De rol die de VN in Irak speelde is verschillend van die in Oost-Timor. Tijdens de Eerste Golfoorlog (‘90-’91) speelde de VN van bij het begin een actieve rol, leidde ze – in naam althans – een van de vechtende partijen en legde ze sancties op. De gevolgen van de VN-interventie waren catastrofaal: ongeveer 250.000 Irakezen stierven in de oorlog zelf en 1 à 2 miljoen Irakezen lieten het leven ten gevolge van het VN-embargo, waarvan meer dan een half miljoen kinderen jonger dan vijf jaar. Het gebruik van verarmd uranium door de VS in de bombardementen leidde tot misvormingen en leukemie. Niet alleen wapens, maar ook geneesmiddelen en voedsel mochten van de VN het land niet meer binnen.
Deze moorddadige sancties kunnen moeilijk goedgepraat worden: in welke zin droegen ze bij tot het doel van de interventie van de Eerste Golfoorlog, namelijk de bevrijding van Koeweit en de ontwapening van Irak? Hoewel de tussenkomst van de VN in dit geval misschien gerechtvaardigd leek – de dictator Saddam moest bestreden worden en bezet Koeweit moest bevrijd worden – waren de motieven van de internationale vredesorganisatie niet zuiver op de graat.
Achtergrond van het conflict
De achtergrond van het conflict met Irak werd reeds uit de doeken gedaan in onze brochure De stilte voor de storm. Dit hoofdstuk zal zich dan ook in de eerste plaats richten op de rol van de VN.
In de jaren ’80 was het Irak van Saddam Hoessein een van de belangrijkste bondgenoten van het Westen in het Midden-Oosten. In buurland Iran kwam in 1979 de fundamentalistische en dictatoriale Ayatollah Khomeini aan de macht. Diens anti-Amerikaanse retoriek was een doorn in het oog van het Westen en Saddam Hoessein werd aangemoedigd om tegen Iran ten strijde te trekken. De oorlog tussen Iran en Irak duurde van 1980 tot 1988 en eiste zo’n miljoen mensenlevens. Acht jaar lang kreeg Saddam van de VS en de andere westerse grootmachten financiële, militaire en technologische steun. De VN gaf geen reactie op Iraks aanval op Iran. Geen enkele veroordeling, eis of sanctie werd afgekondigd.
Vlak na de oorlog onderdrukte Saddam de Koerdische rebellen in Noord-Irak die bij Iran steun hadden gezocht. Gedurende deze militaire campagne lieten volgens Human Rights Watch zo’n 50.000 à 100.000 Koerden het leven en werden zo’n 4.500 Koerdische dorpen vernietigd. In de stad Halabja werden zo’n 5.000 Koerden vermoord met gifgas dat in het Westen geproduceerd was. De westerse grootmachten, de VS op kop, lieten de dictator goedkeurend begaan omdat hij opnieuw ‘stabiliteit’ in de regio bracht. De onderdrukking van de Koerden in Turkije wordt volgens dezelfde logica elke keer opnieuw vergoelijkt.
De westerse media en de VN hielden zich koest en het was pas toen Saddam Koeweit binnenviel en de westerse belangen schond, dat hij afgeschilderd werd als een moordenaar en een wrede dictator. Saddam was natuurlijk al van bij de aanvang van zijn presidentschap een brutale dictator en onderdrukker. Het belangrijke verschil was dat hij toen de economische en politieke belangen van het westerse imperialisme diende – en in ’90 plots niet meer.
Saddam doorkruiste de agenda van het westerse imperialisme natuurlijk niet zonder reden. Na de oorlog met Iran kwam Irak verwoest en diep in de schulden uit de strijd. De enige manier om de economie weer op te krikken was via de export van olie. Saoedi-Arabië en Koeweit begonnen echter de productielimieten van olie te overschrijden die de OPEC (de organisatie van olieproducerende landen) had vastgelegd, waardoor de markt verzadigd raakte en de olieprijzen kelderden. De rijke oliestaat Koeweit kon zich de vallende prijzen veroorloven, maar Irak en haar geldverslindende regime werd met de rug tegen de muur gezet. Saddam Hoessein eiste een economische compensatie voor deze ‘economische oorlog’: het bezit van twee eilanden die Irak de toegang tot de Perzische Golf ontzegden en de aanhechting van de olievelden van Rumalia.
Koeweit weigerde in te gaan op de eisen van de OPEC en het Irakese regime. Door een misverstand tussen Saddam en de Amerikaanse ambassadrice dacht de Irakese dictator dat hij, als trouwe bondgenoot van de VS, een vrijgeleide had om Koeweit binnen te vallen. Dit was echter helemaal niet het geval.
Resolutie 678
Op 20 augustus 1990 viel Irak Koeweit binnen. Het Witte Huis veroordeelde deze invasie meteen als een “duidelijk geval van militaire agressie” en eiste de “onmiddellijke en onvoorwaardelijke terugtrekking van alle Irakese troepen”. In minder dan een dag tijd waren de Amerikaanse troepen op weg naar de Perzische Golf. Terwijl Irak Koeweit aan het plunderen was, verzamelde de VS haar troepen in Saoedi-Arabië, dat ondanks (of dankzij) haar fundamentalistische en dictatoriale regime een trouwe bondgenoot vormt.
Niet alleen op het militaire, maar ook op het diplomatieke vlak waren de poppen aan het dansen. De VS wilde immers een internationale ‘coalitie’ creëren die via de VN-veiligheidsraad resoluties en sancties stemde en zo de komende oorlog zou rechtvaardigen. De crisis van de Sovjetunie en het einde van de bipolaire wereldorde stelden de VS en haar bondgenoten in staat om de VN volledig voor haar kar te spannen. De Veiligheidsraad stemde bijgevolg extreem harde en uitgebreide sancties tegen Irak. De VS was echter nog niet tevreden; wat ze echt wilde was een vrijgeleide, een volledige morele autorisatie van de daden van de ‘coalitie’ door de VN.
Dit bereikten ze in de verbijsterende resolutie 678 die de VN-veiligheidsraad op 29 november 1990 uitvaardigde. Deze resolutie gaf een groep niet nader gespecificeerde naties, ‘de coalitie’, het recht om geweld te gebruiken tegen de doelen die ze nodig achtten wanneer ze het maar wilden – en dit alles onder de vredesbanier van de VN. Deze resolutie werd aanvaard met twaalf stemmen (de VS, de USSR, Groot-Brittannië, Frankrijk, Canada, Colombia, Ivoorkust, Ethiopië, Finland, Maleisië, Roemenië en Zaïre) tegen twee (Cuba en Jemen). China onthield zich. Deze resolutie was overigens in strijd met het VN-handvest zelf, dat stelt dat enkel de Veiligheidsraad het recht heeft om geweld te gebruiken. Tijdens de Eerste Golfoorlog stond de VN echter dit voorrecht af aan de ‘coalitie’, en dus de facto aan de VS.
Resolutie 678 was een beslissing van de leden van de Veiligheidsraad die niet voortsproot uit een diepe bekommernis om vrede. Het waren geen morele of rationele argumenten die hen overtuigden de VS in haar kruistocht te steunen. Meer nog dan een praatbarak is de VN een markt, waar stemmen verkocht worden aan de hoogste bieder. De VS en haar bondgenoten verkregen de steun van andere landen via beloftes, omkoperij of dreigingen. De bankroete Sovjetunie kreeg ongeveer drie miljard dollar voor haar steun aan de oorlog. De Egyptische bijdrage aan de oorlog werd verzekerd door de kwijtschelding van zo’n 25 miljard dollar schulden; die van Syrië door 2 miljard dollar. De militaire hulp aan Kenia werd hervat enzovoort. Jemen, een land dat het aangedurfd had tegen te stemmen, verloor onmiddellijk alle buitenlandse hulp en ongeveer 1 miljoen Jemenitische gastarbeiders werden uit Saoedi-Arabië gezet.
Het Irakese regime probeerde in augustus en oktober ’90 nog om onderhandelingen aan te knopen, maar de VS blokkeerde elke weg naar een diplomatieke oplossing van de crisis. Op 11 januari ’91, vier dagen voor de deadline van 15 januari, liet het Irakese regime weten dat het bereid was zich uit Koeweit terug te trekken, op voorwaarde dat Irak niet aangevallen zou worden. De VS was echter met haar 500.000 soldaten klaar voor de aanval. Ze wilde haar spierballen laten zien en ten oorlog trekken.
De VN aan de zijlijn
Meer dan tien jaar van economische sancties en lukrake bombardementen later kreeg het Irakese volk een tweede oorlog over zich heen. Deze Tweede Golfoorlog werd echter helemaal niet onder VN-vlag gevoerd. De VS liet de VN aan de zijlijn staan en voerde met haar bondgenoten op eigen houtje een nieuwe oorlog. In de periode tussen de Eerste en de Tweede Golfoorlog was er immers veel veranderd. De VS mocht dan wel als enige grootmacht uit de Koude Oorlog gekomen zijn, ze vond algauw formidabele economische concurrenten in China, Japan en de Europese Unie. Niet alleen de economische belangen van de kapitalistische landen botsten regelmatig met elkaar, ook de politieke en strategische interesses verschilden grondig. Tijdens de Eerste Golfoorlog kon de VN – voor het eerst in haar bestaan – krachtdadig en eensgezind optreden omdat de belangen van de kapitalistische naties op dat ogenblik met elkaar in overeenstemming waren. In de jaren ’90 werd het echter steeds duidelijker dat de politieke tactieken, strategieën en doelen van de verschillende kapitalistische staten uit elkaar dreven. Dit kwam voor de eerste maal aan de oppervlakte tijdens de Kosovo-crisis en de oorlog met het Servië van Milosevic. De onderlinge meningsverschillen in de VN zorgden ervoor dat het niet de blauwhelmen, maar de NAVO, onder leiding van de VS, was die Servië uit Kosovo verdreef. De VN was geen bruikbaar instrument en werd zonder pardon aan de kant geschoven. Pas wanneer de oorlog gestreden was, mochten de blauwhelmen de rommel opruimen die de VS en haar bondgenoten gemaakt hadden. De VN is op deze wijze herleid tot het afvalverwerkingsbedrijf van het westerse imperialisme.
De ware aard van de VN kwam tijdens de lange aanloop tot de Tweede Golfoorlog goed naar voren (zie: Het manifest tegen de oorlog). Tussen de kapitalistische mogendheden was er een grote verdeeldheid over de kwestie Irak. Vooral Rusland en Frankrijk vreesden dat hun economische en strategische positie in het Midden-Oosten op het spel stond. Ook China en Duitsland protesteerden tegen de Amerikaanse agressie, niet uit vredelievende overwegingen, maar omdat zij evenmin belang hebben bij een door de VS gedomineerde wereld. De zwakkere kapitalistische staten pleiten voor een ‘multipolaire’ wereld, in plaats van een ‘unipolaire’ wereldorde. De arrogantie van het Amerikaanse imperialisme en de massaprotesten tegen de oorlog in februari 2003 dreven de tegenstellingen binnen het westerse kapitalistische kamp op de spits. Niet alleen ontstond er een tegenstelling tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, ook binnen de EU zelf was er sprake van een verregaande verdeeldheid. De zwakkere staten binnen Europa – Spanje, Portugal, Denemarken, Italië, de Oost-Europese landen – zochten steun bij de VS om een tegengewicht te bieden tegen de Frans-Duitse as. Dit schoot bij de Franse en Duitse kapitalisten natuurlijk in het verkeerde keelgat. Beledigingen en bedreigingen werden voor de ogen van de camera’s over en weer geslingerd. De openlijke escalatie van het conflict toonde enerzijds de diepte aan van de kloof tussen de verschillende kapitalistische grootmachten en anderzijds de degeneratie van het Amerikaanse imperialisme, dat de controle over de wereld uit haar handen voelt glippen en tekeergaat als een duivel in een wijwatervat.
De VS besloot niet op de uitkomst van de stemming in de VN (waar Frankrijk haar veto kon stellen) te wachten en trok op haar eentje ten strijde, zonder VN-mandaat. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. In laatste instantie is de kwestie van oorlog of vrede te herleiden tot een kwestie van machtsverhoudingen. De Europese kapitalisten zijn niet ethischer of vredelievender dan de Amerikaanse heersende klasse, ze zijn enkel zwakker. Ze beroepen zich op vrede en diplomatie omdat ze de militaire kracht van de VS ontberen. De VS daarentegen, als enige, weliswaar tanende supermacht, baant zich met de ellebogen een weg doorheen de wereld. Ze duwt alle oppositie opzij en legt haar wil op met behulp van intimidatie, geweld en omkoperij.
Opnieuw een rol voor de VN?
Vreemd genoeg gaan vandaag zowel ter linker- als ter rechterzijde stemmen op om de Amerikaanse bezettingsmacht te vervangen door blauwhelmen. Het Amerikaanse imperialisme zelf wil aan haar bezetting van Irak een aura van legitimiteit verlenen door de VN opnieuw in te schakelen. Bovendien wil ze de kosten, zowel in materiaal als in mensenlevens, drukken door ze over andere naties te verdelen. Inmiddels heeft de VN op schandalige wijze de Amerikaanse inval geratificeerd. Het zal niet lang meer duren vooraleer Franse, Duitse en misschien zelfs Belgische troepen onder VN-vlag het bezettingsleger zullen vervoegen. De overgrote meerderheid van de linkerzijde gaat mee in de logica van het Europese imperialisme en bepleit “een einde aan de figurantenrol van de VN”. Deze eis negeert echter de aard en de historische rol van de VN. De VN is géén neutrale scheidsrechter, maar vormt een forum van kapitalistische mogendheden die het soms op een akkoordje kunnen gooien rond kwesties van secundair belang. Waar de inzet belangrijker is, zoals tijdens de oorlog met Irak, blijkt de internationale vredesorganisatie onmachtig. De VN blijft met gekruiste armen zitten terwijl Sharon ongewapende Palestijnse burgers bombardeert en tientallen VN-resoluties overtreedt. De enige rol die de VN in Irak kan, mag en zal spelen is die van onderdrukker, die net zoals in Oost-Timor het land klaarstoomt voor een toekomst als wingewest.
De VN als ‘internationale vredesorganisatie’ is een reactionaire utopie. Er kan geen ‘onpartijdige’ arbitrage tussen de verschillende, concurrerende kapitalistische naties plaatsvinden. In een kapitalistische wereldorde vormen de regels van het internationaal recht enkel een uitdrukking van de bestaande machtsverhoudingen tussen de landen. Wanneer de VS ‘de regels van het internationaal recht’ overtreedt, dan is het niet de politiek van de VS die zich moet aanpassen aan de theoretische wet, maar dan zal het recht noodgedwongen de de facto heerschappij van de VS aanvaarden. Wat is de enige natie die niet vervolgd kan worden door het Internationaal Strafrechthof? De VS. Welke natie kan openlijk en met angstvallige instemming van de rest van de wereld krijgsgevangen folteren en voor onbeperkte tijd opsluiten, zonder enig respect voor de Conventie van Genève? De VS. (1) Aangezien de VN, het internationaal recht, maar ook de Wereldbank en het IMF slechts uitdrukkingen zijn van de machtsverhoudingen tussen de kapitalistische naties, is het een utopische eis om deze instellingen te ‘hervormen’, zonder daardoor aan de machtsrelaties en de kapitalistische wereldorde te raken. De bureaucratie van deze instellingen is schatplichtig aan de politieke, strategische en economische belangen van de VS, de EU, China, Japan enzovoort.
Het lot van het Irakese volk mag daarom niet afhangen van de intriges van de VN. Door een beroep te doen op de VN speelt de linkerzijde juist in de kaart van het Europese en Amerikaanse imperialisme: ze verleent een legitimiteit aan de bezetting en vergemakkelijkt het proces van kolonisatie van Irak. Als socialisten moeten we gekant zijn tegen élke bezetting van Irak: noch de VS, noch de VN, maar wel zelfbestuur voor het moegetergde Irakese volk.
(1) De gevangengenomen Al Qaeda- en Talibanleden werden op Guantanamo opgesloten zonder enige vorm van proces en zonder duidelijkheid dat het effectief om leden van Al Qaeda of Talibanstrijders gaat. Volgens de VS gaat het niet om traditionele krijgsgevangenen, maar om illegale ‘verzetsstrijders’. Onder hen zijn vele minderjarigen.