Vandaag kost een vat olie 32 dollar op de wereldmarkt, de hoogste prijs in twee jaar. Met dit verschil. Twee jaar geleden draaide de economie op volle toeren, vandaag sputtert ze op de rand van een recessie. Net zoals bij vorige recessies is olie de spreekwoordelijke druppel.
De nakende veldtocht tegen Irak en de crisis in Venezuela jagen de prijs de hoogte in, een historisch record is waarschijnlijk in de maak. Zelfs wanneer de crisis in Venezuela vandaag zou ophouden, dan nog zou het maanden duren alvorens de Venezolaanse olie terug zijn normale weg naar de wereldmarkt vindt. Maar Venezuela staat (nu ja, stond) wel in voor 14 procent van de Amerikaanse import. Vooral de Oostkust van de VS heeft het zwaar te verduren. Het Witte Huis zal zich genoopt zien om haar strategische voorraden aan te boren. Maar dat is nu juist het probleem. In mei 2001 bracht de National Energy Policy Development Group, geleid door vice-president Cheney, een rapport uit dat aantoont dat olieproductie in de VS de komende 20 jaar met 12 procent zal afnemen, terwijl de consumptie met een derde zal toenemen. Vandaag zijn de VS al voor de helft van hun consumptie afhankelijk van import. Tegen 2020 zal dit twee derden bedragen. De stroom vanuit de olielanden mag dus zeker niet worden belemmerd.
Het zijn dergelijke overwegingen die mee de nakende Amerikaanse oorlog tegen Irak bepalen. In vorige artikels hebben we al uitgelegd dat olie niet het enige motief is. Maar het zwarte goud is nog steeds een reden voor imperialistische oorlogen. Gegeven de banden tussen de kliek rond Bush en de oliebusiness is dit weinig verwonderlijk. Bush is zelf een telg van een Texaanse oliedynastie en zijn rechterhand Dick Cheney is voormalig manager van Halliburton Oil. Eigenlijk wordt een groot deel van de administratie bevolkt met meerdere en mindere goden uit de olie-industrie, waaronder de ministerposten van handel en leger.
De bronnen van het Midden-Oosten
Sinds de jaren ’70 probeert het Westen de OPEC te omzeilen door nieuwe bronnen te zoeken. Toch blijven de OPEC-landen en vooral het Midden-Oosten ‘incontournable’ bij de oliehandel. Het Midden-Oosten telt vandaag voor 30 procent van de mondiale productie, 40 procent van de export en 65 procent van de gekende reserves. Volgens het genoemde rapport van Cheney zullen “de producenten van het Midden-Oosten centraal blijven voor de oliezekerheid in de wereld” en zullen ze in 2020 instaan voor 54 à 67 procent van de wereldexport. Met 262 miljard vaten heeft Saoedi-Arabië de grootste gekende reserves ter wereld. Totnogtoe was Saoedi-Arabië altijd een bondgenoot van de VS, maar sinds enige tijd zijn de relaties serieus bekoeld. Bovendien houden de imperialisten er niet van om te zeer afhankelijk te zijn van de luimen van de OPEC en het Saoedische regime. Daarom dat ze zo verlekkerd zijn op Irak. Een niet nader genoemde VS-diplomaat vertelde de Sunday Herald (06/10/2002) dat “een gerehabiliteerd Irak op lange termijn het enige serieus strategisch alternatief is voor Saoedi-Arabië... de aankomende regimewissel in Bagdad is een strategische noodzaak.”
Met zijn 112 miljard vaten aan bewezen reserves is Irak de tweede grootste ter wereld. Bovendien schat de U.S. Department of Energy dat bijkomende bronnen in Irak het aantal op een 220 miljard vaten zou brengen. Door de aanhoudende oorlogen en de sancties van de jaren ’90 heeft men immers nog niet afdoende aan exploratie gedaan. Als de infrastructuur echter wordt gerehabiliteerd (een lucratieve job voor Halliburton Oil) en nieuwe velden aangeboord, dan zou Irak enorme voorraden olie op de markt kunnen brengen. Of beter: moeten brengen, want de heropbouw van het land zou fortuinen eisen en die kunnen ze alleen betalen met oliegeld.
Strijd om invloedsferen
Het Amerikaanse imperialisme zou door de controle op Irak een enorme macht verwerven. Ten eerste zou de slagkracht van andere olielanden danig verminderen. Vandaag kunnen Saoedi-Arabië, Venezuela, Rusland en Mexico hun olie nog steeds gebruiken om concessies af te dwingen van de westerse grootmachten. De stroom van Iraakse olie zou hun relatieve macht over de productie echter breken door een regelrechte prijzenoorlog te initiëren. Zelfs vandaag zijn er al weinig OPEC-leden die zich volledig aan de quota houden. Het tanende Rusland bijvoorbeeld zou verder aftakelen aangezien Ruslands olie duur is om te produceren en dus oncompetitief zou worden. Bijgevolg zouden er geen investeringen gaan naar de Siberische velden en het ooit zo machtige Rusland zou nog minder een bedreiging zijn voor de Amerikaanse dominantie.
Ten twee zouden de oliemultinationals meer controle krijgen op de productie en de bronnen. Voor de jaren '70 werd de oliemarkt gecontroleerd door een handvol bedrijven. Toen de OPEC-landen echter overgingen tot nationalisering van de olie-industrie verloren deze bedrijven een groot deel van hun reserves. Tijdens de jaren '90 deed zich een verregaand concentratie- en centralisatieproces (fusies) in de oliebusiness voor, wat resulteerde in nog grotere mastodonten zoals ExxonMobil (VS), Chevron-Texaco, Royal Dutch-Shell, BP-Amoco-Arco en TotalFinaElf. Hoewel ze nog steeds grote winsten maken met de exploratie, opboring en verwerking van olie, moeten ze deze aankopen aan prijzen die worden bepaald door de overheden. In 2001 produceerden deze oliereuzen 10,1 miljoen vaten per dag, slechts 35 procent van wat ze samen verkochten. En ondanks hun moeite om het Midden-Oosten te omzeilen en elders aan exploratie te doen, bezitten ze maar 4 procent van de wereldreserves (44 miljard vaten), juist genoeg voor 12 jaar productie aan het huidige tempo. Meer rechtstreekse controle op de andere 96 procent bronnen zou hen dus heel goed uitkomen. Momenteel stellen veel olielanden hun industrie al meer open voor buitenlandse directe investering (en eigendom). Een marionettenregime in Bagdad zou die trend tot denationalisering evenwel bespoedigen.
En de VS willen uiteraard de controle houden over dit proces. Nochtans zag het er gedurende de jaren '90 anders uit. Ze verloren het schaduwgevecht om pijplijnen en bronnen in de Kaspische regio ten voordele van Iran en Rusland, maar na de oorlog tegen Afghanistan zijn de kaarten daar opnieuw grondig herschud. Door hun blokkade van Irak lieten ze het veld open voor Russische, Franse en Chinese oliebedrijven om deals te maken met Irak, deals die volgens schattingen minstens 50 miljard vaten bedragen. Lukoil van Rusland tekende een overeenkomst om het veld van West Qurna te ontginnen. China's National Petroleum Corporation haalde een deal binnen voor de reserves van Noord Rumailah en het Franse TotalFinaElf heeft zich verlekkerd op de Manjoonreserves. Die bedrijven speculeerden dat het embargo niet te eeuwigen dage kon duren en dat ze daarna hun deals konden verzilveren. Ze lobbieden trouwens bij hun respectievelijke regeringen en de VN om het embargo op te heffen. Met die olieconcessies trachtte Irak dus politieke steun op te bouwen onder drie permanente leden van de VN-veiligheidsraad om de sancties op te heffen en leek daar de laatste jaren steeds meer in te lukken. Maar de Amerikanen en Britten roken lont...
In het voorspel tot Resolutie 1441 van de VN-veiligheidsraad stonden verborgen dreigementen aan het adres van Frankrijk, Rusland en China dat ze zouden kunnen fluiten naar toekomstige Iraakse olie als ze de regimewissel niet steunden. Ahmed Chalabi, leider van de Iraakse oppositie in het buitenland en oude vriend van het huidige team in het Witte Huis, zei dat het nieuwe regime zich geenszins gebonden zouden voelen door contracten aangegaan onder Saddam en dat "American companies will have a big shot at Iraqi oil." Veel van het diplomatische spel van de laatste maanden wordt hierdoor verklaard.
In zijn boek 'Imperialisme, het hoogste stadium van het kapitalisme' stelde Lenin dat de wereld wordt gedomineerd door enkele kapitalistische monopolies en hun respectievelijke grootmachten (natiestaten) die invloedsferen in de wereld trachten uit te kerven. Op een bepaald moment komen die grootmachten omwille van die invloedsferen met elkaar in botsing. Wanneer die botsing niet via politiek-diplomatische kan worden opgelost dan volgt er... oorlog!
Gebaseerd op Michael Renner, 'Post-Saddam Iraq: Linchpin of an New Oil Order', FPIF Policy Report, januari 2003