Slavernij bestaat al lang, het bestaat - helaas - nog steeds. De arbeidsomstandigheden van de arbeiders die in Qatar de voetbalstadia bouwen zijn daar een voorbeeld van. Sinds mensenheugenis worden bepaalde mensen beschouwd als objecten, koopwaren in het bezit van een meester. Vele volkeren hebben zich hier schuldig aan gemaakt. De Atlantische driehoekshandel, met het vervoer van Afrikaanse slaven naar Amerika als belangrijk onderdeel, vormde echter een breuk in de geschiedenis van de slavenuitbuiting. De intensiteit van de uitbuiting nam in Amerika ongeziene proporties aan en slavernij werd er gekoppeld aan een specifieke huidskleur. ‘Zwart’ en ‘slaaf’ werden synoniemen. Het is in die context dat het verhaal van Frederick Douglass, zwarte man en dus slaaf in het 19de-eeuwse Amerika, zich afspeelt.

Een slaaf in Amerika

Frederick Augustus Washington Bailey, beter bekend als Frederick Douglass, werd als slaaf geboren in Maryland in 1818. Voor zijn ontsnapping reduceerde zijn leven zich hoofdzakelijk tot het verrichten van zware arbeid voor blanke meesters. Als slaaf was hij immers een koopwaar, tot aan zijn dood gedoemd de grillen van zijn meesters te bevredigen. Slavernij beschouwde hij als een duivels instituut dat dehumaniserend was voor zowel de slaaf als de meester. In de onderwerping en onderdrukking van de slaaf – noodzakelijk om de sociale orde te behouden – verloren de slavenhouders hun ziel. Hiermee benadrukte hij de onvermijdelijke repercussies van een slavenmaatschappij op het gedrag van de individuele slavenhouder.

De instandhouding van de slavenmaatschappij berustte echter op meer dan louter fysieke repressie; de cultivatie van de onwetendheid van de slaven was een andere steunpilaar. Dat onderwijs een bedreiging vormde voor de slavenmaatschappij begrepen de slavenhouders intuïtief. Frederick Douglass werd het levende bewijs van dit gevaar. De beginselen van het alfabet leerde hij van de vrouw van zijn meester, nadat zij hiermee stopte werd hij autodidact. Onderwijs snijdt echter langs twee kanten schreef Douglass. Het vuur om te ontsnappen werd in hem aangewakkerd; de te betalen prijs hiervoor was echter een steeds groter bewustwording van de gruwel van de slavernij. De kiemen van het abolitionisme groeiden in hem.

Een abolitionist in Amerika

In de Verenigde Staten bestaat er een rechtstreekse link tussen de moderne slavernij en het opkomende kapitalisme. Slavernij speelde namelijk een essentiële rol in de oorspronkelijke accumulatie van kapitaal. De beroving van de vrijheid van zwarten, hun daaropvolgende veroordeling tot slavernij en de resulterende ontmenselijking van diezelfde groep was met andere woorden heel winstgevend voor een kleine minderheid van blanken. Slavernij viel bijgevolg met geen enkel moreel argument uit het Zuiden van de Verenigde Staten van Amerika te verdrijven. Het was immers vastgeroest; uitgegroeid tot de normale gang van zaken. Een groep mensen, abolitionisten genaamd, ging echter tegen de stroom in. Slavernij diende afgeschaft te worden. Frederick Douglass werd hier de belangrijkste woordvoerder van.

Na zijn ontsnapping – in 1838 – bracht hij een krant uit, ‘The North Star’. Hierin fulmineerde hij tegen slavernij. Het materieel, moreel en intellectueel leven van de gekleurden (Colored people) moest worden verbeterd. De sleutel hiertoe was vrijheid. Die boodschap bracht hij ook met zijn stem. Hij reisde de Verenigde Staten (maar ook enkele Europese landen) rond en gaf er tal van speeches over het onderwerp. Naast de strijd tegen slavernij, gaf Frederick Douglass zijn steun ook aan de vrouwenbeweging. Hij vatte zijn ‘strijdparcours’ als volgt samen: ‘Toen ik voor de slavernij vluchtte, was dat voor mijzelf; toen ik voor emancipatie pleitte, was dat voor mijn volk; maar toen ik voor de rechten van de vrouw opkwam, was er geen sprake van mijzelf, en ik vond er een beetje nobelheid in.’

Frederick Douglass was een man met ongelooflijk veel kwaliteiten. Een mens alleen – ongeacht de vele kwaliteiten – kan de wereld niet zomaar veranderen. De politieke context moet gunstig zijn. Dat was het geval in de Verenigde Staten van Frederick Douglass…

Frederick Douglass en Abraham Lincoln: boegbeelden van de strijd tegen slavernij

Het Zuiden van de Verenigde Staten van Amerika herbergde de machtigste slavenmaatschappij in de moderne geschiedenis. Het produceerde bijgevolg een even machtige politieke tegenbeweging. De jaren voor de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) kenmerkten zich door een grootschalige democratische strijd tegen slavernij. Het bewustzijn van een meerderheid van de mensen in het (vrije) Noorden was – voor verschillende redenen (economische, politieke, morele…) – in die richting geëvolueerd.

De opkomst van een nieuwe politieke kracht – de Republikeinse partij – versterkte de strijd tegen slavernij. De verkiezing van Abraham Lincoln (1860) vormde het beginpunt van het einde van de slavernij in de Verenigde Staten van Amerika. Het Zuiden voelde zich bedreigd en reageerde. De burgeroorlog – van 1861 tot 1865 – was het resultaat. De politieke doelen van de Republikeinen werden er met andere middelen verdergezet. Duizenden doden later kwam er een einde aan de slavernij in de Verenigde Staten van Amerika. Het einddoel van de abolitionisten werd bereikt, Frederick Douglass’ levenswerk afgerond.

Bronnen