Er is niets nieuws onder de zon in het hart van de Balkan. De sterke radicalisering in de Servische maatschappij houdt aan, zoals duidelijk werd na de verkiezingen van vorige week, die voor de derde maal op rij mislukt zijn. De werkende mensen van Servië bleven gewoon thuis en negeerden de oproepen van de regering om een president te kiezen. Amper 38 procent van de stemgerechtigde kiezers kwam opdagen, en wie toch kwam, bracht een stem uit tegen de heersende pro-westerse coalitie, DOS en haar kandidaat. De verkiezingsresultaten toonden duidelijk aan hoe diep de crisis in het land is en hoe onpopulair en zwak de pro-westerse heersende kaste in werkelijkheid is. De meeste commentatoren hadden de mislukking van de verkiezingen voorspeld, maar wat niemand verwachtte was dat het Servische volk zo’n vernederende nederlaag zou toebrengen aan DOS en haar reformistische koers.

De kandidaat die door DOS gesteund werd en die in alle opiniepeilingen voor de verkiezingen als eerste eindigde, Dragoljub Micunovic, kreeg een teleurstellende 35 procent van de stemmen, hoewel hij had kunnen rekenen op de lofprijzingen van de media. Hij eindigde als tweede achter de underdog Tomislav Nikolic, een kandidaat van de rechtse Servische Radicale Partij, die 46 procent van de stemmen kreeg. Vojislav Kostunica en zijn Democratische Partij van Servië hebben de verkiezingen geboycot. De herinvoering van het kapitalisme – onder het mom van ‘hervormingen’ – werd een dogma in het politieke discours van de laatste drie jaar, alsof het een heilige ‘weg voorwaarts’ was die niemand in vraag mocht stellen. Voor deze ‘analisten’ was de verrassing dan ook erg groot toen de bevolking haar rug keerde naar de pro-westerse kandidaat.

De radicaliserende trend, die ook al zichtbaar was in de vorige presidentsverkiezingen, nam snel toe en sloeg de burgerlijke analisten met verstomming. In Belgrado kon Micunovic winnen, terwijl Nikolic de meerderheid behaalde in alle andere delen van het land. Deze mislukte presidentsverkiezingen komen net na de twee vorige mislukte rondes, de moord op de Servische eerste minister Zoran Djindjic (lees hierover ons artikel: Na de moord op de Servische eerste minister Djindjic: de voetzoeker in het kruitvat van de Balkan, n.v.d.r.), de ontbinding van het parlement amper een paar dagen voor de verkiezingen wegens de wegvallende steun voor de regering, talloze schandalen en affaires binnen het regeringsapparaat, en een golf van stakingen die door het hele land raasde na het ongenoegen met de ‘hervormingen’. Dit allemaal in amper één jaar! Het lijkt erop dat de leiders van DOS hun belofte van een paar jaar geleden om van Servië “een saaie plaats om in te leven” te maken, niet hebben kunnen waarmaken.

Terugkeer van nationalisme?

Hoe gingen de westerse media met deze gebeurtenissen om? De onderliggende stemming in hun berichtgeving is er een van vrees. Het is vrees dat de Servische arbeidersklasse na de val van Milosevic drie jaar geleden om een of andere reden terug lijkt te keren naar het nationalisme. Tenslotte is het nu gemeengoed geworden dat je dat volkje uit de Balkan niet kan vertrouwen, omdat ze vol enthousiasme zullen terugkeren naar broedermoorden zodra ze de sterke hand van de EU en Washington niet langer op hun schouders voelen. Het lijkt erop dat de aantrekkingskracht van de ‘bloed en bodem’ zo sterk is dat de Servische arbeidersklasse er gewoon niet aan kan weerstaan. Plaatselijke liberale politici zingen hetzelfde liedje. De minister van Buitenlandse Zaken van Servië-Montenegro, Goran Svilanovic, vertelde maandag dat de resultaten beschouwd konden worden als een teken dat Servië misschien terugvalt in het nationalisme dat in de jaren ’90 tot een reeks Balkanoorlogen leidde. Is er na twee ‘Le Pen-scenario’s’ op rij enige grond voor deze hysterie over de ‘terugkeer van het fascisme’ naar Servië?

We hebben er verschillende malen op gewezen dat nationalisme en bloedvergieten opnieuw op de agenda konden komen indien er in de nabije toekomst geen duidelijk alternatief opstond voor de werkende klasse in Servië, precies omdat de herinvoering van het kapitalisme een doodlopend straatje is. Dat punt is echter nog niet bereikt. Het nationalisme is de voorbije jaren geleidelijk in het defensief gedrongen en de objectieve omstandigheden zijn volledig anders in vergelijking met de vroege jaren ’90.

De Servische Radicale Partij kon naar de top van de Servische politieke scène klimmen dankzij een golf van chauvinistische hysterie die uitbrak na de uiteindelijke instorting van de Joegoslavische arbeidersklasse in de late jaren ’80. Ze was een van de vele extreem-rechtse partijen met fascistische elementen (ze had een eigen paramilitaire dienst), die door Slobodan Milosevic gebruikt werd om de vuile werkjes op te knappen in het gevecht met de bureaucratieën van de andere republieken om grondgebieden. Door de jaren heen was ze door haar retoriek, die veranderde naargelang de omstandigheden, in staat te overleven en zichzelf in te graven in de rechterzijde. Het vertrek van Vojislav Seselj, de stichter en leider, naar het Den Haag-tribunaal op beschuldiging van oorlogsmisdaden, grepen ze aan om hun politieke lijn nog sneller om te gooien.

De wanorde in Milosevic’ Socialistische Partij en het totale vacuüm ter linkerzijde gaven hen de ruimte om zichzelf als de enige tegenstanders van de pro-westerse koers op te werpen die door DOS wordt aangenomen. Ze worden gezien als de partij die niet bang is de dingen te zeggen die anderen niet zeggen, zelfs al gaan ze misschien in tegen het heersende dogma. Veelzeggend is dat deze ultranationalisten een meerderheid van de stemmen won met de minst nationalistisch geïnspireerde campagne in hun geschiedenis. Traditionele programmapunten zoals de “hereniging van het Servische land” werden zorgvuldig aan de kant geschoven. In plaats daarvan kwam er kritiek op de aanhoudende privatiseringen, de werkloosheid, de hoge schoolgelden enzovoort. De toespraak die hun kandidaat Tomislav Nikolic een dag voor de verkiezingen gaf op de slotrally van de campagne in het centrum van Belgrado, was hiervan een duidelijke indicatie. Voor sommigen van de oude aanhangers van de harde lijn in de menigte was het beslist een ontgoocheling. Nikolic moest voor het verbijsterde publiek, dat niet zeker was of ze het wel goed gehoord hadden, tot twee keer toe herhalen dat “moslims onze vijanden niet zijn”. In plaats daarvan verklaarde hij dat de echte vijand de DOS-partij is. Stoutmoedig ging hij verder: “Als je je het kan veroorloven elke maand genoeg eten te kopen, als je je kinderen naar de universiteit kan sturen, stem dan asjeblieft niet op mij!” Hij bespotte de nieuwe eerste minister voor zijn reizen naar China, die deze gemaakt had om de schulden te herbekijken en nieuwe contracten te verwerven. “Wat is er gebeurd met jullie oriëntatie op het Westen, heren?”, vroeg hij, waarop de menigte in lachen uitbarstte. Nikolic benadrukte dat een slaafse gehoorzaamheid aan het Westen verkeerd is en profiteerde zo gretig van de anti-imperialistische stemming die heerst onder de Servische arbeidersklasse. De menigte juichte eveneens toen Nikolic aankondigde dat ze er zeker van konden zijn dat er, indien hij won, geen enkele soldaat naar Afghanistan of Irak gestuurd zou worden. Dit geeft een duidelijk beeld van de focus van de campagne van de Radicale Partij.

Het vacuüm

Uiteraard was de plundering van de Servische economie door het proces van privatiseringen de spil waarrond zijn campagne draaide. De Radicale Partij profiteerde er nu ten volle van dat geen enkele andere politieke stroming het aandurfde de koers van de DOS-economen te bekritiseren – de leerlingen van de monetaristische school uit Chicago, die een economische ‘shocktherapie’ geïmplementeerd hebben die de levensstandaard van een hele laag arbeiders gedurende de voorbije drie jaar verwoest heeft. De Servische economie staat na amper drie jaar van ‘hervormingen’ op de rand van de afgrond. De industriële productie daalt gestaag, het buitenlandse handelsdeficit nadert de 4 miljard en de werkloosheid is aan het stijgen doordat nieuwe arbeiders van de geprivatiseerde bedrijven aan het al buitensporige cijfer van 950.000 werklozen toegevoegd worden. Tegen de achtergrond van deze harde realiteit maakte de DOS-kandidaat, ondanks de peperdure campagne en publiciteit in de media, geen schijn van kans met zijn holle frasen over de toekomstige welvaart en de Europese Unie. De impuls die deze krachten gekregen hadden na de moord op Djindjic is uitgewerkt, en nu zitten ze serieus in nesten. De middenklasse is klein, gedemoraliseerd en in de war door de mislukking van de ‘hervormingen’. Micunovic kreeg zelfs in Belgrado nauwelijks een meerderheid.

Wat deze verkiezingen dus eens te meer toonden was niet de terugkeer van het nationalisme, maar wel de enorme ontevredenheid met de politieke koers die DOS vaart. Bovendien bewijst het hoe steriel de Servische politiek in werkelijkheid is. Er is geen kracht ter linkerzijde die een alternatief naar voren kon schuiven. Nu sprong de Servische Radicale Partij in het vacuüm en won ze de stemmen van ontevreden arbeiders. De stem voor Nikolic was geen stem voor een terugkeer naar Servisch nationalisme; het was een stem tegen DOS.

Ondanks dit verrassende resultaat is de Servische Radicale Partij objectief gezien nog geen kracht die een meerderheid in het parlement kon veroveren. Arbeiders zullen zich in de volgende verkiezingen waarschijnlijk in de eerste plaats richten naar Vojislav Kostunica en zijn Democratische Partij. Als marxisten wijzen we erop dat zelfs de overwinning van de Radicale Partij niet echt drastisch iets zou veranderen. De Servische arbeidersklasse verschijnt voor de eerste maal opnieuw op het toneel (momenteel hebben verschillende stakingen tegen privatiseringen plaats, n.v.d.r.) sinds ze Milosevic omverwierp in oktober 2000 (lees ons artikel Revolutie en contrarevolutie in Joegoslavië). Ze had een gevoel van macht – een gevoel dat ze dingen kon veranderen. Ze weet duidelijk wat ze niet wil, en dat is de erg gehate DOS. Ze is echter nog steeds erg verward en onervaren, en zal waarschijnlijk Kostunica en de Servische Radicale Partij proberen gebruiken als een soort alternatief in de volgende verkiezingen. Hoe radicaal hun retoriek ook is, onder deze omstandigheden en met de groeiende klassentegenstellingen op wereldschaal, kan de Servische Radicale Partij Servië alleen maar min of meer dezelfde richting induwen als DOS totnogtoe gedaan heeft. Misschien aan een trager tempo, misschien met meer overheidscontrole over het hele proces, misschien gehuld in een meer patriottisch kleedje, misschien met verschillende kapitalistische cliënten; maar in essentie zou ze dezelfde weg bewandelen.

De Radicale Partij is niet gekant tegen privatisering in het algemeen; ze is enkel ontevreden over de manier waarop die doorgevoerd wordt, over de aangeboden prijzen en over de cliënten die gemaakt worden. De Servische Radicale Partij en haar schurken die het bloed van onze broeders en zusters aan hun handen hebben, zijn geen partij waar de jeugd en de arbeidersklasse zich in Servië achter kunnen scharen. We moeten onszelf onafhankelijk organiseren en het vacuüm vullen met een echte linkse partij die de ware belangen behartigt van de arbeiders en jongeren van Servië en alle andere landen in de regio. Nu de arbeiders in beweging zijn, is het enkel een kwestie van tijd vooraleer ze dit vanuit hun eigen ervaring zullen beseffen. Dan zullen de westerse burgerlijke media uiteindelijk een échte dreiging hebben waarop hun vrees kan berusten.

Zie ook de website Pobunjeni Um van onze kameraden uit ex-Joegoslavië.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken