Racisme, homofobie, islamofobie, vrouwendiscriminatie, zijn allen vormen van onderdrukking die ondanks alle ‘vooruitgang’ blijven bestaan in onze maatschappij. Wat er ook was gewonnen aan rechten op deze vlakken, en het was dan nog ruimschoots onvoldoende, komt vandaag op de helling te staan. De laatste jaren is er op deze terreinen een tegenreactie op gang gekomen. In de VS zien we de Black Lives Matter beweging massaal reageren tegen de racistische politiebrutaliteit. Jonge vrouwen zijn vandaag mondiger dan vroeger en reageren scherper en sneller op alle vormen van vernedering, intimidatie en onderdrukking, zoals de Poolse vrouwenstaking tegen de afschaffing van het recht op abortus aantoont. Moslims reageren en organiseren zich nu ook tegen het dagelijkse Moslimbashen in de media, de politiek, op het werk, op school en in de openbare ruimte. Zwarte Afrikanen confronteren de oude imperialistische overheersers met hun blijvend koloniaal gedachtengoed.
Reactie tegen de statusquo
Dit zijn allemaal zeer positieve ontwikkelingen. Dit duidt op een groeiend bewustzijn dat de statusquo niet meer te verdragen is en dat men zich moet organiseren om de zaken te veranderen. Het toont aan dat de arbeidersklasse zich in al haar vormen en gedaantes aan het voorbereiden is op een grondige maatschappijverandering. Het staat buiten kijf dat marxisten steeds aan de kant staan van alle slachtoffers van onderdrukking. Wegens de ondervertegenwoordiging van marxistische ideeën grijpen een heleboel van deze activisten naar de instrumentendoos van wat ‘identity politics’ heet. Centraal hierin staat het begrip ‘intersectionaliteit’. In het Nederlands heet dat ‘kruispuntdenken’. Het is een term uit de sociologie die is overgewaaid uit de Angelsaksische academische wereld.
Intersectionaliteit stelt dat elk individu op verschillende manieren kan onderdrukt worden: als homo, als zwarte, als mindervalide en ja ook als arbeider. Deze diverse onderdrukkingen kunnen ook veranderen in het leven van een individu naargelang de context en de wisselwerking met elkaar. Zo ontstaan een bijna oneindig aantal combinaties en overlappingen in de vormen van de onderdrukking. Op het einde van deze oefening beschikt men over een catalogus van alle mogelijke onderdrukkingen. Het klopt dat niet iedereen onderdrukking op dezelfde manier ervaart. Het is ook juist dat onderdrukking gelaagd kan zijn, t.t.z. dat men tegelijkertijd onderdrukt is als zwarte en als arbeider, of als vrouw, moslima en lesbienne. De overlapping van verschillende vormen van onderdrukking is natuurlijk vanzelfsprekend. Maar de intersectionaliteit beperkt zich niet tot die vaststelling.
Onderdrukking: subjectief of objectief?
Intersectionaliteit legt sterk de nadruk op de individuele en 'subjectieve' ervaring van een gegeven vorm van onderdrukking. De onderdrukking zelf wordt op het individuele niveau benaderd. Individuen die niet onmiddellijk deze onderdrukking ervaren worden dikwijls beschouwd als zij die hier voordeel uit halen en belang hebben bij het in stand houden ervan. Als gevolg hiervan wordt er gefocust op het veranderen van het individuele gedrag, denken en taalgebruik en op beperkte politieke hervormingen. Het probleem met intersectionaliteit is dat het in grote mate enkel de vormen van onderdrukking beschrijft en deze loskoppelt van de materiële basis voor deze onderdrukking. Onderdrukking wordt niet gezien als een kenmerk van de maatschappij waarin we leven. Intersectonaliteit leidt ook tot het opdelen en het verdelen van de strijdbewegingen en hun organisatie volgens onderdrukkingsvorm of combinatie ervan. Zo kennen we groepen die enkel maar zwarte of gekleurde moslims willen organiseren en toelaten. Anderen beperken zich tot lesbische vrouwen enzovoort. Dit leidt tot een veelvoud van ‘niet gemengde’ organisaties, die elk hun eigen onderdrukking of combinatie van onderdrukkingen gaan bekampen. In Frankrijk bijvoorbeeld bestaat er de Parti des Indigènes de la Republique, die de slachtoffers van de Franse kolonisatie organiseert op uitzondering van de … Aziaten. Alsof Frankrijk nooit Indochina (het vroegere Vietnam) heeft onderworpen aan een brutaal koloniaal juk. Enkel zwarte, gekleurden en moslims zijn welkom. Blanken mogen de beweging wel steunen maar worden niet toegelaten tot de organisatie omdat ze bewust of onbewust de koloniale overheersing zullen binnen brengen. Dit is op zijn minst gezegd een zeer nefaste aanpak van de strijd tegen het racisme en de blijvende gevolgen van de kolonialisering. Wij kiezen voor een aanpak waarbij de nadruk gelegd wordt op de politieke en organisatorische eenheid van alle onderdrukten. De oplossing is een revolutionaire verandering van de maatschappij die onderdrukking, racisme en seksisme met zich meebrengt.. De kern van het probleem is de sociaaleconomische machtsstructuren van deze maatschappij die de onderdrukking scheppen, onderhouden en de sociale klasse die hiervan gebruik maakt. Het racisme, de homofobie, de islamofobie, de vrouwendiscriminatie werken immers als een vergif om de arbeidersklasse te verdelen. We moeten bouwen aan een ééngemaakte beweging van alle onderdrukten tegen deze klassenmaatschappij, t.t.z. tegen het kapitalisme. Intersectionaliteit leidt echter naar het openbreken en het atomiseren van de beweging. Het is net de omgekeerde richting die de beweging moet inslaan
Wat met klasse-onderdrukking?
Intersectionaliteit erkent wel klasse-onderdrukking, maar plaatst die op een gelijke voet als de andere vormen van onderdrukking. Hier ook is er vooral sprake van een ‘klasse-houding’ en niet van een klassenmaatschappij. Uit deze gedachtegang volgt de conclusie dat onderdrukking au fond het resultaat is van perceptie en individuele handelingen van de individuen die ons rechtstreeks onderdrukken.
Marxisten worden dikwijls verweten dat ze al de andere vormen van onderdrukking ondergeschikt maken aan klasse-onderdrukking. Homofobie, vrouwenonderdrukking of racisme zouden ‘secundair’ zijn. Niets is minder waar. Vooreerst waren Marx en Engels in hun tijd enorm gevoelig voor alle vormen van onderdrukking, zowel de raciale onderdrukking van de zwarten in de VS, als de nationale onderdrukking van de Ieren of deze van de vrouwen. Dit was in het bijzonder het geval toen Marx en Engels zich intens bezighielden met de opbouw van de arbeidersweging en de Eerste Internationale. Marx oordeelde zelfs dat het anti-Ierse racisme van de Britse arbeidersklasse éen van de belangrijkste verklaringen was voor haar onmacht. ‘Het antagonisme tussen de Ierse en Engelse arbeiders is altijd een van de machtigste middelen geweest, waarmee de klassenheerschappij in Engeland overeind werd gehouden’ merkte Engels op. Over de Verenigde Staten stelden ze dat ‘elke onafhankelijke beweging van de arbeidersklasse verlamd was door de slavernij’. De voormalige zwarte slaaf Frederick Douglas, begreep in zijn tijd beter het nut van het racisme dan de vele theoretici van de intersectionaliteit. ‘They divided both and conquered each’, verklaarde de gevluchte slaaf. ‘Ze verdeelden hen beiden om hen beter te overheersen’. Het vergif van het racisme is nodig om deze onrechtvaardige en ongelijke maatschappij in stand te houden. Racisme en kapitalisme zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Klassenstrijd centraal plaatsen
Wij denken dat om onderdrukking te begrijpen en succesvol te bestrijden, ‘klasse’ een sleutelbegrip is. Dit is niet zomaar een onderdrukkingsvorm als een andere. Het is de onderdrukking die alle andere vormen bepaalt en vormgeeft. De klassenmaatschappij waarin we leven, het kapitalisme, is de belangrijkste motor van de onderdrukking en sociale opdeling. De arbeidersklasse, de onderdrukte klasse bij uitstek is daarom ook de sociale groep die het meest belang heeft en ook de macht heeft om een einde te maken aan alle onderdrukkingen. De arbeidersklasse is immers niet alleen onderdrukt maar ook uitgebuit op de werkvloer door de kapitalisten. Deze uitbuiting gebeurt door de diefstal van de meerwaarde.. De meerwaarde kan eenvoudig beschreven worden als het niet-betaalde loon. De meerwaarde vormt de basis van de winst van de kapitalisten. De kapitalisten halen deze buit binnen omdat ze eigenaars zijn van de productiemiddelen. De arbeiders en de bedienden bezitten misschien wel een wagen, een moto, of een huis maar de werkplaatsen, de technologie, de machines en het kapitaal niet. Deze tegenstelling in het eigendomsbezit staat centraal in de kapitalistische maatschappij. Deze boetseert alle andere tegenstellingen en onderdrukkingen omdat die zich vormen in de strijd over de winsten en de controle over de productie en rijkdom in de samenleving. Dit biedt een uniek besef van gemeenschappelijke belangen tussen alle onderdrukten op basis van een klasse-identiteit. De doelstelling van marxisten is te werken aan de eenheid van alle onderdrukten in en met de arbeidersbeweging. Daarom is het ook cruciaal dat de strijd tegen racisme, vrouwenonderdrukking, homofobie, islamofobie centraal staat in de dagdagelijkse strijd van de arbeidersklasse. Wij zijn niet naïef en weten ook dat het denken van de arbeidersklasse gekneed is door de overheersende ideologie. Deze ideeën krijgen ze mee op school, via de media, de religie, de familie. Maar deze ideeën zijn niet in steen gebeiteld en kunnen veranderen. De strijd tegen het racisme bijvoorbeeld is geen luxe voor de arbeidersklasse. De delegees van de staalfabriek Forges de Clabecq weten uit ervaring hoe hun strijd tegen racisme op de werkvloer vitaal is gebleken in hun historisch gevecht tegen de sluiting in 1996/7. Ze voerden drie campagnes waarvan één buiten de fabriek tegen de uiterst-rechtse Parti des Forces Nouvelles. Zonder deze strijd zouden ze nooit zo sterk en verenigd hebben gestaan op het moment van de sluiting. Fabian Defraine die een uitgebreid onderzoek deed naar de antiracistische campagnes in dit Waalse staalbedrijf schijft: “De handelswijze van de ABVV-delegees bestond er niet in de arbeiders te benaderen met moraliserende antiracistische campagnes van het type ‘wat je denkt is niet mooi’, ‘het is niet goed om voor het Front National te stemmen’, ‘het is niet vriendelijk om slecht te praten over je Marokkaanse, Italiaanse of Belgische makker’. Nee, dat was helemaal de aanpak niet. De vragen die zij beantwoorden waren: waarom zijn wij hier, waarom is er migratie, welke is de geschiedenis van de migranten, wie heeft de migranten naar hier gebracht en waarom, welke is de plaats van de migranten in het bedrijf en waarom is het belangrijk om die nationale verschillen te overstijgen?”
Klassenstrijd werd een centraal begrip in de strijd tegen het racisme. “Wat eerst moet gezegd worden, is dat we hier te maken hebben met delegees en militanten die een marxistische vorming hebben. Ze maken een analyse vertrekkende vanuit de uitbuiting van de arbeiders, vanuit een opstelling ‘wij’ tegenover ‘zij’. ‘Wij’ dat zijn de loontrekkenden en hun gezinnen – het proletariaat. ‘Zij’ dat zijn de bazen of de bourgeoisie in een kapitalistisch systeem. Het eerste wat deze delegees gedaan hebben, was het begrip en de realiteit van de klassenstrijd in het midden van de discussie gooien. (…)
“Bij de Forges de Clabecq hebben ze de klassenstrijd in het centrum geplaatst van de conflicten. Ze hebben uitgelegd wat de klassenstrijd eigenlijk betekent. Een honderdtal arbeiders werden opgeleid in de marxistische methode en in de klassenstrijd. De positie die werd ingenomen, was die van een werker die deel uit maakt van de arbeidersklasse, los van afkomst, tegenover de patroon die deel is van de bourgeoisie. De bazen en de rechterzijde proberen de arbeiders te verdelen door ‘wij, de blanken of de Belgen’ te plaatsen tegenover ‘zij, de migranten’. De syndicale delegatie zette door haar klassenbenadering alles dus in zijn juiste context.. De strijd tegen het racisme was geen doel op zich maar maakte integraal deel uit van de dagdagelijkse strijd op de werkvloer.” (Vonk.org, augustus 2004)
Pride, Made in Dagenham…
Wij denken dat de arbeidersklasse, t.t.z. de klasse van loontrekkenden, de enige consequente revolutionaire kracht is in deze maatschappij. In tegenstelling tot wat wordt voorgesteld door de 'intersectionaliteits'-theorieën, plukt de ene groep niet noodzakelijk de vruchten van de onderdrukking van een andere groep. De loondiscriminatie tegen vrouwen bijvoorbeeld, gerechtvaardigd en onderhouden door een rits koppige vooroordelen, speelt in de kaart van de bazen die zo de werkvloer beter kan verdelen en verzwakken. Sommige mannelijke werkers kunnen denken dat ze hier profijt uit halen, maar vroeg of laat valt hun frank wel. De maandenlange strijd van de vrouwelijke arbeiders van de wapenfabriek FN in Herstal in 1966 heeft zo aangetoond dat de hele arbeidersklasse belang heeft om deze discriminatie op te heffen. De lage lonen van de vrouwen verhoogden de winsten van de kapitalisten - niet de lonen van de mannelijke collega’s. De film Made in Dagenham, toont een gelijkaardige strijd in de autofabriek van Ford nabij Londen. Hetzelfde met het racisme of de discriminatie tegen homo’s. De film Pride vertelt zo de pogingen van een groep Gays and Lesbians om solidariteit te organiseren met de staking van de Britse mijnwerkers in 1984 en 1985. Door een gemeenschappelijke strijdervaring groeien beide groepen naar elkaar toe. Het resultaat was dat de National Union of Mineworkers de eerste vakbond werd die de gelijke rechten voor homo’s in haar programma opneemt. De mijnwerkers hielpen de homobeweging de jaarlijkse Pride betogingen (toen waren het nog betogingen!) beschermen tegen politiegeweld en uiterst rechtse aanvallen.
Gekoppeld aan de intersectionaliteit is er de theorie van de ‘blanke privileges’. Deze beweert dat alle blanken een gemeenschappelijk belang hebben bij het in stand houden van het racisme. De ‘blanken’ los van hun sociale achtergrond zouden volgens deze stelling dus verantwoordelijk zijn voor het racisme. In het verlengde van deze redenering profiteren alle mannen van het seksisme tegen vrouwen en worden alle hetero’s beter van de homofobie. Dit is een bijzonder nefaste theorie waarbij de klassenstructuur van de maatschappij volledig genegeerd wordt.
Filosofisch idealisme
Intersectionaliteit en de theorie van de blanke privileges zijn bijzonder pessimistisch over de mogelijkheid onderdrukking op te heffen. Zij leunen filosofisch aan bij het idealisme en in het bijzonder bij het postmodernisme. Het postmodernisme verwerpt elk idee van vooruitgang of verandering door collectieve actie in het bijzonder deze van de arbeidersklasse. Ook benadrukt deze reactionaire gedachtestroom dat er geen specifieke theorie nodig is om de strijd voor emancipatie te leiden. Ideeën zweven namelijk boven de materiële realiteit. Objectieve redenen (bv. de sociaaleconomische structuren van het kapitalisme) voor onderdrukking bestaan niet. Het komt er vooral op aan om het individuele bewustzijn te bevrijden van de ideeën van onderdrukking door ‘awareness’, ‘empowerment’, ‘deconstructie’ enzovoort. Het is overduidelijk hoe ‘nuttig’ zo een filosofie is voor het voortbestaan van het kapitalisme. De maatschappij wordt niet in vraag gesteld en blijft zo buiten schot.
Houdingen en gedragingen, de afval van het kapitalisme in de hoofden van de mensen kunnen en moeten veranderd worden. Zoveel is zeker. Een nieuw bewustzijn is nodig waarbij er geen sprake is van vrouwenvernedering, racistische vooroordelen en allerlei andere achterlijke hersenspinsels en gedragingen.. De beste manier om dit te bereiken is een gemeenschappelijke strijd tegen dit systeem van verdeeldheid en onderlinge concurrentie. Dit gebeurt echter niet door ‘vorming’ en ‘opvoeding’ los van een praktijk van maatschappijverandering rond gedeelde materiële belangen. Engels drukte het bijzonder scherp uit. “Zowel voor het ontstaan van het communistisch bewustzijn op massale schaal, als voor het welslagen van de zaak zelf is een massale verandering van de mensen nodig, een verandering die alleen in een praktische beweging, in een revolutie plaats kan vinden; de revolutie is dus noodzakelijk, niet alleen omdat de heersende klasse op geen enkele andere manier omvergeworpen kan worden, maar ook omdat de klasse die haar omverwerpt er alleen in een revolutie in kan slagen zich van heel de oude troep te bevrijden en in staat kan zijn de maatschappij op een nieuwe grondslag te organiseren.”