Vriend en vijand zijn het erover eens dat Karl Marx een ereplaats verdient in de galerij van de politieke denkers. Om zijn werk beter te begrijpen is het onontbeerlijk dat we een dieper inzicht krijgen in de achtergrond, het leven en de drijfveren van deze man.
Marx bracht zijn jeugdjaren door in het stadje Trier, in Pruisen. Ten gevolge van de annexatie door Frankrijk, van 1795 tot 1815, hadden de inwoners kennis gemaakt met grondwettelijke vrijheden, een vrije pers en religieuze tolerantie. Dit in tegenstelling tot de rest van Duitsland dat kreunde onder het reactionaire, Pruisische bewind. De intelligentia, waartoe ook Marx ‘ vader behoorde, lazen Kant en Voltaire en beschouwden zichzelf als ‘progressief”. Hij was ook kind aan huis bij de invloedrijke familie Von Westphalen, zijn latere schoonvader. Die hield van een stevige discussie met de jonge Marx en steunde hem in zijn ontwikkeling. Karl vertrok naar Bonn om er rechten te studeren. Hij bracht er aanvankelijk weinig van terecht, hij spendeerde meer tijd in de drankhuizen dan in de les en op aanraden van zijn vader schreef hij zich in aan de universiteit van Berlijn.
Vanaf toen ontpopte hij zich tot een geheel andere Marx: hij werd een onverzadigbare waarheidszoeker: rechten alleen waren onvoldoende om het universum te begrijpen; hij studeerde ook filosofie, wetenschap, de schone kunsten…. Hij nam een enorme hoeveelheid kennis op, abstraheerde en systematiseerde, steeds snakkend naar nieuwe indrukken, om via de abstracties bij de zin van de werkelijkheid te komen, het échte leven.
Hij was onder de indruk van de dialectiek van Hegel, en sterk geïnteresseerd in de theorie van Ludwig Fuerbach, die via de kritiek op de godsdienst naar het materialisme evolueerde. Marx sloot zich aan bij de “Links Hegelianen”- die niet de conservatieve, politieke inhoud van Hegel overnamen maar zijn methode, de dialectiek.
In 1841 studeerde hij af als “doctor” in de filosofie en werd politieke journalist. Hij werd medewerker van “De Rheinische Zeitung” en al vlug hoofdredacteur. We leren Marx hier niet enkel kennen als “intellectueel”, hij kwam onmiddellijk op voor de rechten van de onderdrukten. Eén van zijn eerste hoofdartikels gaat over een wet over houtdiefstal. Veel armen kapten hout in de adellijke bossen om ’s winters een vuurtje te kunnen stoken,er stonden echter zware straffen op. Marx verdedigde hen door te stellen dat de omstandigheden, de uitbuiting door de adel hen tot dief maakte. Toen hij in een ander artikel de Pruisische bureaucratie bekritiseerde omdat ze de kleine boeren gewetenloos ruïneerde was het welletjes geweest: in 1843 werd “De Rheinische Zitung” verboden.
In datzelfde jaar trouwde Marx met Jenny Von Westphalen en vertrok het jonge paar naar Parijs. Daar legde hij zich toe op verdere studies: geschiedenis, wijsbegeerte en economie. Hij kwam tot het inzicht dat de geschiedenis bepaald wordt door de economische en sociale ontwikkelingen.
In september 1844 komt hij Friedrich Engels tegen, ze discuteren twee weken onafgebroken en zijn het op alle punten eens met elkaar: het wordt het begin van de meest vruchtbare samenwerking aller tijden. Engels had ook filosofie gestudeerd en was op verzoek van zijn vader, een Duitse fabrikant, naar Manchester gereisd om daar het kapitalisme te bestuderen. Dat resulteerde in twee boeken: “Kritiek op de huishoudkunde” (1844) en “De toestand van de Engelse arbeidersklasse” (1845) – dat bracht Engels niet alleen in contact met de onderdrukte arbeiders maar ook met de strijdbare.
Begin 1845 werd Marx opnieuw verbannen, ditmaal naar Brussel. Samen met Engels zette hij zich aan het werk. Het resultaat wordt “De Duitse ideologie”, waarin zij hun nieuwe denkbeelden vorm gaven: zij combineerden als het ware Hegels dialectiek met Fuerbach’s materialisme. “Wij kennen slechts één wetenschap” schreven ze “De wetenschap van de geschiedenis. We gaan niet uit van wat de mensen zeggen, zich verbeelden, zich voorstellen…. We gaan uit van de werkelijkheid, hoe de mensen leven.” Vele essentiële uitgangspunten van het historisch materialisme worden hier reeds verwoord. (dit werk verscheen na hun dood, geen uitgever durfde het publiceren). Terwijl zij dit schrijven proberen ze aansluiting te vinden bij de beginnende arbeidersbeweging.
In de lente van 1846 richten Marx en Engels te Brussel het “Communistisch Correspondentiecomité” op. Ze hadden vele contactpunten in Europa en het was de bedoeling om het wetenschappelijke socialisme in de jonge arbeidersbeweging te verankeren. Marx ziet het verschil tussen de andere socialistische theoretici (zoals Proudhon) en zichzelf vooral in het feit dat de anderen “ideale” systemen uitdenken over een perfecte communistische maatschappij terwijl hij analyseerde hoe de werkelijkheid zich ontwikkelt en op basis daarvan verder gaat. Marx en Engels komen in contact met een kleine, geheime organisatie van linkse ambachtslieden uit Parijs en Frankfurt die zichzelf “De Bond der rechtvaardigen” noemen. Ze kunnen hen overtuigen om hun clandestiene activiteiten op te geven en samen met nog anderen vormen ze de Communistische Liga. Tijdens het tweede congres van deze Liga krijgen Marx en Engels de opdracht om “Het communistisch Manifest” te schrijven.
Marx werd opnieuw verjaagd, terug naar Parijs. Daar kon hij ook niet blijven en hij week opnieuw uit naar Duitsland, naar Keulen. Daar richtte hij “De Nieuwe Rheinische Zeitung” op, een voorbeeld van revolutionaire journalistiek. Hij en Engels werden door de Duitse staat aangeklaagd en verbannen, eerst naar Parijs, en uiteindelijk kwam de familie Marx, aan in Londen in mei 1849. Ze leefden er in bittere armoede “als berooide vreemdelingen in een vreemd land” maar tevens in een intellectueel stimulerende omgeving: de familie sprak drie talen, ze lazen samen Shakespeare, luisterden naar muziek en hielden elke zondag “open huis”.
Marx werkte als correspondent voor “The New York Daily Tribune” van 1852 tot 1962, maar hij verdiende nooit genoeg geld om zijn familie te onderhouden. Engels die een eigen inkomen had en als administrator werkte in zijn vaders firma, sprong steeds financieel bij.
Hij werkte onverdroten verder aan zijn magnum Opus “Het kapitaal”, maar hij was ook nu niet enkel “de intellectueel”. Hij speelde een actieve rol bij de ontwikkeling en groei van de jonge arbeidersbeweging. Hij hielp bij de oprichting van de “Duitse Arbeiders Vereniging” en bij de “Communistische Liga”. Hij was het onderlinge gekibbel en geruzie tussen de immigranten al snel meer dan beu en verbrak uiteindelijk alle contact met hen. Hij onderhield wel nog goede relaties met de Britse arbeidersbeweging.
Een doorbraak kwam er met de oprichting van “De internationale arbeiders vereniging” in 1864. (door ons gekend onder de naam “de eerste internationale”) Marx en Engels speelden vanaf het ontstaan ervan een zeer grote rol. Zij schreven resoluties, manifesten en correspondeerden met voorhoede arbeiders en gelijkgestemden over de gehele wereld, ook uit Rusland.
Marx was noodgedwongen verplicht om veel tijd te besteden aan de strijd tegen alle soorten burgerlijke tendensen in de eerste internationale. Van het utopische socialisme van Proudhon over de kleinburgerlijkheid van de Italiaan Mazzini, tot het reformisme van de leiders van de Britse vakbonden. Maar vooral de intriges van de anarchist Bakoenin en zijn volgelingen speelden hem parten. Uiteindelijk slaagde Marx er in de ideologische strijd te winnen, maar het ging de verkeerde kant uit. De nederlaag van de Parijse Commune en de zwakheid van de organisatie deden de eerste internationale de das om. In een laatste ultieme reddingspoging probeerde Marx in 1872 het hoofdkwartier te verplaatsen naar New York, in de hoop dat de oplaaiende klassenstrijd in de USA nieuwe mogelijkheden zouden creëren. Het mocht echter niet zijn! De belangrijkste verwezenlijking van de Eerste Internationale bleek de gezonde ideologische basis te zijn, waarop in de toekomst verder kon gebouwd worden. Als organisatie hield ze feitelijk op te bestaan.
In 1867 rolde het eerste deel van Het Kapitaal van de pers. Marx spendeerde de laatste jaren van zijn leven aan de voorbereiding van de volgende delen, die na zijn dood door Engels zouden nagekeken en uitgegeven worden.
Ondanks alle tegenslagen en armoede was de familie Marx een gelukkig gezin. Jenny was zijn steun en toeverlaat, zij was de enige die Marx geschrift kon ontcijferen en ze heeft hem altijd trouw gevolgd in al de omzwervingen. Zijn drie dochters hielpen hem bij zijn opzoekingswerk voor “Het Kapitaal”, vertaalden teksten, schreven grote delen van economische geschriften voor hem over. Laure huwde met Paul Lafarge en speelde samen met hem een belangrijke rol in de Marxistische beweging en de oprichting van de socialistische partij in Spanje. Eleanor, de jongste, was actief in de Britse arbeidersbeweging en ging op tournee in de USA in 1886 om de ideeën van haar vader te verspreiden.
Marx was ook het product van zijn tijd, toen Jenny maanden bij haar zieke moeder verbleef begon hij een kortstondige verhouding met de huishoudster, Hélène Demuth. Toen Jenny terugkwam bleek Hèlène zwanger van hem. De zoon, Frederik, werd erkend door Engels en bij pleegouders geplaatst. Het bestaan van Frederik werd doodgezwegen en Helene, Jenny en Marx bleven verder in één huis leven. Ontroerend détail: ze liggen ook samen in dezelfde grafkelder.
Slechts na de dood van Marx kwam Eleanor, de jongste dochter het bestaan van haar halfbroer te weten. Ze schreef hem, postuum, een kwade brief, die ze ondertekende met:”je de-loyale dochter!”. Frederik en Eleanor werden goede vrienden, hij speelde nog een rol als oprichter van de Hackney Labour Party.
Hoe kunnen we beter eindigen dan met de woorden die Engels uitsprak op zijn begrafenis: “Want Marx was voor alles een revolutionair. Mee te werken aan de val van de kapitalistische maatschappij, aan de bevrijding van het proletariaat, dat was zijn werkelijke roeping. De strijd was zijn element. En gestreden heeft hij, met een hartstocht, een taaiheid, een doorzettingsvermogen die slechts weinigen ten toon spreiden. En daarom was Marx de meest gehate en meest belasterde man van zijn tijd. Regeringen, absolute zowel als republikeinse, wezen hem uit en belasterden hem. Hij is gestorven, vereerd, bemind, betreurd door miljoenen revolutionaire medearbeiders, van Amerika tot Rusland. Zijn naam zal door de eeuwen voortleven en ook zijn werk”