Sinds de bloedige aanslag op het World Trade Center dreigen we het wel eens te vergeten: nog niet zo lang geleden was de Amerikaanse president Bush Jr. vooral bekend om zijn dubieuze verkiezingsoverwinning en zijn historisch gebrek aan populariteit bij de bevolking. Waar we helemaal niets meer over horen is dat diezelfde Bush de verkiezingsstrijd was aangegaan als voorvechter van een isolationistische koers.
Isolationisme (een beleid van afzijdig blijven in de wereld), voor zover het de unipolaire wereldorde met Washington als centrum niet bedreigde of de economische belangen van de drijvende krachten achter haar tweepartijsysteem. Terwijl de regering Clinton een beleid voerde dat al spottend werd omschreven als 'politieman van de wereld', ziet een deel van de Republikeinse partij meer voordeel in een duidelijke distantiëring van dit evenwichtsspel. De voorgaande regeringsperiode liet, wat haar betreft, ook te veel ruimte open voor tegenstand.
Hoe klein de verschillen tussen Republikeinen en Democraten ook mogen zijn, ze bestaan. Sinds de val van het stalinisme begin jaren '90 zijn sommige van deze verschillen in visie en handelen ook sterker op de voorgrond getreden. Terwijl voorheen beide wat betreft het buitenland dezelfde Koude-Oorlogkoers voeren, wordt het zichtbaar in hoeverre de dragers van het Amerikaans politiek systeem, steeds verder verdeeld zijn geraakt over de te volgen richting sinds ze als enige supermacht overbleven. Hoewel het te verwachten is dat deze breuklijn grotendeels de traditionele partijgrenzen zal volgen, wordt duidelijk dat er intern ook uiteenlopende meningen bestaan. Zo kan niemand nog weerleggen dat Powell, als minister van buitenlandse zaken, eerder aanleunt bij de Clintontraditie, dit in tegenstelling tot de fractie rond de familie Bush, die meer heil ziet in een politiek van afzijdig blijven waar kan en hardhandig optreden waar nodig.
Strijd om olie
De strategieën mogen dan wel verschillen, het einddoel blijft hetzelfde: 's lands machtspositie beschermen ten voordele van een kleine groep superrijken en hun economische belangen. In deze geïndustrialiseerde wereldeconomie betekent dit niet in de minste plaats de strijd om olie. Energieopwekking, transport en petrochemie draaien nog steeds op olie. Hetzelfde geldt voor de legers die ervoor op de been worden gehouden. Dit 'zwarte goud' maakt echter grote delen van de wereldbevolking tot speelbal van het machtsspel der imperialisten. Zelfs landen die zelf geen petroleum uitvoeren, kunnen er het slachtoffer van zijn. Het schrijnendste voorbeeld op dit moment is misschien wel Palestina, dat klem zit tussen de erfenis van Europees antisemitisme, met name de staat Israël, en de olierijkdom van Arabië en de Perzische Golf.
Willen we de achtergronden begrijpen van de aanslagen op 11 september en de agressie tegen het Afghaanse volk die erop volgde, dan moeten we eveneens rekening houden met de strijd om de controle over de olievelden. Traditioneel volgt het Amerikaans imperialisme de methode van steunen op afhankelijke regimes, die liefst uiterst conservatief en onderdrukkend zijn. "Voorkomen is nu eenmaal beter dan genezen", denkt de ervaren uitbuiter. En wat beter dan de combinatie van angst en onwetendheid, om te voorkomen dat een volk in opstand komt en de herverdeling eist van wat haar ontnomen wordt. De bombardementen op Afghanistan, de inmenging in de conflicten in de Kaukasus, de steun aan het Israëlisch terreurregime en de moordblokkade tegen Irak, alle zijn ze het product van de nooit aflatende honger naar olie en winst. Ook voor Afghanistan geldt de regel dat je zelf geen petroleum in de ondergrond moet hebben om er het slachtoffer van te worden. Een strategische ligging, een mogelijke pijpleiding en bronnen bij de buren kunnen voldoende zijn. Waarmee we uiteraard niet zeggen dat de oorlog tegen Afghanistan louter om olie draait.
De zionistische anomalie en de schaduw van Washington
Daarnaast is er de aanwezigheid van Israël. Eeuwen van Europees antisemitisme, die haar moorddadige climax bereikte onder het nazisme, creëerde de voedingsbodem voor de kunstmatige structuur die de staat Israël is. Met haar brutale arrogantie is de Israëlische staat de perfecte bondgenoot van het Amerikaans kapitalisme, dat zich wil verzekeren van invloed over de olievoorraden in de regio. Een bijkomend voordeel is dat Israël, door de politiek van constante vijandschap met buren en onderworpen bevolking, afhankelijk is van militaire en financiële steun van de VS.
Toch kan Washington ook hier maar best onder ogen zien dat fanatisme een eigen leven dreigt te leiden. Het wegvallen van de Sovjetunie als regionale speler kan haar positie misschien versterkt hebben, dit wil echter niet zeggen dat ze de situatie beheerst. Laten we niet vergeten dat niet zo lang geleden het Irakese regime van Saddam Hoessein niet haar vijand, maar bondgenoot was. Tot ook deze te voortvarend werd. Hetzelfde kan gezegd worden over de Taliban en Bin Laden.
In het Midden-Oosten en de Magreb mag dan misschien armoede zijn, onwetendheid over wat hun broedervolkeren in Irak en Palestina wordt aangedaan, is er zeker niet. Het Witte huis kan zeggen dat Saddam Hoessein een dictator is, maar uiteindelijk drijft de Amerikaanse regering ook zelf de Irakese bevolking de dood in met haar economische blokkade. Vraag tevens maar eens aan de stadsarmen van Arabië wie de Saoedies en de emirs op de troon houdt en er zal richting Washington gekeken worden.
Holle slogans of een gevaarlijk spel?
Te pas en te onpas geeft de regering Bush te kennen dat ze orde op zaken wil stellen in landen als Irak, die ze als terroristisch bestempelt. Toch zou ze er wel eens haar vingers aan kunnen verbranden. Op een moment dat de Israëlische premier Sharon als een bezetene dood en vernieling zaait in de bezette gebieden, kan de VS maar beter rekening houden met het gevaarlijke spel dat hier gespeeld wordt. Ook in de Perzische Golf zou ze wel eens het evenwicht grondig kunnen verstoren in haar eigen nadeel. Bush mag dan misschien Saddam Hoessein willen vervangen door een gewillige marionet, de uitvoering ervan zou hem zuur kunnen opbreken. Het lijkt wel of ze vergeten dat zelfs na de nederlaag van Saddam in de Golfoorlog, Uncle Sam er alles aan deed om het regime aan de macht te houden en hoogstens te verzwakken. Aangezien een Amerikaans gezinde vervanger niet direct voor het grijpen ligt en de Irakese oppositie legendarisch zwak is, zou elke verandering ten voordele kunnen komen van het buurland Iran, dat niet zo meegaand is met het Westen.
Nog steeds is het zo dat de Amerikaanse regering met vuur speelt indien ze te ver zou gaan in haar acties tegen Irak. Misschien dat ze sinds de recente successen in Afghanistan en de val van Milosevic wat te zelfzeker is geworden over haar kunnen. Opmerkelijk is dan ook de meer voorzichtige houding van ex-militair Powell. Misschien dat deze er zich toch nog van bewust is dat de oorlog in Afghanistan met de gratie van plaatselijke troepen wordt uitgevochten en Milosevic door een revolterende massa van de macht werd gestoten. Hoe paradoxaal het ook mag klinken, zoals vaker in de geschiedenis is het de beroepsmilitair die de rechtse politicus tot voorzichtigheid moet manen. Toch valt nog te bezien hoe groot zijn invloed is. Niet enkel is de macht van kabinetsleden in de VS uitzonderlijk klein, er is ook nog de steeds terugkerende honger naar macht en winst.
Alle goedbedoelde vredesinitiatieven ten spijt, een einde aan geweld en armoede zal er enkel komen met de beëindiging van de economische factoren die aan de basis ervan liggen. Een oplossing voor het Midden-Oosten is een eind brengen aan het kapitalistisch winstdenken en de imperialistische agressie die deze voortbrengt. Een oplossing voor het Midden-Oosten moet uit haar bevolking zelf voortkomen, over de grenzen heen.