Noot van de redactie: dit artikel is geschreven door onze Nederlandse kameraden voor hun krant Revolutie (www.marxisten.nl), maar de conclusies die erin worden getrokken zijn even goed van toepassing op België.
In dit artikel leveren we een bijdrage aan de discussie over 'wit privilege', dat nu veel in de media voorbij komt sinds de geweldige golf van anti-racistische protesten in Nederland en andere landen. Het is overduidelijk dat er sprake is van systemisch racisme in de VS, Nederland en andere landen. De protesten hebben de kwestie van racisme op de agenda gekregen. Maar in hoeverre kan het begrip 'wit privilege' een verklaring bieden over waar het racisme vandaan komt en hoe we het kunnen uitroeien?
De geweldige protestbeweging in de Verenigde Staten tegen racisme en politiegeweld heeft wereldwijd tot een golf van solidariteitsdemonstraties geleid. In Nederland zijn in meerdere steden honderden, zelfs duizenden mensen de straat op gegaan om solidariteit te betuigen en duidelijk te maken dat racisme en politiegeweld ook in Nederland een probleem zijn.
Dit is een buitengewoon positieve ontwikkeling die wij van harte toejuichen. Nieuwe lagen van de bevolking, voornamelijk jonge mensen, radicaliseren en spreken zich uit. Steeds meer mensen stellen ‘het systeem', de instituties, ter discussie. Dit betekent een belangrijke stap voorwaarts voor het bewustzijn van Nederland, een land dat volgens cynici nooit zal veranderen.
Wij steunen de beweging in de VS en de ontwikkelingen in Nederland en internationaal. Onze kameraden van de International Marxist Tendency, van alle huidskleuren en achtergronden, doen overal ter wereld mee aan anti-racistische protesten en solidariteitsdemonstraties.
Hoewel we volledig achter de beweging staan, houden we staande dat het noodzakelijk is om deze een goede politieke basis te geven. De beweging toont nu haar kracht, dus moeten er onvermijdelijk discussies plaatsvinden over tactieken en concrete doelen. Racisme en politiegeweld zijn immers politieke kwesties.
Discussies over de oorsprong van racisme, over hoe racisme gebruikt wordt, over wie belang heeft bij ‘raciale’ verdeeldheid en hoe we racisme kunnen bestrijden, zijn nodig om de strijd tegen racisme te kracht bij te zetten en doelbewust te maken. Om een fenomeen als racisme te bestrijden, moeten we het begrijpen.
In dit artikel willen wij een bijdrage leveren aan de discussie over 'white privilege' of wit privilege, een begrip dat nu vaak voorbij komt. Hoe kijken wij, als marxisten, hier tegenaan? Helpt het, los van de bedoelingen van de gebruikers, om de wereld te verklaren en om oplossingen te formuleren? Versterkt of verzwakt dit concept de beweging?
Wat wordt er bedoeld met ‘wit privilege’?
De term ‘wit privilege’ heeft bij veel mensen aanleiding gegeven tot veel verwarring. Zelfs onder de voorhoede van anti-racistische activisten van de werkende klasse is de precieze betekenis van het begrip omstreden, onder andere omdat verschillende mensen er verschillende betekenissen op na houden.
We kunnen echter stellen dat het volgende ongeveer de kern vormt. Volgens de voorstanders van de theorie van ‘wit privilege’ gaat het erom dat witte mensen (om het even van welke klasse) over bepaalde voorrechten beschikken omdat ze geen last hebben van discriminatie zoals mensen van kleur: in het onderwijs, op de woningmarkt, op de arbeidsmarkt, in het uitgaansleven; pesterijen en politiegeweld; sneller voor een potentiële crimineel aangezien worden omdat je er zogenaamd ‘verdacht uitziet’. Met andere woorden, ‘wit privilege’ bestaat erin dat je persoonlijk niet direct last hebt van wat we systemisch racisme kunnen noemen. Het is duidelijk dat de gebruikers van de term wijzen op iets wat werkelijk bestaat.
Revolutie wil systemisch racisme met wortel en tak uitroeien, neemt actief deel aan de strijd en pleit er binnen de arbeidersbeweging voor om deze te ondersteunen. Wij stellen: een aanval op één is een aanval op allen! Enkel door te strijden tegen alle vormen van onrecht en onderdrukking, kunnen we een werkelijk verenigde beweging van de werkende klasse opbouwen die ‘het systeem’ als geheel kan veranderen.
Maar dit is niet het hele verhaal. Hoewel de term iets aanduidt wat zeker bestaat, vertoont de achterliggende theorie, bij nadere overweging, ernstige tekortkomingen. De gebruikers van de term beschrijven de verschillen tussen de positie van witte en niet-witte mensen in de samenleving en de vormen van onderdrukking van de laatste vaak op een min of meer juiste manier.
Men moet echter niet uit het oog verliezen dat binnen de grenzen van deze categorieën er grote verschillen kunnen bestaan. Witte Oost-Europese arbeidsmigranten worden in Nederland vaak genoeg gediscrimineerd en weggezet als gevaarlijke, veelal alcoholistische, mensen die uit winkels stelen en werk afpakken van Nederlanders. Zij worden sneller als 'verdacht' gezien wanneer ze een supermarkt of kledingwinkel binnenlopen. Deze groep witte mensen kan blijkbaar geen aanspraak maken op dat 'privilege', of slechts gedeeltelijk.
Onder ‘niet-witte’ mensen bestaan ook veel vooroordelen en zijn er sommige die anderen willen wegzetten als 'slechte migranten' of 'luie migranten', terwijl zij zelf de 'goede, hardwerkende migranten' zouden zijn. We willen, door dit alles te vermelden, geenszins het racisme van witte tegen niet-witte mensen 'wegrelativeren' of bagatelliseren. We willen enkel laten zien dat er sprake is van een groter hiërarchisch systeem, waar verschillende etnische groepen andere plaatsen in de samenleving toebedeeld krijgen, een systeem waarin mensen worden verdeeld en tegen elkaar worden uitgespeeld. Racisme van witte mensen tegen mensen van kleur vormt één van de belangrijkste mechanismen, maar het is niet het enige.
De term 'wit privilege' zelf kan verwarrend overkomen. Het probleem zit hem daarbij in het woord 'privilege'. Is het een 'privilege' om niet door de politie lastiggevallen te worden? Op dezelfde manier, is het een privilege om bij een discotheek naar binnen gelaten te worden? Is het een privilege om een huis te kunnen huren, om een baan te krijgen als je de juiste capaciteiten daarvoor hebt, om een opleiding te kunnen volgen waar je de capaciteiten voor bezit? Waar we hierover spreken zijn naar onze mening geen privileges, maar fundamentele rechten die voor iedereen zouden moeten gelden.
In het algemeen, wanneer er wordt gesproken van ‘privileges’ voor leden van de arbeidersklasse, de onderdrukte klasse in onze maatschappij, zelfs als deze wit zijn, wekt dit bij hen wantrouwen op. De heersende klasse grijpt vaak naar dergelijke taal in de strijd tegen loonarbeiders en uitkeringsgerechtigden. Deze noemt het een privilege dat er Bijstand bestaat, dat er sociale woningbouw bestaat en beweert dat "er in Nederland geen echte armoede bestaat." De minimale voorzieningen waar de arbeiders nog aanspraak op kunnen maken worden gepresenteerd als privileges, om te rechtvaardigen dat er gesneden wordt in de verzorgingsstaat, de Bijstand, studiefinanciering, en dat er sociale woningbouw gesloopt wordt om er meer winstgevende appartementen voor in de plaats te zetten.
Het spreekt vanzelf dat de gemiddelde anti-racistische activist niet bewust de heersende klasse wil steunen, maar het is wel belangrijk om dit te onthouden wanneer het gaat om de voorstelling van zaken en presentatie richting de buitenwereld. Rechtse demagogen kunnen eenvoudig inspelen op de verontwaardiging die ontstaat bij (witte) mensen die met moeite het hoofd boven water houden wanneer zij geprivilegieerd worden genoemd, zij kunnen zeggen:
"Kijk, ze noemen je bevoorrecht, maar je bent gewoon een hardwerkende Nederlander. Ze willen dat je het slechter krijgt, enkel omdat je blank bent, in plaats van dat ze zelf harder hun best doen."
Dit is uiteraard onwaar, maar omdat de anti-racistische strijd al voortdurend gelasterd wordt, is het belangrijk om het de tegenstander niet nog gemakkelijker te maken! Een gezamenlijke strijd tegen alles wat ons verdeelt, moet ons doel zijn. Alles wat eraan bijdraagt om duidelijk te maken dat zwarte en witte arbeiders dezelfde belangen hebben en samen moeten strijden, versterkt ons. Alles wat verwarring zaait en de tegenstander munitie geeft, schaadt ons.
Waar komt de term vandaan?
De term 'white privilege', zoals deze vandaag de dag en in de huidige vorm, het meest gebruikt wordt, werd als eerste opgeworpen in 1988 door Peggy McIntosh, een Amerikaanse intersectioneel feministe. Zij analyseerde wit privilege maar ook mannelijk privilege. Zij gebruikte de metafoor van de 'onzichtbare knapzak', met allerlei voordelen die witte mensen onbewust met zich meedragen. Hoewel zulke analyses interessant kunnen lijken omdat ze laten zien hoe systemisch racisme het leven van zwarte mensen beïnvloedt en witte mensen relatief beter af zijn, verklaren deze de oorsprong van dit structurele maatschappelijke probleem niet en zijn deze niet in staat om een oplossing te bieden: ze komen niet verder dan witte individuen oproepen om zich 'bewust te zijn van hun privilege'. Bewustwording van maatschappelijke ongelijkheid is zonder meer belangrijk. Maar wat moet je doen zodra je dat bent? Bewustwording alleen, zonder effectieve praktische actie, kan niets oplossen. Veel mensen zijn zich bewust van klimaatverandering of van problemen als honger en onderontwikkeling van Afrika, maar dit bewustzijn lost niets op zolang de oorzaak niet praktisch aangepakt wordt. Liberalen en ngo's zeggen cynisch dat 'een betere wereld bij jezelf begint', om het vervolgens de 'domme massa' kwalijk te nemen dat deze niet voldoende milieubewust consumeert, terwijl de grote monopolies die de wereldeconomie domineren buiten beschouwing worden gelaten.
Binnen het intersectioneel feminisme wordt de term privilege toegepast op individuen. In de woorden van Patricia Hill Collins:
“bezitten alle groepen variërende graderingen van achterstand en privilege” en “kan een individu, afhankelijk van de context, een onderdrukker of lid van een onderdrukte groep zijn, of tegelijkertijd onderdrukker en onderdrukte.”
De intersectionele privilegetheorie veronderstelt dat iedereen die niet onder een bepaalde onderdrukking lijdt, niet alleen bevoorrecht is, maar ook dat iedereen binnen deze groep er als onderdrukker belang bij heeft om deze onderdrukking in stand te houden. Deze laatste aanname is onwaar en is wat de gehele privilegetheorie onverenigbaar maakt met een marxistische analyse. Daarom moeten we de theorie van wit privilege bekritiseren.
De aanname is oppervlakkig en veronderstelt een maatschappij waarin een gegeven schaarste bestaat en waar de beschikbare middelen beter en eerlijker verdeeld zou moeten worden, de niet-geprivilegieerde groepen een groter aandeel zouden moeten krijgen. Geprivilegieerde groepen moeten 'een stapje terug doen en ruimte maken voor mensen van kleur', etc. Het is dan ook geen toeval dat er vanuit deze hoek veelal gepleit wordt voor diversiteitsquota's en dergelijke maatregelen, voor herverdeling van schaarse middelen.
In werkelijkheid is de hedendaagse schaarste in onze maatschappij kunstmatig. Er is geen objectieve reden waarom er niet genoeg woningbouw, banen, stages en opleidingsplekken voor iedereen zouden kunnen zijn. We leven in een wereld van overvloed, waarin er periodiek crises van overproductie plaatsvinden. In de kapitalistische maatschappij bestaan schrijnende tekorten naast spectaculaire rijkdom.
Ook de fundamentele klassentegenstellingen binnen de samenleving blijven onbelicht. Lagere lonen voor vrouwelijke arbeiders of migrantenarbeiders dienen niet het belang van ‘autochtone’ mannelijke arbeiders, maar dat van de baas, die zo meer winst verkrijgt en tegelijkertijd tegen de ‘autochtone’ mannelijke arbeiders kan zeggen dat ze te duur worden en ontslagen zullen worden als ze niet akkoord gaan met lagere lonen en slechtere arbeidsomstandigheden. Als deze hun woede botvieren op hun vrouwelijke of buitenlandse collega's, in plaats van een gezamenlijke vakbondsstrijd te voeren voor betere lonen voor iedereen, wint de baas. Of de baas nu zelf een racist of seksist is of niet, is een secundaire kwestie. Racisme, moslimhaat, antisemitisme, homohaat, transfobie en seksisme verdelen de werkende klasse en dienen niet het belang van de 'geprivilegieerde' arbeiders. Dat is waarom marxisten pleiten voor een verenigde strijd tegen elke vorm van discriminatie en het kapitalistische systeem dat de voedingsbodem voor deze plagen vormt.
Als iedereen die een vorm van 'privilege' heeft een onderdrukker is die profiteert, bestempelt men de meerderheid van de werkende klasse als onderdrukker. Uiteraard moeten we vechten tegen racisme binnen de arbeidersbeweging en tegen racistisch gedrag van collega's op het werk. De werkende klasse is geen heilige koe, die van alle smetten vrij is. Ze wordt beïnvloed door de heersende ideeën binnen de samenleving, de ideeën van de heersende klasse. Echter, wat de werkende klasse bijzonder maakt, is dat zij niet enkel onderdrukt wordt, maar ook uitgebuit wordt in het productieproces. Zij schept de meerwaarde in de samenleving en kan de hele samenleving platleggen door haar positie in het productieproces. Denk maar aan de pensioenstakingen van vorig jaar. Eén staking in één vitale sector (het openbaar vervoer) kon het land platleggen. De beste manier om de beweging van de arbeidersklasse te versterken, is juist om te vechten tegen alles wat ons verdeelt, waaronder racisme. Dit is in het belang van zowel de zwarte als witte arbeiders. Racisme is niet alleen een middel voor de onderdrukking van de zwarte, bruine, of zelfs Oost-Europese arbeiders (hoewel deze groepen natuurlijk direct eronder lijden), maar ook een middel om de ‘autochtone’ witte arbeiders onder de duim te houden.
In werkelijkheid waren marxisten (en andere linkse stromingen binnen de arbeidersbeweging en de anti-racismebeweging) zich, lang voordat dit aan het eind van de twintigste eeuw als een nieuwe ontdekking werd gepresenteerd door intersectioneel feministische academici, al bewust van het feit dat er meerdere, overlappende vormen van discriminatie bestaan. Karl Marx beschreef al hoe Ierse arbeiders in Engeland onderdrukt werden, niet enkel als arbeider, maar ook als Ier. Zijn conclusie was dat de Engelse arbeidersbeweging ook Ierse arbeiders moest organiseren en moest strijden tegen anti-Ierse discriminatie en vooroordelen, in het belang van beide groepen arbeiders. Dit werd later verder uitgewerkt door andere marxisten. Lenin en Trotski formuleerden specifieke eisen voor de strijd tegen onderdrukking van minderheden in het Russische rijk. De mede door hen opgerichte Komintern zette campagnes op tegen kolonialisme en imperialisme. Trotski wees de Amerikaanse sectie van de Vierde Internationale erop dat zij meer aandacht moest besteden aan de strijd van zwarte arbeiders in de Verenigde Staten. Wij zouden nog meer voorbeelden kunnen noemen, maar zullen hiermee volstaan. Sommige zogenaamde ‘marxisten' (voornamelijk stalinisten) hebben zonder twijfel onvoldoende aandacht besteed aan andere vormen van onderdrukking en discriminatie en het feit dat mensen zich wenden tot intersectionele theorie is een begrijpelijke reactie hierop. Maar deze heeft niet tot fundamenteel nieuwe inzichten geleid, en de theorie van wit privilege evenmin.
Sommige voorstanders van de term wit privilege wijzen naar de zwarte Amerikaanse professor W.E.B. Du Bois, die sprak van een 'psychological wage' in de jaren 1930, om te bewijzen dat hun ideeën verder teruggaan dan het einde van de twintigste eeuw. Witte arbeiders werden, zo stelde hij, net als zwarte arbeiders uitgebuit en leefden in slechte omstandigheden, maar zij mochten van de witte heersende klasse meer dingen dan zwarte arbeiders, omdat ze niet zwart waren. Dat noemde hij het psychologisch loon, een uitstekende beschrijving van het mechanisme waarmee de werkende klasse verdeeld wordt, door het ene deel op basis van huidskleur boven het andere deel te verheffen. Dit heeft echter weinig te maken met latere theorieën van wit privilege, zoals die van McIntosh. Du Bois was zijn hele leven een linkse fellow traveller van de socialistische en communistische beweging en ondanks zijn soms pessimistische conclusies (wegens de rol van racistische vakbondsleiders en de politiek van de stalinisten) zag hij het psychologische loon primair als een verdeel-en-heersmechanisme van de kapitalistische klasse en geloofde hij erin dat een socialistische samenleving een oplossing kon bieden voor het racisme.
Voor Theodore W. Allen, die ook vaak genoemd wordt omdat hij in de jaren 1960 sprak over 'white skin privilege', gold hetzelfde als voor Du Bois en voor marxisten: namelijk dat in zoverre men kan spreken over privilege voor mensen met een witte huid, dit primair een controlemechanisme is van de heersende klasse, om de eenheid van de werkende klasse te breken. Hij onderzocht de oorsprong van de ideeën van 'white supremacy' en het idee van een 'wit ras' in de VS, en vond deze in pogingen van de heersende klasse om verenigde strijd van de uitgebuite werklieden te breken. Zo was er Bacon's Rebellion in 1676, waarbij zwarte slaven en witte contractarbeiders samen in opstand kwamen. Het neerslaan van de opstand leidde tot het tot stand komen van de eerste rassenwetten in de VS, als middel om de hiërarchie tussen zwart en wit te vergroten. Theodore Allen wijst er ook op dat Amerikaanse staten met veel aanhang voor 'white supremacy'-ideeën, zoals Mississippi, relatief de laagste lonen hebben voor zwarte maar ook witte arbeiders. Het is duidelijk dat het idee van 'white skin privilege' voor Allen een beschrijving was van een zoethoudertje van de heersende klasse om verdeeldheid te zaaien en de controle te behouden over de lagere klassen. De inzichten van Du Bois en Allen komen overeen met het marxistische standpunt dat racisme in het belang is van de heersende klasse, en niet (ondanks dat ze een iets betere maatschappelijke positie heeft) in het belang van de witte arbeidersklasse. Dit is het fundamentele verschil met de theorie van wit privilege.
Wat zijn de gevolgen?
Wat zijn de gevolgen van de theorie van wit privilege? Zoals we eerder zeiden verklaart het op zichzelf niet waar verschillen tussen zwart en wit vandaan komen. Aanhangers van de theorie zullen meestal 'kolonialisme en slavernij' opnoemen als de oorsprong van wit privilege, maar zelfs dat leggen ze onvolledig uit. Kolonialisme en slavernij waren verbonden met de oorspronkelijke accumulatie van kapitaal, in de tijd dat het kapitalisme opkwam. Een racistische ideologie die het rechtvaardigde om neer te kijken op niet-Europese volkeren was nodig om kolonialisme en slavernij in stand te kunnen houden. Zo raakten kapitalisme en racisme intrinsiek met elkaar verbonden. De logische conclusie is dat de strijd tegen racisme verbonden moet zijn met de strijd tegen het kapitalisme. In plaats daarvan, wordt de aandacht verschoven van het maatschappelijke naar het individuele vlak.
Aangezien wit privilege als een individueel kenmerk beschreven wordt, komen de aanhangers tot individualistische conclusies. Witte mensen worden nu opgeroepen om zich bewust te worden van deze ‘privileges’. Ze moeten hun gedrag gaan ’deconstrueren’ en zo hun rol in de onderdrukking te ontdekken. Door naar hun eigen gedachten- en gedragspatronen te kijken kunnen ze racisme in hun eigen omgeving bestrijden: ‘verander de wereld, begin bij jezelf’, wordt tot in den treure herhaald. Op zich is er niets mis mee om bewustzijn van racistisch gedrag te ontwikkelen en is het zeker niet iets wat we willen ontmoedigen. Maar betekent dit dan ook dat politiegeweld tegen mensen van kleur uiteindelijk zal worden beëindigd? Dat lonen van immigranten weer omhoog zullen gaan? Zullen niet-witte mensen weer gelijke kansen krijgen? Zullen grote bedrijven stoppen met de uitbuiting van Afrikaanse en Aziatische landen? Wordt Fort Europa automatisch ontmanteld als we niet-Europese migranten met vriendelijkere woorden gaan beschrijven? Het behoeft geen uitleg dat het antwoord nee is. Institutioneel racisme zal blijven bestaan zolang het kapitalistisch systeem bestaat en dit systeem kunnen we niet omverwerpen met een individuele aanpak.
Om ons te verlossen van racisme moeten wij ons verlossen van het kapitalisme. In de tussentijd is er meer dan genoeg rijkdom voor iedereen om een enorme loonsverhoging te krijgen, maar ook hier moet gezamenlijk voor worden gestreden. Als wit persoon naar je individuele gedrag kijken is niet genoeg in de strijd tegen racisme. Kijk niet alleen naar jezelf, maar juist naar de wereld, naar hoe het kapitalisme opereert en de onderdrukking systematisch in stand wordt gehouden. Niet witte mensen als homogeen blok, maar de heersende klasse is de enige ware bron van onderdrukking. Alle ‘privileges’ die witte mensen hebben betekenen niets meer zodra de klassentegenstellingen worden ontmaskerd in protesten en de politie op zowel zwarte als witte mensen rubberkogels schiet en traangas gebruikt. Op dat moment is het de werkende klasse tegen de heersende klasse en niets anders. Klasseneenheid is hoe racisme werkelijk kan worden bestreden.
Conclusie
De theorie van wit privilege wijst op een racistische situatie die werkelijk bestaat, maar verklaart het fenomeen op een onjuiste manier en dit leidt tot verkeerde conclusies over hoe we ertegen kunnen strijden.
Als marxisten spreken we liever over fundamentele rechten dan over privileges, omdat dat duidelijker is. Iedereen heeft recht op een goed leven en dat is vandaag de dag wel degelijk mogelijk met alle technologie die we bezitten. We gebruikten voor de aanvang van de coronacrisis ongeveer 80% van onze productiecapaciteit. We kunnen al een kwart meer produceren zonder nieuwe kapitaalinvesteringen. Op basis van de nationalisatie van de banken en grote industrie, met een democratisch productieplan, kunnen we genoeg betaalbare woningbouw realiseren, banen met leefbare lonen scheppen en investeren in kosteloos kwaliteitsonderwijs om je leven lang te kunnen leren en bijleren. We kunnen een einde maken aan de kunstmatige schaarste die gebruikt wordt om mensen van verschillende huidskleuren en afkomsten tegen elkaar op te zetten. De strijd tegen racisme, kan niet plaatsvinden zonder strijd tegen het kapitalisme.
We sluiten af met een citaat van de linkse antikoloniale Surinaamse schrijver Anton de Kom, die de noodzaak van solidariteit goed begreep:
‘En gij, Nederlandse proletariërs voor wie ik mede dit boek schrijf, gij die geen deel had aan de schatten der Hollandse regenten, die in de gouden eeuw gebrek leed en opgehangen en neergeschoten werd voor het Waaggebouw van uw hoofdstad, gij die helden gekend hebt als de geuzen en die aan uw vanen nog steeds de kleur geeft van het bloed der slachtoffers van de Parijse Commune, gij die de schuld niet deelt der overheersers, omdat gij zelve overheerst werd, gij zult de voorvechters onzer vrijheid met ons liefhebben en hun beeltenis zal meegedragen worden in uw stoeten naast dien van Lenin op den dag, dat de grote afrekening met het kapitalisme zal plaatsvinden.’