“ De burgerij kan niet bestaan zonder het constant revolutionariseren van de productiemiddelen en de productieverhoudingen, en dus de maatschappelijke relaties. Het behouden van oude productiewijzen in een ongewijzigde vorm was daarentegen wél de eerste bestaansvoorwaarde voor alle vroegere industriële klassen (bvb. gilden). Het constant revolutionariseren van de productie, het voortdurend verstoren van alle sociale omstandigheden, eeuwigdurende onzekerheid en agitatie onderscheiden het kapitalistische tijdperk van alle andere.( .) De burgerij trekt door de verbetering van de productiemiddelen en door de enorm verbeterde communicatiemiddelen zelfs de meest achtergebleven landen mee in het systeem. Haar goedkope producten zijn de zware artillerie waarmee alle Chinese Muren worden neergehaald. Het dwingt alle landen op straffe van uitsterving de kapitalistische productiewijze aan te nemen , het dwingt hen om wat “beschaving” genoemd wordt in hun midden te verwelkomen, en dus om zelf kapitalistisch te worden. Met andere woorden de burgerij creëert een wereld naar haar eigen evenbeeld.” (Marx & Engels in het Communistisch Manifest)
Een nieuwe generatie is eindelijk opgestaan
In de opeenvolgende massale betogingen tegen de bijeenkomsten van de wereldleiders in Seattle, Göteborg, Genua enzovoort, treedt een nieuwe generatie naar voren. Het is een generatie die revolteert tegen een systeem dat in het zenit van zijn economische macht nog steeds miljarden mensen tot armoede en uitsluiting veroordeelt, het ecosysteem uit balans brengt, miljoenen mensen hun geboortegrond doet ontvluchten en zelfs aan de relatief goed betaalde werknemers uit het noorden in ruil voor gestegen welvaart een gepeperde rekening van stress, onzekerheid, milieuvervuiling, racisme, sociale armoede en geestelijke leegheid presenteert.
Nog nooit in de geschiedenis is de hegemonie van één economisch systeem, het kapitalisme, en binnen dat kapitalisme de hegemonie van één land, de Verenigde Staten, zo groot geweest. Het systeem heeft de alleenheerschappij, maar tegelijk zien we daardoor duidelijker hoe het faalt, hoe het vernietigt. De ineenstorting van het stalinisme in het Oostblok heeft het kapitalisme ook in dat deel van de wereld vrij spel gegeven. En in de landen van de derde wereld heeft het westen nu nog meer dan voordien de mogelijkheid om de lokale markten open te breken door het opleggen van privatiseringen en het wegnemen van beschermende maatregelen voor de eigen industrie en boeren, via de voorschriften die IMF en Wereldbank verbinden aan het toestaan van leningen. Zimbabwe bijvoorbeeld had tot in de jaren ’80 een landbouwbeleid dat enkele progressieve elementen bevatte: overschotten aan graan werden opgekocht door de staat om vaste prijzen te garanderen voor de boeren, en tegelijk had de overheid reserves om bij tegenvallende oogsten de steden van voedsel te voorzien zonder dat er duur moest worden geïmporteerd. Zoiets druist in tegen de IMF-logica: Zimbabwe moest haar reserves verkopen om het betalen van interesten te bespoedigen. Tegelijk werd de lokale markt opengegooid voor de grote graanproducenten in de wereld zoals de USA, Canada en Australië. De verzwakking van het land versterkte meteen de heerschappij van Mugabe en zijn kliek.
Onder andere ten gevolge van deze verhoogde uitbuiting van de derde wereld, die fungeert als afzetmarkt enerzijds en als leverancier van steeds goedkopere grondstoffen en arbeidskrachten anderzijds, en door ook het voormalige Oostblok tot die rol te degraderen, is er sinds het begin van de jaren ’90 een nieuwe periode van sterke economische groei ingetreden. Maar een andere nog belangrijker factor van de groei was de verhoogde uitbuiting van de arbeid in de westerse landen zélf. De flexibilisering en de vertijdelijking van de arbeid nam toe: tijdelijke contracten, interimwerk en een neerwaartse druk op de lonen door bv. jongeren aan slechtere voorwaarden dan hun voorgangers aan te werven of door bepaalde nevenactiviteiten via outsourcing over te brengen in sectoren waar de lonen lager liggen. De productiviteit in de bedrijven werd alsmaar opgevoerd door de introductie van nieuwe technologieën en door middel van fusies, saneringen en delocalisaties. In het kader van het opdrijven van de gemiddelde winstvoet van de grote concerns moesten winstgevende fabrieken hun deuren sluiten zoals Renault, Levi Strauss enzovoort.
“Liberalisering” van de Europese markt
Ook de privatisering of autonomisering van overheidsbedrijven raakte in een stroomversnelling en gooide volledige economische sectoren te grabbel aan het privébezit. De Waalse journalist Gérard de Selys beschrijft in zijn boek “De kraak van de eeuw” hoe in de jaren ‘80 duidelijk werd dat de telecomsector een enorme ontwikkeling zou doormaken en dus een bron van fenomenale winsten zou worden. Tot hun groot afgrijzen stelden de hoofdkwartieren van de MNO’s tegelijk vast dat deze telecomsector zich in Europa voor het grootste deel in overheidshanden bevond en dus begonnen ze te lobbyen voor de privatisering ervan, die naar het publiek toe aan de man werd gebracht als een poort tot betere dienstverlening en lagere prijzen. De grote Europese IT-multinationals zoals Thomson en Siemens werden aldus drijvende krachten achter het stoutmoedige project van de Europese eenmaking en van de zogenaamde “vrijmaking” ofte “liberalisering” van de Europese markt.
Noord versus zuid, een valse tegenstelling
Onder andere door de prominente rol die NGO’s in de huidige antiglobaliseringsbeweging spelen kan de indruk ontstaan dat globalisatie een spel is met het “zuiden” in de slachtofferrol en het “noorden” in de uitbuitersrol. In werkelijkheid echter is diezelfde “globalisering” of de economische evoluties die erachter schuilgaan evengoed werkzaam in het noorden. De echte verarming neemt slechts langzaam toe, maar daar staat tegenover dat een groot deel van de bevolking in een al even schrijnende situatie terechtkomt. Dan is men niet zozeer arm, maar via slecht betaalde, tijdelijke of voortdurend door allerlei reorganisaties en fusies bedreigde jobs slaagt men er steeds maar net in de eindjes aan elkaar te knopen. In elk geval is er geen sprake van enige zekerheid of houvast.
Tegelijk worden er door de reclame en de media overspannen verwachtingen geschapen: om “succesvol” te zijn moet men minstens een 4 x 4 of een Cabrio op de oprit van de fermette hebben staan, en een WAP-GSM en een supersnelle PC met een even supersnelle internetverbinding maken van de dikte van de persoonlijke beurs dé beperkende factor in de communicatie met de buitenwereld. Niet te verwonderen dat veel mensen hun toevlucht zoeken tot kalmeermiddelen, of op een andere manier hun frustraties uiten, bv. in verkeersagressie of in politiek vandalisme in het stemhokje d.m.v. een stem voor extreemrechts.
Globalisering van de uitbuiting
Toch is het niet hier, in het welvarende Europa, dat het kapitalisme zijn grootste gruwelen ten toon spreidt. In Afrika is het menselijk bestaan teruggeworpen tot het levensniveau van het Stenen Tijdperk. Latijns-Amerika op zijn beurt bevindt zich in een quasi permanente toestand van sociale revolte gekenmerkt door massale opstanden zoals in Ecuador begin 2000 en aanslepende guerilla zoals in Colombia. Een relatief welvarend land zoals Argentinië gaat tegen de vlakte bij de eerste bries die opsteekt. Als voorbode van een wereldrecessie kan dat tellen. Zuid-Oost-Azië smaakte even de illusie opgenomen te worden in het zgn. ontwikkelde deel van de wereld maar werd terug naar af gestuurd door de crisis van 1997. Dit systeem faalt dus over de gehele lijn op een ogenblik waarop zijn macht, technologie en rijkdom nooit eerder zo groot was.
Uitsluiting van ontwikkeling
Als er één aspect is dat door de “globalisering” niet geglobaliseerd wordt dan is het wel menselijke ontwikkeling en een menswaardig bestaan. Het “menselijk ontwikkelingsrapport” van de VN brengt volgende cijfers: terwijl wij dromen van een volgende generatie supersnelle computers heeft één derde van de wereldbevolking 130 jaar na de uitvinding van de gloeilamp nog steeds geen elektriciteit. Van de 1223 nieuwe geneesmiddelen die tussen 1975 en 1996 op de markt werden gebracht waren er maar 13 gericht op de behandeling van tropische ziekten .
Jongeren nemen opnieuw het voortouw
Waarschijnlijk is het juist die tegenstelling tussen de mensonterende realiteit enerzijds en de enorme mogelijkheden anderzijds, die maakt dat goed opgeleide jongeren – die zelf lang niet de grootste slachtoffers zijn van het onrecht in de wereld – revolteren in Seattle, Praag, Göteborg, Nice en Barcelona. Net zoals in 1968 grijpt de revolte eerst om zich heen bij jongeren en studenten. Net zoals in 1968 ook speelt zij zich niet af tegen een achtergrond van economische recessie, maar wél aan de vooravond ervan. Wellicht is het net vanwege die onbewuste “timing” dat de nieuwe beweging haar climax nog lang niet heeft bereikt. Want terwijl honderdduizenden manifesteerden in Genua, werd op de beurs duidelijk dat het millenniumfeest in de economie voorbij is. Alle grote multinationale ondernemingen pakken uit met saneringsplannen die stuk voor stuk goed zijn voor de liquidatie van tienduizenden jobs. In het najaar van 2001 zal deze schokgolf Europa bereiken. Hoe zullen de Europese vakbonden reageren? Zullen zij zich opnieuw laten terugdringen in de rol van sociale begeleider, of zal de vonk van Genua overslaan naar het syndicalisme?
Tijdens de omverwerping van het stalinisme in Tsjecho-Slowakije in 1989 vertelde een Tsjechische activiste mij dat “de massale beweging begonnen was op een ogenblik dat men de indruk kreeg dat iedereen definitief murw was geslagen door het systeem”. Diezelfde indruk krijg je ook nu in het “hartland” van het kapitalisme. Pessimisme was troef ter linkerzijde in een door rechts gedomineerd decennium maar plots blijkt het “einde van de geschiedenis” zoals het door Fukuyama werd verkondigd een open einde te zijn waarin het spook van het communisme weer van zich laat horen en een boeiende sequel in het vooruitzicht wordt gesteld
Sterkten en zwakten
Toch is de connectie met die oude bevrijdingsbewegingen, het socialisme, het communisme en het marxisme verre van vanzelfsprekend.
De boeken van de antiglobalisatiegoeroes Negri, Hart, Klein en Forrester halen miljoenenoplagen maar wat zij vooral doen is het mensonterende en onderdrukkende karakter van onze samenleving in de verf zetten. Daarmee voeden zij de mobilisatie. Hoewel deze boeken door de recensenten al snel werden gecanoniseerd tot het nieuwe Kapitaal (No Logo van Klein) of het nieuwe Communistich Manifest (Empire van Negri en Hart) is van een analyse weinig sprake. Maar dat is ook de bedoeling niet van de auteurs. Voor zover een aanzet tot analyse gegeven wordt trekt men daarbij soms erg verregaande conclusies uit het feit dat de hedendaagse loonarbeider eerder een PC bedient dan een draaibank (of een combinatie van beide) en blijft ze dus erg oppervlakkig en intuïtief. Een politiek alternatief is voorlopig al helemaal niet voorhanden. Wat de antiglobaliseringsbeweging verbindt is haar verzet tegen het bestaande systeem, een verzet dat velerlei vormen aanneemt, van “geïnstitutionaliseerde” NGO’s tot anarchistische “casseurs”. Die verscheidenheid heet de sterkte van de beweging te zijn en is dat in zekere mate ook, maar énkel in het huidige stadium van haar ontwikkeling. Eerder vroeg dan laat zal de nieuwe beweging de balans moeten opmaken van haar voorgangers. Zij zal de hefboom moeten vinden waarmee de geschiedenis opnieuw in beweging kan worden gezet en waarmee de inertie van de samenleving zoals zij is overwonnen kan worden.
Antiglobalisering versus internationalisme?
Tegelijk worden ook de zwakheden en de kinderziekten van de nieuwe beweging duidelijk. Eigenlijk trapt de beweging voor een stuk in de val van de tegenstander die ons voorhoudt dat er geen alternatief is voor het bestaande systeem: “het socialisme pretendeerde dat alternatief te zijn en heeft gefaald, dus enkel het kapitalisme blijft over”. De nieuwe antiglobaliseringsbeweging voelt zich daarom enkel gebonden door dat waar zij tégen is, de globalisering, het kapitalisme. Onder invloed van het postmodernisme van de heersende ideologie denkt de beweging dat ze zichzelf opnieuw moet uitvinden op ideologisch vlak. In dit vacuüm treden in de eerste plaats allerhande anarchistische bewegingen naar voren (“reclaim the streets”, “witte overalls”). De anarchisten zetten zich af tegen de idee van een eengemaakte organisatie met een politiek programma (een partij) omdat zij dit op zich als ondemocratisch ervaren. Daartegenover propageren zij spontaneïteit, zelforganisatie en het creëren van “bevrijde ruimten” binnen het systeem, ruimten waarin men zich niets meer aantrekt van de heersende economische relaties en er andere voor in de plaats brengt. Een ultralinkse sectie van het anarchisme, al dan niet geïnfiltreerd door de politie, vindt bovendien dat het bijzonder nuttig is om kapitalistische symbolen te slopen zoals warenhuizen, banken en Mc Donalds-restaurants. Dit is dan de zgn. “directe actie” die er dan volgens een oude bizarre anarchistische illusie zou toe leiden dat de massa’s zich plotseling bewust zouden worden van hun onderdrukking en het systeem zouden omverwerpen.
Gebruik van offensief geweld
Laten we wat het gebruik van geweld betreft alvast zéér duidelijk zijn: Vonk is absoluut en zéér sterk gekant tegen elke vorm van geweld of vandalisme in deze betogingen. Dit niet zozeer om principiële, moralistische of pacifistische redenen. Indien het op bepaalde plaatsen of ogenblikken noodzakelijk is om geweld of een militaire organisatie te gebruiken om zich te beschermen tegen uitbuiting, onderdrukking of aanvallen van het repressieapparaat, dan zijn wij daar geen tegenstander van. Maar in deze betogingen is geweld allerminst aan de orde en speelt het in de kaart van de tegenstander die de beweging kan criminaliseren en de repressie tegen linkse organisaties kan opdrijven. Zo was het bijvoorbeeld het geweld dat gewestelijk ABVV-secretaris Kooyman (geheel onterecht natuurlijk) een alibi verschafte om de steun van zijn organisatie aan de betoging van 19 oktober in Gent tegen de Europese top terug te trekken. De reactie van de organisatoren daarop was trouwens te onduidelijk wat het verwerpen van geweld betreft en vergoelijkt het zelfs een beetje. Een protestcampagne tegen een kapitalistische top is ook een mediastrijd, eerder dan de middeleeuwse knokpartij die sommige anarchisten ervan willen maken. Die strijd verliezen we gegarandeerd indien we ruimte laten aan geweld. Het vermindert onze mobilisatiekracht en isoleert ons. In tegenstelling tot sommige linkse groepen zal Vonk het geweld niet alléén in de schoenen schuiven van provocatie en infiltratie. Hoewel die er zeker zijn en hun rol spelen valt er niets te provoceren indien de gewelddadige anarchistische component niet in de betogingen zou aanwezig zijn. We moeten dus duidelijk afstand durven nemen van al die geledingen van de beweging die geweld propageren als actiemiddel.
Afwezigheid van een politiek platform
Anderzijds is het ook zo dat louter de afwezigheid van een politiek platform reeds de ruimte laat voor geweld en illusies in “directe actie”. Maar ook de meer subtiele varianten van het anarchisme komen als programma niet in aanmerking. De creatie van “bevrijde zones” in het systeem is in feite een herneming van de coöperatieve gedachte die ook in de Belgische arbeidersbeweging onder invloed van het anarchisme sterk aanwezig was. In de BWP (de vroegere SP-PS) was de anarchistische vleugel aanvankelijk erg sterk. Dit experiment heeft gefaald. Ten tweede is het een illusie te veronderstellen dat een 21e-eeuwse samenleving zou kunnen functioneren als een confederatie van lokale gemeenschappen. Laten we duidelijk zijn dat wij als socialisten niet in het minst afstand willen doen van de mogelijkheden van de moderne economie en technologie maar ze juist nog méér, maar democratischer en met respect voor het milieu willen ontwikkelen in het belang van héél de wereldbevolking. Onze ambities reiken verder dan anarchistische zelfbestuurde garages of bakkerijen. Hoe zullen we elektriciteitscentrales en -netwerken doen werken of denken we écht terug te kunnen naar wind- en watermolens? Hebben we al eens nagedacht hoe we waterleidingen, spoorwegen, databekabeling, moderne universiteiten, hospitalen uitgerust met de modernste chirurgiezalen gaan bouwen in héél Afrika, Azië en Zuid-Amerika? Of is dat niet nodig voor de mensen ginder, hebben ze er geen behoefte aan? Stellen de anarchisten voor om die van ons ook maar af te breken wegens niet passend in het stramien van kleinschaligheid en spontaneïteit? Als de anarchisten menen dat al deze grootschalige, 21e eeuwse infrastructuur en technologie op zich rechts is, dan verschillen wij hierin grondig van mening. Wereldomspannende structuren zijn een absolute noodzaak, punt is dat het democratische structuren moeten zijn die toelaten dat de wereldeconomie gepland wordt in functie van de behoeften van de mens en in functie van de vrijwaring van het milieu. En net dat is de kern van het socialistisch alternatief!
De ondraaglijke lichtheid van het spontane
Tevens is het bijzonder nefast de illusie te voeden van een “spontane” beweging zonder organisatie of politiek programma die het bestaande stelsel zal omverwerpen. Het is bijzonder trendy om te verkondigen dat “logge structuren” overbodig zijn en uit de tijd, en dat het mensen afschrikt om aan te sluiten. We hebben in de Jongsocialisten en in de SP genoeg kunnen zien wat er dan gebeurt: alle zogenaamde “logge” structuren (afdelingen, federaties, congressen enzovoort) worden afgeschaft tot er aan de top alleen nog een duistere kliek overblijft die haar zin doet.
Bovendien toont de geschiedenis ten overvloede aan wat er gebeurt met zgn. spontane bewegingen zonder leiding of organisatie: in de DDR wilden de mensen absoluut geen terugkeer naar het kapitalisme maar zochten zij naar een democratisering van het stalinistisch systeem in de richting van een écht democratisch socialisme. Maar omdat er geen partij of organisatie was die het onbewuste bewust kon uitdrukken trad het West-Duitse kapitalisme opnieuw in dit vacuüm. Hetzelfde gebeurde met de Ecuadoriaanse opstand begin 2000: door een gebrek aan leiding en organisatie kon de burgerij haar hachje redden door een legerofficier, die een van de boegbeelden van de opstand was, te overhalen naar de regering over te stappen. Door gebrek aan eigen structuren en leiders was de beweging meteen onthoofd en de revolutie uitgesteld.
Welke weg vooruit?
Vonk heeft de ambitie om samen met allen die ons vervoegen op een open en democratische wijze te werken aan een nieuw, eigentijds socialistisch programma dat steunt op de ervaringen van het verleden en de realiteiten van het heden. Bovendien willen we een basis leggen voor een nieuwe organisatie en leiding in de socialistische beweging. We zijn daarin misschien ambitieus maar tegelijk ook bescheiden: we werpen ons niet zomaar op als een zoveelste nieuwe arbeiders- of massapartij of partij in opbouw maar we werken rond ons programma vooral in de vakbonden en onder jongeren, maar ook in de Jongsocialisten en SP. Waarom? Omdat dit de traditionele organisaties zijn van de werkende klasse en omdat het verzet tegen het kapitalisme steriel zal blijven indien niet op een bepaald ogenblik het overgrote deel van de bevolking, zijnde de mensen die met werken hun kost verdienen zich tegen dat systeem zal gaan afzetten. Met het radicale bewustzijn dat je op een bepaald ogenblik ontwikkelt mag je niet de fout maken om die miljoenen anderen die nog niet op straat komen als dom te verslijten en hen de rug toe te keren. Eerder dan voortdurend het kapitalistische circus achterna te reizen, dan naar Nice, dan naar Genua enzovoort, roepen we jongeren die écht willen vechten tegen het kapitalisme op om met hun nieuw verworven radicale inzichten ook aan de dagelijkse strijd in de bedrijven, de scholen en de wijken deel te nemen en die strijd op een hoger niveau te tillen. Het binnenbrengen van de vakbond in de Mc Donalds-keten en de werknemers daar organiseren voor betere werkomstandigheden, is veel schadelijker voor die multinational dan het slopen van een van hun restaurants. Het is misschien minder spectaculair op korte termijn en het vereist een geduldiger aanpak, maar het is duizend maal effectiever, zeker als je die vakbond dan nog op een gezonde, antibureaucratische en internationalistische leest kan schoeien.
De antiglobaliseringsbeweging moet zich oriënteren naar de arbeidersbeweging en moet zich kunnen verbinden met de dagelijkse sociale strijd. Niet door eenmalig op te roepen aan de leiding om mee te betogen en dan afgewezen te worden, maar door er structureel, en georganiseerd rond een radicaal socialistisch programma, in te werken. De tijd is trouwens rijp: een wereldrecessie ontwikkelt zich en in talrijke bedrijven zal gevochten worden voor behoud van jobs en werkomstandigheden. Bovendien kijkt een nieuwe generatie vakbondsafgevaardigden uit naar organisatievormen die hun vakbonden ook internationaal op de kaart zetten als volwaardige tegenpartij voor de multinationals. De huidige syndicale politiek en structuren bieden daarop geen antwoord.
Netwerken opbouwen tussen groepen en organisaties binnen de huidige antiglobalisatiebeweging is wellicht nuttig maar het blijft in feite scharrelen rond de kerktoren van een bepaald “alternatief” milieu. De grote uitdaging is ervoor te zorgen dat in de toekomst de leiding van de grote vakbonden een concrete strategie uitwerkt en haar leden eindelijk eens effectief organiseert tégen de MNO’s én in de buik van die MNO’s zelf!
We kunnen ons niet veroorloven om deze doelstelling als onrealistisch te beschouwen en een andere, rechtvaardiger samenleving wél als realistisch te beschouwen. Het is de enige weg om dit waanzinnige systeem ten val te brengen en eindelijk de duistere middeleeuwen van de menselijke ontwikkeling achter ons te laten...