Een week geleden kondigde de Peruaanse president Toledo de noodtoestand af om het hoofd te bieden aan een oplopende golf van stakingen over heel het land. In de voorhoede van deze stakersbeweging zit de 280.000-koppige onderwijzersvakbond, de SUTEP. De leerkrachten hadden al twee weken het werk neergelegd mét overweldigende steun onder de bevolking en de ouders van de leerlingen.
De onderwijsstaking werd een focuspunt voor arbeiders, boeren en andere onderdrukte lagen om hun ontevredenheid over het beleid van Toledo uit te drukken. Arme boeren wierpen wegblokkades op om de Pan-Amerikaanse autosnelweg vast te zetten en de doorgang naar de steden te versperren. Het personeel van justitie en 35.000 verpleegkundigen en dokters weigerden eveneens naar hun werk te gaan.
De regering antwoordde daarop met de afkondiging van de noodtoestand voor dertig dagen. Daardoor krijgt de president extra machten en verandert het land in een tijdelijke dictatuur. Alle burgerrechten worden opgeheven, er heerst een samenscholingsverbod en de autoriteiten mogen zonder huiszoekingsbevel woningen binnenvallen. De overheid dreigde met ontslag voor alle leerkrachten die de staking voortzetten. Politie en leger ontbonden met geweld de wegblokkades en arresteerden stakers. Als reactie tegen de repressie werden grote betogingen georganiseerd. In plaats van de orde en stabiliteit te herstellen, leidde de noodtoestand tot nog meer onrust. Op verschillende plaatsen botsten de betogers met de ordetroepen, wat ontaardde in straatgevechten, met minstens één dode student in Puno als gevolg. Nilver Lopez, de leider van de SUTEP, zei dat de regering de oorlog verklaart aan de stakers, wat zelfs in letterlijke zin waar is: het leger stationeerde een detachement soldaten voor de deur van het hoofdkwartier van de CGTP, de belangrijkste vakbondsfederatie.
Toledo kondigde al voor de tweede keer in één jaar tijd de noodtoestand af. In juni 2002 braken er reeds massaprotesten uit in het zuiden van Peru, voornamelijk in Arequipa maar ook in Puno en Cuzco, tegen de privatiseringsplannen van de regering. De overheid wilde toen twee elektriciteitsbedrijven doorverkopen voor een prikje aan de Frans-Belgische multinational Tractebel. De protesten konden de privatisering echter stoppen. Toen ging het nog om een lokale strijd, vandaag staat heel het land in rep en roer.
Van arme indigena tot neoliberale populist
De protesten van vorige jaar concentreerden zich niet voor niets in gebieden waar Toledo bij de verkiezingen van 2001 het meeste stemmen had gehaald. In Arequipa had ongeveer 70 procent op Toledo gestemd. Deze populist was aan de macht gekomen door zijn strijd tegen de dictatuur van Fujimori, een bonapartist die met ijzeren hand over Peru regeerde tijdens de jaren ’90. Onder zijn regime werden veel linkse organisaties, vakbonden en partijen geëlimineerd en duizenden activisten gearresteerd, gefolterd en zelfs vermoord. Door de eliminatie van de meest bewuste lagen en hun organisaties werd het bewustzijn van de Peruaanse massa’s jaren teruggeworpen.
De opkomst van Toledo weerspiegelde het toenemende protest tegen de corrupte dictatuur van Fujimori, maar in zekere zin weerspiegelde zijn succes ook het lage bewustzijn. Toledo gebruikte zijn afkomst uit een arme inheemse familie om de armen en de gediscrimineerde bevolkingsgroepen zoals de Quechua op een demagogische manier achter zich te krijgen. Als hij aan de macht zou komen, beloofde hij een verdubbeling van de lonen, meer jobs, echte democratie en een einde aan de privatiseringen – een heikel thema in Latijns-Amerika. In werkelijkheid is Toledo evenwel een rechts burgerlijk politicus die zijn opleiding economie genoot aan Stanford in de VS en lange tijd functionaris was voor de Wereldbank. De neoliberale recepten die hij daar leerde druisen in tegen de belangen van zij die voor hem stemden. Ondanks zijn volkse imago wordt het voor de arme Peruanen stilaan duidelijk dat Toledo een spreekbuis is van de heersende klasse en de imperialisten. Want zodra hij aan de macht kwam, wilde hij wél beginnen met privatiseringen en van de beloofde loonsverhoging – laat staan verdubbeling – kwam nog niets in huis. De leerkrachten vragen een verhoging van 60 euro op het huidige maandloon van een povere 144 euro en krijgen in respons van Toledo alle repressie die met een noodtoestand gepaard gaat. Nochtans stemde de werkende klasse voor een einde aan het beleid van Fujimori. Toledo krijgt nu de rekening gepresenteerd. De massa’s koesterden de illusie dat de verkiezing van Toledo hun problemen zou oplossen. Nu hij zijn werkelijke programma toont, werpen de arbeiders en boeren hun illusies af en gaan ze in het offensief om de beloften dan maar zelf te realiseren via sociale strijd.
Door de neoliberale maatregelen van de regering groeide de economie vorig jaar met 5,2 procent, de hoogste op heel het continent, terwijl de inflatie laag bleef bij 1,5 procent. Het probleem is dat deze goede resultaten geboekt zijn op de rug van de werkende klasse. Meer dan de helft van de bevolking leeft onder de armoedegrens en een kwart zelfs in extreme armoede. Hun situatie is ondanks de beloften onveranderd gebleven onder Toledo. De goede economische cijfers konden juist behaald worden door niets aan deze situatie te veranderen. De hogere cijfers hebben zich dus enkel omgezet in hogere winsten. “De regering spreekt over successen, maar de gemiddelde Peruaan ziet geen verbetering in zijn portefeuille,” vertelt Alfredo Torres, hoofd van het peilingbureau Apoyo.
Verdediging van de liberale orde
Met de noodtoestand wil de regering de orde herstellen, maar over wiens orde gaat het eigenlijk? Juan Loza, een werkloze chemicus die slechts overleeft via allerlei klusjes als manusje-van-alles, stelt het als volgt: “Er zijn geen jobs. Dat is het hoofdprobleem. Toledo wil de orde herstellen, maar er kan geen orde bestaan als niemand werkt.” De orde waarnaar Toledo verlangt is de kapitalistische orde gebouwd op een sociale vrede die de winsten niet bedreigt. Arbeiders en boeren moeten dus vrede nemen met hun uitbuiting. Het is geen toeval dat de president bij het uitvaardigen van de noodtoestand verklaarde dat “publieke en privé-investeringen in het land” beschermd moeten worden en dat hij ondernemers en eigenaars van de massamedia onmiddellijk bijeenriep voor spoedberaad over de toestand. Samuel Gleiser, een prominente Peruaanse kapitalist, zei: “Ik denk dat het [de noodtoestand] absoluut nodig was. Er deden zich excessen voor en ik denk dat het nodig was deze te controleren. Het is de beste daad van Toledo totnogtoe.”
Met democratie heeft dit zeker niets te maken. Een leerkracht uit Lima beaamt dit: “Dit is geen democratie. Ze sturen soldaten zo gauw ze de situatie niet kunnen beheersen.” Op momenten als deze wordt duidelijk waarvoor de staat echt dient: de verdediging van de belangen van de heersende klasse. In normale tijden pretenderen het gerecht, de politie, het leger, de media enzovoort dat ze onpartijdig zijn en boven het klassenconflict staan. In realiteit werken ze continu aan de voortzetting van de liberale orde, de heerschappij van de bourgeoisie. Als ze evenwel geconfronteerd worden met het protest van de onderdrukte klassen, dan tonen ze hun ware gelaat. De beweging wordt zo sterk dat ze de orde van de Peruaanse heersende klasse en het imperialisme kan wegspoelen. Daarom krijgen de ordetroepen het bevel om de rechten van de ‘meerderheid’ te beschermen. Toch een vreemde invulling van het begrip ‘meerderheid’. De echte meerderheid van de Peruanen (arbeiders, boeren, armen, studenten) verzetten zich immers tegen de orde die de overheid oplegt.
Volgens recente peilingen geniet Toledo nog maar de steun van 14 procent van de bevolking. Niettemin durft hij het aan om de ‘meerderheid’ te claimen! En om zijn ‘meerderheid’ te verdedigen is de staat bereid offers te maken. Plots vraagt de regering aan het parlement om de lonen van de politie te verhogen. Ongerust zeker? Zoals gezegd, de heersende klasse heeft de politie nodig om haar orde aan arbeiders en boeren op te leggen, desnoods met harde hand. Bovendien kan een opstandige beweging heel besmettelijk zijn en een deel van de ordetroepen met zich mee trekken. In Venezuela kozen vele gewone soldaten de kant van het volk toen de rechterzijde in april 2002 een coup pleegde tegen de linkse president Chavez. In verscheidene kazernes braken protesten uit (lees Venezolaanse massa’s buigen niet!). Ook bij de recente opstanden in Bolivia kozen delen van de politiemacht de kant van de betogers omdat ze geen loonsverhoging kregen (lees Ook in Bolivia staat revolutie op de agenda). De Peruaanse bourgeoisie trekt daar lessen uit en wil de politie koste wat het kost aan haar kant houden. Ze komen echter lichtjes te laat. Diverse kranten meldden al dat gewone politiemensen de kant kiezen van de manifestanten. Zij komen immers uit dezelfde klasse als diegenen die protesteren voor betere inkomens. Als zelfs de politie, een van de pijlers van het repressieapparaat, de kant kiest van de revolte, dan is het moment gekomen om verder te gaan.
Wie heeft de macht over het land?
Na slechts 22 maanden aan de macht verkeert de regering van Toledo al in een zware crisis. Sinds het begin van de 21ste eeuw broeit er opnieuw een revolutionaire situatie in Latijns-Amerika. De ene regering na de andere raakt in crisis door massaprotesten. In Peru hebben protesten van onder meer de bouwvakkers het regime van Fujimori ten val gebracht. Toledo kwam aan de macht via immense betogingen. Vandaag keert die achterban zich tegen hem omdat ze een stap verder gegaan zijn in hun bewustwordingsproces en doorzien dat hij hun belangen schaadt en dat ze dus zelf voor de verdediging van hun belangen op straat moeten komen.
Het is nu de taak van de vakbondsmilitanten en de leiding, in de eerste plaats van de SUTEP, om vertegenwoordigers van alle stakende groepen bijeen te brengen in een comité en van daaruit verdere acties te coördineren. Een nationale oproep voor een algemene staking zou een enorme weerklank hebben onder de andere vakbonden en de hele Peruaanse werkende klasse. Uitgaande van een algemene staking kunnen ze strijd voeren voor een arbeidersregering, beginnende bij het uitbouwen van actiecomité’s in de bedrijven, de bureaus, de wijken en de scholen. Dit is geen gewone vakbondsstrijd, de kwestie van de macht stelt zich: wie heeft de macht over het land? De rijke oligarchie en de multinationals of de werkende klasse?
De staat en de bourgeoisie zitten met de handen in het haar, want ze hadden niet zo’n sterke reactie verwacht tegen de noodtoestand. In een poging om de druk van de ketel te halen stelde Toledo voor om de noodtoestand op te heffen als de vakbonden hun massabetogingen van 3 juni zouden afblazen. Verder beloofde hij om de lonen van de leerkrachten te laten stijgen met 100 soles (ongeveer 30 euro, de helft van het gevraagde). De strategen van de heersende klasse bestuderen ongetwijfeld hoe ze een compromis kunnen forceren om de lont uit het kruitvat te halen. De leerkrachten waren totnogtoe het meest strijdbare deel van de beweging. Het is absoluut ongeoorloofd om in te gaan op die verleiding. Als de staat vandaag bereid is tot concessies, dan is dat alleen maar omdat ze schrik hebben dat hun ‘orde’ in gevaar is. Ze willen slechts tijd kopen zodat ze later harder kunnen terugslaan. Als de vakbonden zo snel zouden toegeven, dan zou dit het signaal geven dat ze zwak staan, terwijl ze in werkelijkheid een ontzaglijke macht vormen.
Gisteren brachten de vakbonden tienduizenden mensen op de been, ondanks het verbod op betogen. De staat stond erbij en keek ernaar, ze durfden niet ingrijpen want dan zou het hek helemaal van de dam zijn. De betogingen van gisteren tonen de potentiële macht van de Peruaanse arbeidersklasse. Het punt is deze macht te gebruiken en ze om te zetten in reële politieke macht, in een arbeidersdemocratie.