden. Zij zijn een van de weinige georganiseerde tegenkrachten tegenover een despotisch regime. Zolang de arbeiders en boeren (die trouwens grotendeels landarbeiders zijn) echter geen onafhankelijke organisaties oprichten en hun politieke onafhankelijkheid herwinnen, zal elke revolutie of opstand alleen maar kunnen uitdraaien op de verschuiving van de macht van de ene clan van uitbuiters naar een andere, zoals in maart in Kirgizië gebeurde. Het uitblijven van een arbeidersalternatief geeft het moslimfundamentalisme daarbij vrij spel onder de werkloze jongeren, waarbij de fundamentalisten trouwens goochelen met in wezen progressieve ideeën zoals een eengemaakt ‘khanaat’ Turkestan. De toekomst van Ferghana ligt echter niet bij het moslimfundamentalisme dat zelfs in Iran van zijn pluimen aan het laten is, noch in het kapitalisme dat in deze regio opzichtig gefaald heeft, en evenmin in nationalistische verdeeldheid, maar wel in de internationalistische en proletarische tradities van Ryskulov en van de sovjet van Tasjkent!
(1) Congress of the Peoples of the East, New Park Publications 1977(London) p. 163
(2) Coping with Independence: Expanding Factors of Conflict in the Ferghana Valley – Ryan Eddings, Indiana University, 2003