Overal ter wereld toont het kapitalisme zijn reactionaire aard. Waar dit het meest opvalt is in de zogenaamde Derde Wereld. De internationale verdeling van de arbeid gaat nu zeer ver als gevolg van de ‘globalisering’ van de laatste jaren. De voormalige koloniale landen hebben hier niet veel van kunnen genieten. Integendeel, de uitbuiting van de landen uit de zogenaamde Derde Wereld door de meer ontwikkelde kapitalistische landen is de laatste tijd enorm gestegen.
Ondanks formele onafhankelijkheid zijn de voormalige kolonies nog meer afhankelijk van het imperialisme dan vijftig jaar geleden. Zuidoost-Azië, dat er om bijzondere redenen in geslaagd was de productiemiddelen te ontwikkelen, is nu ineengestort. De crisis in de Verenigde Staten en hun uitermate grote afhankelijkheid van export heeft deze landen naar beneden gesleurd.
De buitengewone uitbuiting van de voormalige koloniale landen valt op in de onvoordelige handelsrelaties. De grondstofprijzen (met uitzondering van de olieprijs) zijn zeer laag. De Index van de internationale grondstoffenprijzen van The Economist is de laagste in 150 jaar. Binnen het kapitalisme is er geen uitweg mogelijk. In de meeste van deze landen is de levenstandaard van de massa’s niet gestegen of is ze zelfs gedaald. De helft van de wereldbevolking overleeft met twee dollar of minder per dag.
Sommige imperialisten beginnen het gevaar van deze situatie in te zien en pleiten voor de vermindering van de buitenlandse schuld van deze landen en voor de verhoging van hulp. Maar deze maatregelen zijn slechts een druppel op een hete plaat. Al het sentimentele gedoe van de grootmachten over het triestige lot van de arme landen is schijnheilig. De schuldenberg blijft zich opstapelen. Naarmate we dieper in de crisis verzeild geraken zullen de imperialistische landen hun oorspronkelijk enthousiasme voor de liberalisering van de handel (die steeds zeer relatief was, in het bijzonder voor de armste landen) laten vallen en overgaan tot protectionistische maatregelen tegen de export uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Dit zal gevolgen hebben op de economie van deze landen die het al uitzonderlijk moeilijk te verduren hebben door de wereldrecessie.
Het echte opzet van het Amerikaanse imperialisme is de voortzetting van de buitengewone uitbuiting van Azië, Afrika, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika. De beschaving en de ‘democratie’ van Amerika, Japan en West-Europa hangen in grote mate af van de slavernij die de helft van de wereldbevolking tot schrijnende armoede veroordeelt. De toestand is het ideale recept voor een nieuwe opwelling van de revolutie in de voormalige koloniale landen. Sociale en politieke uitbarstingen worden overal voorbereid. Er bestaat overal een potentieel voor revolutionaire ontwikkelingen, zoals in de voormalige koloniale landen: Ecuador, Colombia, Peru, Venezuela, Argentinië, Iran, Indonesië, Palestina, Zuid-Korea, Zimbabwe, Algerije en zelfs in Saoedi-Arabië.
Nieuwe opwellingen zijn onvermijdelijk. Als gevolg van de ineenstorting van de Sovjetunie is heel Centraal-Azië uitermate onstabiel geworden. De lompe tussenkomst van het VS-imperialisme in Afghanistan heeft de instabiliteit nog meer aangewakkerd. De Britse krant The Financial Times van 30/10/01 beschreef Centraal-Azië als een “regio die geteisterd wordt door armoede, afbrokkelende gezondheidszorg en sociale diensten, milieuverloedering en autoritaire regeringen”.
Overal kunnen deze explosieve tegenstellingen nieuwe oorlogen en conflicten ontsteken. De dictator van Oezbekistan, Islam Karimov, is autoritair en corrupt en leeft in sterke onmin met zijn volk. De oppositiebeweging genaamd Islamitische Beweging van Oezbekistan is verbonden met Afghanistan, waar hun guerrilla’s basissen hadden. Door de Amerikaanse steun aan de Oezbeekse tiran zijn de interne tegenstellingen echter opgedreven. Karimov zou graag de hele regio overheersen. Op een totale bevolking van 57 miljoen in Centraal-Azië zijn er 25 miljoen Oezbeken.
De spanningen tussen Oezbekistan en Tadzjikistan, en hun uitdrukking in Afghanistan in het conflict tussen Dostum en de Tadzjieken binnen de Noordelijke Alliantie, zijn zelfs tijdens de oorlog aan de oppervlakte gekomen. De hebzucht van de imperialisten, die graag hun handen willen leggen op de olie en het aardgas van Centraal-Azië en het Kaspische gebied, zorgt voor een ontvlambare mengeling.
Waar men ook kijkt herhaalt zich hetzelfde patroon. Afrika, van de Sahara tot de Kaap, bevindt zich in een belabberde toestand. Door toedoen van verschillende imperialistische machten en stromanlegers blijven de multinationale ondernemingen vechten voor de controle over belangrijke landbouwproducten en mineralen. De laatste jaren zijn we getuige geweest van vreselijke gebeurtenissen: de bloedbaden in Rwanda en Burundi, de chaos in Kongo, de occasionele oorlogen in de driehoek tussen Sierra Leone, Liberia en Guinea in de laatste tien jaar. In Nigeria barsten bijna ononderbroken interetnische en religieuze gevechten uit. Overal zien we elementen van barbarij die de bevolking dreigen te verdrinken.
Latijns-Amerika verkeert in haar diepste crisis sinds de oorlog. Er is geen enkel stabiel burgerlijk regime van de Tierra del Fuego tot de Rio Grande. Objectief gezien zijn de voorwaarden voor een socialistische revolutie in de voormalige koloniale landen rijp sinds meer dan een halve eeuw. In werkelijkheid is de toestand overrijp voor revolutie. Het aftakelende kapitalisme dreigt deze landen naar de barbarij te duwen. De imperialisten kunnen dit proces geen halt toeroepen, hoeveel bommen ze ook laten vallen. De reden waarom de revolutie nog niet is doorgevoerd is niet zozeer het gevolg van de kracht van het imperialisme maar heeft meer te maken met de zwakheid van de subjectieve factor, namelijk de afwezigheid van een echte revolutionaire partij en een revolutionaire leiding.
Opvallend is dat de massaopstand in Algerije [in 2001, n.v.d.r.] heeft plaatsgevonden in een land dat verwoest werd door een zeer bloedige burgeroorlog tussen een fundamentalistische guerrilla en het militaire regime, die het leven heeft gekost aan duizenden slachtoffers. Het is tegen de achtergrond van een ogenschijnlijke onbeperkte reactie dat een massaopstand is uitgebroken. De situatie in Algerije is zeer belangrijk omdat vele burgerlijke denkers de opkomst van de FIS, naast het Iraanse regime, voorstellen als het paradigma van het fundamentalistische ‘reveil’ en als iets wat inherent zou zijn aan de landen met een islamtraditie. In beide landen zien we nu hoe de arbeiders, en in het bijzonder de jeugd, opstanden leiden tegen het bestaande bestel. Op verschillende manieren zijn de massa’s in die landen tot het besluit gekomen dat deze reactionaire bewegingen geen alternatief zijn. De marxisten analyseerden de overwinning van Khomeini in Iran en de verkiezingsoverwinning van de FIS in Algerije als het resultaat van het gebrek aan een alternatief van de traditionele linkerzijde en van hun verkeerde politieke strategie. Het fundamentalisme verliest zijn aantrekkingskracht voor de massa’s naarmate ze effectief aan de macht zijn zoals in Iran. In Algerije worden de meest revolutionaire delen van de jeugd niet aangetrokken door het fundamentalisme en zoeken ze een andere weg in de strijd tegen de pro-kapitalistische generaals. De jongerenopstand verspreidde zich als een savannevuur naar de hele bevolking, vetrekkend van de Berberse gebieden naar alle uithoeken van het land. Comités werden opgezet die dan ook op nationaal vlak werden gecoördineerd. Deze comités namen de plaats in van de falende staat en overheid (transport, media, ordehandhaving enzovoort) en dienden om de strijd te leiden. Met andere woorden, dit waren embryonale sovjets.
De vorming van deze volkscomités wees op het zeer geavanceerde karakter van deze beweging. Tegelijkertijd onderstreepten deze comités de cruciale rol van een revolutionaire leiding. Zowel in Ecuador als in Algerije had een marxistische tendens van verschillende honderden kaders met een sterke inplanting onder de arbeiders, boeren en jongeren de hele koers van de gebeurtenissen kunnen veranderen en een revolutionaire uitkomst kunnen waarborgen. De objectieve voorwaarden die aan de grond liggen van de massaopstand in Algerije verschillen niet van de situatie in de meeste Arabische landen (Marokko, Tunesië, Egypte enzovoort), waar gelijkaardige bewegingen in de toekomst onvermijdelijk zijn. Een overwinning van de arbeiders en de boeren in slechts één land zou de hele situatie drastisch omkeren.
De belangrijkste reden waarom de imperialistische mogendheden zich tot de tanden toe bewapenen is de vrees voor een nieuwe periode van revolte van de voormalige koloniale landen. Het VS-imperialisme heeft in de voorbije periode meer dan om het even wie oorlogen gevoerd. Vooral kleine en zwakke landen die niet konden terugvechten waren het doelwit van de VS: Libië, Granada, Libanon, Somalië, Haïti, Panama, Nicaragua. In Vietnam voerden ze een lange, bloedige en destructieve oorlog die dertien jaar lang ging duren. Deze oorlog hebben ze verloren als gevolg van de massaoppositie in eigen land en door de ineenstorting van het eigen leger in Vietnam.
Sinds Vietnam heeft het Pentagon steeds geweigerd Amerikaanse grondtroepen in te zetten. Vroeg of laat is dit toch niet vermijden. Colin Powell, een voormalige generaal die een tikkeltje meer inzicht heeft dan George W. Bush, vindt dat de Verenigde Staten slechts kunnen tussenkomen als ze over een overweldigend machtsvoordeel beschikken en over een duidelijke ontsnappingsstrategie. Gezien de kolossale vuurkracht waarover het Amerikaanse imperialisme beschikt is dit een zeer schuchtere houding. Het feit dat Colin Powell, die zich voorbereidt voor een plaats in het Witte Huis, dergelijke raad geeft spreekt boekdelen over de diepe vrees bij de strategen van het VS-imperialisme voor de gevolgen van een Amerikaanse betrokkenheid in buitenlandse avonturen. Het duidt op een besef van de grenzen van de macht van het Amerikaanse imperialisme.
Niettemin bereiden de VS zich voor om overal ter wereld tussen te komen. De Colombiaanse regering heeft zo’n slordige 1,3 miljard dollar ontvangen in haar strijd met de guerrilla’s en de Amerikanen drijven nu ook de militaire steun op aan de Filippijnse regering van 2 miljoen dollar per jaar naar 100 miljoen dollar. Bush zit duidelijk in het kamp van diegenen in het Witte Huis die de ‘Powell Doctrine’ veel te schuchter vinden. Voor hen is het tijd dat er nu eindelijk eens grondtroepen worden ingezet in buitenlandse conflicten. Deze overtuiging wordt versterkt door wat ze als ‘overwinningen’ beschouwen in de Golfoorlog, Kosovo en Afghanistan. Ironisch genoeg werd Bush verkozen op basis van een isolationistische retoriek. Dezelfde man heeft nu zijn mond vol over tussenkomsten in Irak, Soedan en Somalië. De logica van de huidige politieke en militaire dynamiek duwt het Pentagon, dat nog steeds als de dood is voor een grondoorlog, toch onherroepelijk in deze richting. Nieuwe opwellingen zijn in de maak. Elkeen van deze kan voor reusachtige destabilisatie leiden in de voormalige koloniale landen, waarvan de gevolgen tot in de VS, Japan en Europa voelbaar zullen zijn.
Marxisme en oorlog
We komen uit een lange periode van economische opgang en relatieve stabiliteit die in zekere mate te vergelijken valt met de periode van vóór 1914. Deze periode is ten einde. Vóór 1914 was het gemakkelijk om de wereld te overheersen. Dit is niet meer het geval. De productiekrachten bevinden zich in een impasse. Dit betekent natuurlijk niet dat er geen ontwikkeling van de productiekrachten meer mogelijk is. Zelfs tijdens de Grote Depressie van de jaren ‘30 was er sprake van groei. Tijdelijke economische opgang is ook niet uitgesloten. Maar de groei die het kapitalisme tijdens de lange opgang na 1945 gekend heeft, staat niet meer op de agenda. De tijdelijke opgang gedurende de tweede helft van de jaren ‘90 heeft plaats gemaakt voor een globale crisis van het kapitalisme in de vorm een economische crisis, zich opstapelende tegenstellingen en permanente oorlog. Op wereldvlak zijn we een nieuwe stormachtige periode ingetreden. Het tijdperk van de wereldrevolutie. Geen era van vrede en stabiliteit maar net het tegenovergestelde. De voormalige stabiliteit maakt plaats voor onzekerheid op alle niveaus. Deze onzekerheid zal op een bepaald moment ook zijn uitdrukking vinden in het bewustzijn van de arbeidersklasse.
Alle belangrijke zaken worden met oorlogen beslecht, of het nu om oorlogen gaat tussen naties of tussen sociale klassen (revoluties). Op dit moment, net zoals in de tijd toen Lenin zijn boek over imperialisme schreef, hebben oorlogen vanuit kapitalistisch standpunt tot doel markten, grondstoffen en invloedssferen te veroveren. In de toekomst zullen er veel oorlogen zijn. Geen wereldoorlog zoals in het verleden maar ‘kleine’ oorlogen zoals tijdens de Golfoorlog en de oorlog in Afghanistan. Als gevolg van de economische crisis en de internationale instabiliteit zullen de wrijvingen en de tegenstellingen tussen de imperialistische mogendheden sterk toenemen. De controle over zelfs het kleinste marktaandeel zal bitsig uitgevochten worden. De imperialisten zullen niet aarzelen oorlogen uit te vechten met stromanlegers die het werk voor hen kunnen opknappen. Dat zien we niet alleen in Afghanistan maar ook in Afrika (Kongo, Sierra Leone, Liberia) en Irak. Deze conflicten kunnen zich verspreiden tot hele regio’s en een nachtmerrie worden voor miljoenen mensen. Onze houding tegenover de oorlog is niet ingegeven door de gruwel van oorlogen maar door de gruwel van het kapitalisme. We nemen een klassenstandpunt in en verzetten ons niet tegen de oorlog om sentimentele redenen, zoals de pacifisten dit doen of de ‘zachte linksen’. Ons belangrijkste werk bestaat erin om de echte betekenis van de oorlog geduldig uit te leggen aan de jongeren en arbeiders. Hierbij ontmaskeren we de schijnheilige propaganda en belichten we de klassenbelangen achter de oorlog. Oorlog is voor ons ‘de voortzetting van de politiek maar dan met andere middelen’.
Een oorlog stelt elke politieke stroming op de proef. In tijden van oorlog zijn reformisten hopelozer dan ooit. De rechtse reformisten geven openlijk hun steun aan het kapitalisme, in het bijzonder aan de sterkste van alle imperialisten: de Verenigde Staten. De links-reformisten nemen een pacifistisch standpunt in en roepen de Verenigde Naties op om in de dans te springen. Vroeger dienden de Verenigde Naties als een forum dat tweederangsproblemen moest oplossen. Ook gaf het de voormalige koloniale landen de gelegenheid om wat stoom af te blazen. Maar zelfs dat kan het nu niet meer. De VN zijn nu volledig overheerst door het VS-imperialisme. De vraag van de ‘zachte linksen’ dat de VN zouden moeten tussenkomen is zowel utopisch als reactionair. Tijdens de Golfoorlog en in Afghanistan waren de VN slechts het vijgenblad dat een ‘wettelijk’ karakter moest geven aan de agressie van het VS-imperialisme. Hetzelfde heeft zich voorgedaan in Korea en in Belgisch Kongo.
Ons standpunt is er een van onverbiddelijk verzet tegen imperialistische oorlogen. Burgerlijk pacifisme verwerpen we echter ook. In tegenstelling tot sommige extreem-linkse groepen zijn wij geen voorstander van gewetensbezwaarden of desertie. Deze standpunten hebben niets te maken met het revolutionaire defaitisme van Lenin. Wij hebben geen moralistische benadering tot de oorlog. Onze politiek wordt ingegeven door de klassenbelangen die op het spel staan. Of we nu voor of tegen een oorlog zijn heeft niet te maken met de misdaden van de Taliban of deze van Saddam Hoessein of van Vargas (Brazilië) of Haili Selassie (Ethiopië) voor de Tweede Wereldoorlog.
Verwarring van de sekten
Naar aanleiding van een mogelijke oorlog tussen Brazilië en Groot-Brittannië vóór de Tweede Wereldoorlog stelde Trotski dat in een conflict tussen een semi-koloniaal land en een imperialistisch land, de marxisten de kant moesten kiezen van het semi-koloniale land. De aard van de regering was hier van weinig belang. Zelf indien de Vargas-regering in Brazilië extreem reactionair was, ja zelfs semi-fascistisch, zouden marxisten in het geval van een militair conflict met het ‘democratische Groot-Brittannië’, Brazilië steunen.
Trotski heeft deze stelling echter niet verder uitgewerkt. De kern van de redenering is echter zeer eenvoudig: we moeten ons verzetten tegen alle imperialistische oorlogen tegen koloniale en semi-koloniale landen, wie er ook in die landen aan de macht is. Voor een marxist is dit het ABC van de politiek. Maar extreem-linkse groepen maken van dit standpunt een karikatuur. Een juiste redenering kan in hun handen volledig omgedraaid worden. Een standvastige anti-imperialistische lijn betekende voor Trotski niet dat Vargas in bescherming genomen moest worden of dat we onze oppositie tegen zijn regime moesten laten vallen. Het tegendeel is waar. Zowel Lenin als Trotski bekritiseerden onverbiddelijk de koloniale burgerij omdat ze niet in staat was een succesvolle strijd te voeren tegen het imperialisme. Ons standpunt over Afghanistan steunt op de klassieke stellingname van Lenin en Trotski. Wij strijden tegen de imperialistische aanval op Afghanistan. Het reactionaire karakter van de Taliban verandert hier niets aan. Maar dat betekent niet dat we de zijde kiezen van de Taliban of Bin Laden of dat we ophouden hun reactionaire politiek te bekritiseren.
De sekten zijn in staat om alle mogelijke vergissingen te maken, soms zelfs onmogelijke. Dit is vooral het geval wanneer het over oorlog gaat. Mensen die een aantal zinsneden van Lenin en Trotski gelezen hebben – zonder deze te begrijpen en te overdenken – beelden zich in grote theoretici te zijn. Tijdens de oorlog in Joegoslavië waren we getuige van een triestig politiek spektakel van het extreem-linkse kamp: de enen steunden de Kroaten (CWI), de andere de Serviërs, de Bosniërs, de KLA enzovoort. Geen enkele van deze groepen slaagde erin een klassenstandpunt in te nemen of het internationalisme hoog te houden. Nu hebben we ook nog zogenaamde trotskisten die de Taliban steun of zelfs de islam. Dit is niet alleen verkeerd maar totaal verwerpelijk vanuit marxistisch oogpunt.
Als gevolg van hun bochten en politieke bokkensprongen belanden de sekten steeds in de meest absurde posities, vooral wat betreft het nationale vraagstuk en de strijd tegen het imperialisme. Uiteindelijk capituleren ze voor de burgerij en de kleinburgerij en verlaten ze een klassenstandpunt. De verdediging van het recht op zelfbeschikking en de strijd tegen het imperialisme betekenen niet dat we elke reactionaire nationalistische tendens moeten steunen die bij toeval in conflict is geraakt met het imperialisme. We mogen niet vergeten dat zowel Bin Laden als de Taliban trouwe handlangers waren van het imperialisme. Zij werkten hand in hand voor de vernietiging van het Moskou gunstig gezinde regime in Kabul. Het is onverantwoord om dit over het hoofd te zien.
De Taliban en hun bondgenoot Bin Laden behoren tot de meest monsterachtige contrarevolutionairen. Nochtans is deze vaststelling onvoldoende om onze houding tegenover de oorlog in Afghanistan te bepalen. Deze oorlog is een duidelijke imperialistische agressie vanwege de sterkste imperialistische staat er wereld tegen een van de armste landen ter wereld. Wij bestrijden het imperialisme, en dat is voldoende. Wij zijn helemaal niet verplicht om ons te vereenzelvigen met de Taliban, die trouwens helemaal niet in staat zijn gebleken een succesvolle oorlog te voeren tegen de imperialisten. Indien de oorlog naar grote waarschijnlijkheid zich verder zet onder de vorm van een guerrillaoorlog van het Afghaanse volk tegen een buitenlandse indringer, dan is dit zeker niet dankzij de Taliban die het Afghaanse volk van de ene catastrofe naar de andere hebben geleid.
De logica die bij de sekten overheerst is ‘dat er toch iets gedaan moet worden’. Wat er gedaan moet worden is echter iets positiefs, zoals het verhogen van het politieke bewustzijn van de arbeiders in het Westen. Maar hun schreeuwerige en hysterische propaganda heeft net het omgekeerde resultaat en zorgt dan ook nog voor het discrediteren van de naam zelf van het trotskisme. Hun argument is dat de Taliban (ondanks enkele kleine vergissingen in het verleden) nu het ‘imperialisme bestrijden’. Vandaar dat we het verleden achter ons moeten laten en een eenheidsfront in de ‘strijd’ moeten vormen. Maar de Taliban zijn evenmin in staat een succesvolle strijd te voeren tegen het imperialisme als Noriega in Panama. Om een ernstige slag toe te brengen aan het imperialisme zijn er andere – revolutionaire – methodes nodig Hoe minder er gezegd wordt over de ‘strijd’ die de sektairen voeren in de kroegen van Londen, Parijs en New York, hoe beter.
Onze tendens kan terecht een trots palmares voorleggen van klassenstandpunten rond oorlog. We moeten weten hoe we een revolutionaire partij kunnen uitbouwen in de praktijk en niet in de lege droomwereld van de sekten. Het is normaal dat de massa van de arbeidersklasse in het begin een oorlog ondersteunt, vooral als het erop aankomt ‘onze jongens’ te steunen. Tegenover arbeiders die de oorlog steunen, moeten we een geduldige houding aannemen en hen niet bedelven onder extreem-linkse en schreeuwerige frasen. In de loop van de ontwikkeling van een oorlog verandert onvermijdelijk de houding van de arbeiders. Hun concrete ervaring drijft hen in die richting. Ondertussen komt het erop aan om ons niet af te snijden van deze arbeiders met dwaze slogans en poses. We moeten echter slogans vinden die een echo vinden onder de arbeidersklasse. We moeten in staat zijn de nodige overgangseisen te formuleren. Bijvoorbeeld, de inbeslagname van de oorlogswinsten en het gebruik van deze gelden voor ziekenhuizen, scholen enzovoort.
Te allen tijde houden we vast aan een klassenstandpunt in ons verzet tegen de imperialistische oorlogen. Onze strijd tegen de oorlog voeren we met onze eigen methodes en slogans. Dit in tegenstelling met de kleinburgerlijke sektairen die onmiddellijk capituleren voor reactionaire ideeën en de rode vlag van de proletarische revolutie vervangen door de zwarte vlag van de reactie en van het fundamentalisme. Dit is net het tegenovergestelde van een revolutionair standpunt. We hebben uitgelegd hoe dat het VS-imperialisme zowel Bin Laden als de Taliban hebben opgefokt, net zoals ze met Saddam Hoessein gedaan hebben. Ons doel bestaat erin het vertrouwen van de arbeidersklasse in de burgerij en haar regeringen te ondermijnen.
Oorlogen gaan dikwijls revoluties vooraf. Toen in 1915 de wereld inde greep was van een bloedige imperialistische oorlog en arbeiders andere arbeiders doodden in een Europa overheerst door het militarisme en de meest zwarte reactie, bleef Lenin vol vertrouwen een revolutie voorspellen. De daaropvolgende gebeurtenissen gaven hem gelijk. Daarom is het belangrijk om tegen de stroom in te roeien. Op een bepaald moment keert het tij. De oorlog zal diepe breuklijnen aan het licht brengen in de wereld. De komende gebeurtenissen zelf zullen een sterke invloed hebben op het bewustzijn van de wereld, de Verenigde Staten incluis. Vragen zullen opgeworpen worden. De gedachten, de houding, de opinies zullen beginnen te veranderen. Zeer grote mogelijkheden openen zich daarom voor een marxistische tendens die in staat is een vast en principieel standpunt in te nemen.
Afghanistan
Aanzienlijke problemen blijven zich opstapelen voor de Amerikanen, ondanks de omverwerping van het regime van de Taliban, zowel in Afghanistan zelf als op wereldvlak, maar dan vooral in het Midden Oosten, dat helemaal onstabiel is geworden als gevolg van hun acties. Niets is opgelost en ze zijn er slechts in geslaagd nieuwe problemen te creëren.
Dit zijn de resultaten die de Amerikanen tot nu toe hebben bekomen:
1) De omverwerping van het Taliban-regime zonder een meer stabiele regering in het zadel te kunnen plaatsen
2) Pakistan uit haar evenwicht gebracht en ervoor gezorgd dat het Afghaanse conflict mogelijk ook buiten de grenzen wordt uitgevochten.
3) India tegen de borst gestoten en het conflict tussen India en Pakistan over Kasjmir verscherpt met het risico van een nieuwe oorlog
4) Saoedi-Arabië ernstig gedestabiliseerd met gevaarlijke gevolgen voor het overleven van de koninklijke familie
5) ‘Gematigde’ Arabische regimes overal ondermijnd en verzwakt
6) Zowel Israël als de Palestijnen vervreemd en de spanningen tussen beide ten top gedreven
7) Bedreigingen geuit tegen Irak, Soedan, Somalië en zelfs Iran. Hiermee verhogen ze de instabiliteit op wereldvlak, in het bijzonder in het Midden-Oosten
8) Een golf van anti-Amerikaanse gevoelens uitgelokt, in het bijzonder in de moslimwereld, die op hun beurt het islamfundamentalisme hebben versterkt
9) Het risico voor nieuwe terroristische aanvallen op de VS, zijn burgers en eigendommen in het buitenland verhoogd
En ten slotte:
10) De Russen toegelaten om weer hun intrede te doen in Kabul
Er heerst geen stabiliteit in Afghanistan. De zogenaamde brede regering, samengeflanst onder Amerikaanse druk, zal het niet lang uithouden. De Oezbeekse leider Dostum en andere krijgsheren versterken hun eigen posities ten koste van de centrale regering. Nooit zal zo’n gammele regering erin slagen greep te hebben over heel Afghanistan. Zichzelf aan de macht houden is al moeilijk genoeg. Enkel buitenlandse militaire steun (de Verenigde Staten en hun voornaamste bondgenoten Groot-Brittannië en Turkije) houdt deze regering recht.
Tot nu toe zijn de Amerikanen erin geslaagd rechtstreeks militair contact aan de grond te vermijden. Dit is iets wat ze als de pest blijven vrezen. Ze zorgen dat anderen de klus klaren. Maar deze strategie schept ook problemen. De Noordelijke Alliantie aanvaardt geld van de Amerikanen maar is niet noodzakelijk bereid te doen wat deze willen. Daarenboven zijn de Taliban wel verzwakt maar helemaal niet van de kaart geveegd. Vroeg of laat verschijnen ze opnieuw op de voorgrond, naarmate de onvermijdelijke desillusie in de nieuwe regering intreedt. Wat ook de hoeveelheid Amerikaanse hulp is, de situatie zal zich niet stabiliseren. Afghanistan is een geruïneerde staat, een bodemloze put waar miljarden dollars in worden gegooid zonder het minste effect. Aangezien de regering een brede coalitie is van groepen en individuen zal elkeen aan de top in Kabul zijn hand uitsteken naar de gulle vrienden in de hoop ze gevuld te zien. De arme Afghaanse bevolking zal echter niet veel zien van deze hulp. Vroeg of laat zullen ze zich keren tegen de regering en haar buitenlandse donors. En in Afghanistan drukt politieke oppositie zich snel uit in de taal van Kalashnikovs.
Dit conflict zal opnieuw aanwakkeren en nog vele jaren aanslepen. Dit perspectief zal niet fundamenteel veranderen in het geval dat Bin Laden of mullah Omar worden gearresteerd of gedood. De heersende kliek en de militaire elite van Pakistan zullen snel weer proberen voet aan de grond te krijgen in hun buurland Afghanistan onder het mom van de verdediging van de rechten van de Patanen. Een verdere inmenging in de binnenlandse aangelegenheden zal de toestand nog verder uit evenwicht brengen en de voorwaarden scheppen voor de uitbreiding van de oorlog tot in Pakistan zelf. Ondertussen heeft de Amerikaanse aanval tegen Afghanistan het hele Midden-Oosten, een regio die van vitaal belang is voor de belangen van het VS-imperialisme, sterk verstoord.
Pakistan
De broze toestand in Pakistan is nog fragieler geworden als gevolg van deze nieuwe oorlog. De omverwerping van de Taliban-regering was een vernederende nederlaag voor Pakistan en de militaire kliek. Het regime in Pakistan is zwak en rot tot op het bot. De val van de regering ligt binnen de mogelijkheden. Het wordt overeind gehouden door het VS-imperialisme. De VS hebben de schuld van de militaire regering gedeeltelijk opgeheven. Zodoende hebben ze de steun van de generaals bekomen voor hun oorlog. Washington heeft zo 600 miljoen dollar aan schulden kwijtgescholden. Ook werden de sancties tegen India en Pakistan opgeheven die hen waren opgelegd na de controversiële kernproeven drie jaar geleden. In verhouding tot de bergenhoge buitenlandse schuld van Pakistan is deze som echter een peulschil.
Officieel leeft 34 procent van de bevolking onder de armoedegrens. Zestig procent van de begroting wordt besteed aan de terugbetaling van de intresten op de buitenlandse schuld. Nog eens 40 procent vloeit weg in de koffers van het leger. Amper 2 procent wordt aan onderwijs besteed. De uitgaven in gezondheidszorg bedragen 2 dollarcent per persoon per dag. Nochtans blijven het IMF en de Wereldbank aandringen op verdere besnoeiingen in de begroting. De liberalisering van de economie in Pakistan heeft desastreuze gevolgen gehad. 3.462 bedrijven gingen over kop als gevolg van de vermindering van de douanetarieven tot 64 procent. De ononderbroken druk voor privatisering leidt tot verdere sluitingen en massale werkloosheid. De sluiting van scholen en klinieken treft enkel maar de armen. De rijken voelen hier niets van aangezien ze toegang blijven hebben tot de private gezondheidscentra en onderwijsinstellingen.
De oorlog heeft de massa’s nog meer van streek gemaakt en verergerde de bestaande instabiliteit. De fundamentalisten laten veel van zich horen maar in werkelijkheid hebben zij geen grote steun onder de bevolking. Eens de arbeidersklasse in actie komt zullen zij van de kaart geveegd worden. Een onafhankelijk klassenprogramma is hiervoor nodig. De Pakistaanse marxisten kunnen hier een beslissende rol in spelen.
Gedurende meer dan vijftig jaar heeft Pakistan gebalanceerd tussen onstabiele en corrupte ‘democratieën’ en even onstabiele en corrupte militaire dictaturen. Het huidige regime is zeer zwak. Het is mogelijk dat de VS-imperialisten er aan denken om Benazir Bhutto over te laten vliegen uit Londen. De massa’s zullen dan weer door de ervaring moeten gaan van een PPP-bewind. Tegen een achtergrond van scherpe maatschappelijke crisis zal dit zorgen voor een scherpe polarisatie tussen de rechterzijde en de linkerzijde en voor een crisis in de PPP. Grote mogelijkheden liggen dan voor het grijpen voor de Pakistaanse marxisten. De perspectieven voor de Pakistaanse revolutie moeten op de agenda geplaatst worden van alle marxisten overal ter wereld. Veel aandacht zal moeten gaan naar de tactiek, de slogans en het programma van de Pakistaanse marxisten.
Turkije
Schrijlings gezeten op Europa en Azië bevindt dit land zich in een strategisch gebied voor het imperialisme, maar ook voor de wereldrevolutie. Turkije beschikt over een sterke en strijdbare arbeidersklasse die periodes heeft gekend van kolossale klassenstrijd die had kunnen eindigen in de overwinning van de revolutie. De verkeerde politiek van het stalinisme die slaafs de Sovjetrussische bureaucratie volgde, heeft in 1980 echter geleid tot de bloedige nederlaag van de arbeidersklasse.
Hoewel de militaire dictatuur van 12 september – in het Westen voorgesteld als een mild militair bewind – verzwakt, blijven de schokgolven ervan tot vandaag de dag voelbaar. De rotte en corrupte Turkse burgerij is niet in staat gebleken de fundamentele problemen van de samenleving op te lossen. De belangrijke economische en industriële ontwikkeling heeft de arbeidersklasse enorm versterkt. Toch blijft de basis van het Turkse kapitalisme relatief zwak en onstabiel. Getuige hiervan is de endemische politieke instabiliteit, gekoppeld aan de economische en financiële crisis.
Turkije kent nu een economische crisis zoals ze er nooit een heeft meegemaakt. De werkloosheid scheert ongekende toppen. Het feit dat deze crisis simultaan is uitgebroken met de recessie in de wereldeconomie maakt een herstel op korte termijn niet gemakkelijk. De aanslepende crisis op het politieke en sociale vlak is de basis voor nog meer politieke onzekerheid en hardnekkige klassenstrijd.
Turkije lijkt in vele opzichten op tsaristisch Rusland, met het grote verschil dat het specifieke gewicht van het Turkse proletariaat duizend keer groter is. De grote buitenlandse schuld weerspiegelt de onderliggende zwakheid van het Turkse kapitalisme. Deze bedroeg 150 miljard dollar tegenover een schamel BNP van 145 miljard dollar in 2001. De Turkse munteenheid, de lira, is sterk afhankelijk van de US dollar en staat hier zwak tegenover. Net zoals het geval is met andere landen treffen de stuiptrekkingen van de wereldmarkt Turkije zeer hard, zoals de ineenstorting aan het einde van het jaar 2000 heeft aangetoond.
Wanhopig om een weg uit deze impasse te vinden probeert het Europagezinde deel van de burgerij de EU te vervoegen. Vanuit het oogpunt van de burgerij is dit de juiste koers die gevaren moet worden. Ze blijkt echter op zeer grote hindernissen te stuiten. Hier bovenop enten zich zeer explosieve regionale ontwikkelingen.
Turkije wordt zeer direct getroffen door de algemene wereldsituatie. Het land is zelf een zwakke imperialistische mogendheid. Op regionaal vlak is het echter een supermacht die net zoals Israël handelt als agent van het VS-imperialisme. Washington heeft Turkije een speciale rol toebedeeld in haar militaire avonturen in het Midden-Oosten en in Afghanistan. Waarschijnlijk hebben de Amerikanen de Turken een deel van Irak beloofd – Mosul en Kirkuk bijvoorbeeld – in ruil voor hun steun tegen Irak.
Turkije heeft dankzij de VS ongetwijfeld een sterkere internationale positie bekomen in de naweeën van 11 september. Als machtig en volwaardig lid van de NAVO kan Turkije niet vergeten worden door de West-Europese landen. De VS willen deze positie nog verder politiek uitbouwen via de EU en economisch dankzij het IMF.
Wat ook de plannen en verwachtingen zijn van de grote imperialistische mogendheden in de regio, gebeurtenissen hebben een eigen logica. De strategen van het imperialisme die snuggere plannen uitwerken voor de Balkan, het Midden-Oosten en Eurazië beseffen de verregaande gevolgen niet die deze ontwikkelingen zullen veroorzaken, in het bijzonder in Turkije, waar de relaties tussen de sociale klassen zeer broos zijn. Sinds de vreselijke nederlaag van 1980 is de arbeidersklasse er nog niet in geslaagd een beslissende beweging in gang te zetten. Deze inertie is echter tijdelijk. Zij gaat niet eeuwig duren. De crisis van het politieke bewind is slechts de weerspiegeling van een diepe en onoplosbare crisis van het Turkse kapitalisme. Vroeg of laat zal dit de massa’s in beweging brengen.
Het Turkse proletariaat is zeer krachtig en beschikt over revolutionaire tradities. Jarenlange vervolging en repressie heeft de arbeidersklasse gedesorganiseerd. Dit is zelfs het geval op vakbondsniveau. De angst voor het brutale militaire bewind met een parlementair gezicht is nog niet verdwenen. Als gevolg van het agressieve antivakbondsbeleid van de burgerij organiseren de vakbonden nog maar 7 procent van de arbeidersklasse. Maar de arbeidersklasse herstelt toch langzaam van de voorbije nederlagen. Een nieuwe generatie van arbeidersmilitanten laat van zich horen. Vroeg of laat zal de klassenstrijd heroplaaien. De gevolgen hiervan zullen Turkije en de hele regio grondig beïnvloeden.
De schokgolven van het Turkse revolutionaire proces zullen een onmiddellijk effect hebben op landen zoals Iran, Irak, Griekenland, Cyprus, Rusland, het Midden-Oosten en de Balkan. Gezien het enorme specifieke maatschappelijke gewicht van de Turkse arbeidersklasse kan de revolutie gemakkelijk de vormen aannemen van een klassieke proletarische revolutie zoals in Rusland in 1917, maar dan op een veel hoger niveau. Een echte marxistisch-leninistische partij met een sterke basis bij de arbeidersklasse zou zo’n uitkomst kunnen waarborgen. Tegelijkertijd zal er dan ook een internationalistische oproep gedaan worden aan de arbeiders en boeren van de andere landen om dezelfde weg in te slaan.
Cyprus
De Verenigde Staten proberen weer eens druk te zetten op de EU om een of ander akkoord te onderhandelen tussen Turkije en Griekenland rond de kwestie van Cyprus. Het blijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het spreekt voor zich dat wij voorstanders zijn van de hereniging van Cyprus. Maar na 25 jaar van opdeling is er nog steeds geen oplossing gevonden. Op Cyprus willen zowel de Grieks- als Turkssprekende gemeenschappen in vrede leven zonder de inmenging en provocaties van Turkije en Griekenland. De meerderheid van de Turkse bevolking heeft ook de buik vol van het probleem van Cyprus. Het Turkse volk is voorstander van een vreedzame oplossing en verzet zich tegen de provocaties van de regering en van fascistische partijen zoals de MHP [de Grijze Wolven, n.v.d.r.]. De liberale burgerij, die zo snel mogelijk Turkije in de Europese Unie wil loodsen, benadrukt dat ook de gelijktijdige aansluiting van het noordelijke en zuidelijke deel van Cyprus een voordeel zou betekenen voor het land.
De arbeiders in het noorden zouden ongetwijfeld een verenigd Cyprus verkiezen, zelfs in het kader van de EU, boven de overheersing van Turkije. De Turkse bezetting staat er synoniem met onderdrukking en armoede. De verklaring van de ‘Noordelijke Turks-Cypriotische republiek’ op 15 november 1983 heeft uitsluitend gezorgd voor de volledige onderwerping van Noord-Cyprus aan Turkije. De maffia en het zwart geld voeren er de plak en de armoede is er wijdverbreid.
Niettemin zijn er machtige belangengroepen gekant tegen de eenmaking van het eiland. De herinnering aan de voormalige onderdrukking van de Turks Cyprioten door de Griekse overheersers van het eiland is niet verdwenen. Denktas, die de steun geniet van het meest reactionaire segment van de Turkse heersende klasse, verzet zich onverzoenlijk tegen de eenmaking. In het tijdperk van de Britse koloniale overheersing was deze man de gouverneur van een Turkse kolonie op het eiland. Met allerlei manoeuvres en intriges wist hij gedurende zo’n 27 jaar al zijn tegenstanders het zwijgen op te leggen. Telkens er een of andere overeenkomst in zicht was, werd deze gedwarsboomd en ging de hoop van de bevolking in rook op.
Gezien de grote belangen die op het spel zijn, is het theoretisch niet uitgesloten dat er toch een of ander zwak akkoord uit de bus komt. Maar dat is verre van zeker. Enkel een losse confederatie vindt genade in de ogen van Denktas, omdat hij dan effectief aan de macht zou kunnen blijven. Dit is niet wat de Griekse Cyprioten willen. Anderzijds zijn er ook nog de netelige vraagstukken van het recht op terugkeer, de eigendomsrechten, de Turkse nederzettingen en vooral de aanwezigheid van het Turkse leger. De toetreding van Turkije tot de EU is ook verre van uitgeklaard. Daarenboven beschuldigen de Turkse reactionairen al diegenen die het Turkse standpunt willen matigen van ‘Cyprus uit te verkopen’. Zij staan onomwonden voor de annexatie van het Turkse deel van Cyprus.
In laatste instantie wordt het lot van Cyprus bepaald door de uitkomst van de revolutie in Griekenland en Turkije. De enige realistische oplossing voor de arbeidersklasse bestaat in de vorming van een socialistische federatie van het hele eiland. Maar omdat het lot van de revolutie in Cyprus afhankelijk is van de revoluties in Griekenland en Turkije moet ons doel de vorming van een veel bredere socialistische federatie met Turkije en Griekenland zijn.
Het Midden-Oosten
De toestand in het Midden-Oosten is uitermate broos. De militaire acties van de Verenigde Staten zullen de regio nog meer uit evenwicht brengen. Het VS-imperialisme is niet verzadigd met de aanval tegen Afghanistan en wil zich op een ander slachtoffer werpen. Een gedeelte van de heersende klasse wil Irak aanvallen. Zo’n agressie tegen Irak zal echter het hele Midden-Oosten in beroering brengen. De olieprijzen zullen de lucht in gaan en de internationale economische crisis verder verscherpen. Elk Arabisch bewind zal op zijn grondvesten daveren door de straatmobilisaties van de woedende Arabische massa’s. Amerikaanse ambassades en economische belangen worden dan een doelwit bij uitstek. Het is ook niet uitgesloten dat het Amerikaansgezinde Saoedische regime wordt omvergeworpen. De VS zullen dan opgeslorpt worden in een niet te stuiten militaire draaikolk.
Bovenop de verhoogde instabiliteit als gevolg van de oorlog in Afghanistan en de verzuring van het Israëlische-Palestijnse vraagstuk zien we hoe de olieprijs gedaald is. De olieprijs is van levensbelang voor Saoedi-Arabië. Dit land kampt met een buitenlandse schuld van meer dan 300 miljard dollar. De Saoedi’s rekenden op de steun van Rusland aan het OPEC-beleid, dat erin bestaat de olieproductie te verminderen om de olieprijs hoog te houden. Rusland verkiest haar eigen belangen te behartigen en heeft geweigerd hieraan deel te nemen. De val van de olieprijs zal alle olieproducerende landen treffen, niet alleen Saoedi-Arabië maar ook Venezuela, Iran, Ecuador, Algerije, Mexico en Indonesië. Dit zijn allemaal landen die revolutionaire ontwikkelingen tegemoet treden.
Bijzonder onrustwekkend voor het VS-imperialisme is de toestand in Saoedi-Arabië. Dit regime heeft onder zware druk van Washington de diplomatieke relaties verbroken met haar Taliban-vrienden. Over het algemeen doen de Saoedische prinsen alles wat de Amerikanen hen vragen. Maar zelfs marionetten kennen grenzen. De toestand in Saoedi-Arabië is verre van stabiel. Ondanks de grote olie-inkomsten is het bewind niet meer in staat de bevolking met gulle toegevingen kalm te houden. Het volk begint te morren en de corrupte heersende kliek wordt nu openlijk bekritiseerd. De opeenvolgende twisten en onenigheid in de koninklijke familie weerspiegelt deze maatschappelijke onrust. De openlijke steun van het regime aan een Amerikaanse militaire actie tegen een moslimland kan de spreekwoordelijke druppel zijn die de emmer doet overlopen. Zoals gewoonlijk gaan de Amerikaanse imperialisten ongelooflijk onhandig te werk. De aanwezigheid van Amerikaanse troepen in het land waar de islam is geboren en waar de meeste heilige steden zijn gevestigd, is gewoonweg dom en helemaal niet noodzakelijk. Nu volharden ze in hun domheid door het regime onder druk te zetten om de Saoedische luchthavens te mogen gebruiken voor aanvallen tegen Irak. Men kan het regime even goed vragen zelfmoord te plegen. Zulke blunders slagen er op termijn wel in het regime in de afgrond te duwen.
De Saoedische koninklijke familie is een reactionaire kliek die een westerse levensstijl – met gul whiskygebruik, sportwagens en dure prostituees – combineert met een publiek imago van godsdienstig puritanisme. Dit laatste vloeit voort uit de vereenzelviging met het strikte Wahabisme. Telkens het regime werd bedreigd door volksbewegingen heeft het geprobeerd de kaart van de godsdienst uit te spelen. Hiermee slaagde het regime erin de meest conservatieve groepen van de islam achter zich te scharen. De Palestijnse zaak wordt ook regelmatig misbruikt voor de eigen egoïstische belangen van de Saoedische oligarchie. Dit wordt als rookgordijn gebruikt waarachter ze hun verdere steun aan het VS-imperialisme verbergen. De immense machtspositie die de meest reactionaire vleugel van de religieuze leiders heeft verworven, is het rechtstreekse resultaat van de berekende manoeuvres van de koninklijke familie. De Saoedische familie speelde een zeer actieve rol in de ‘bestrijding van het communisme’ in Afghanistan en de Golf in nauw bondgenootschap met de Amerikanen. Tot voor kort financierde ze de Taliban. De Saoedische miljonair Osama bin Laden, die nauwe banden heeft met de koninklijke familie, is het product van dit milieu. Het regime krijgt nu de rekening voorgeschoteld. De tegenstrijdige druk van enerzijds Washington en de islamitische reactionairen anderzijds brengt het regime nu volledig uit evenwicht. Het overleven van de Saoedische dynastie hangt nu meer dan ooit aan een zijden draadje.
Het Palestijnse vraagstuk
Het hele Midden-Oosten is in beroering. De nationale onderdrukking van de Palestijnen door Israël heeft wind gezaaid en een storm geoogst die niemand kan beheersen. De heersende kliek in Tel Aviv gaat verder met zijn pervers beleid van onderdrukking, moord en vernietiging. Het is nu duidelijk voor iedereen: de akkoorden van Madrid en Oslo zijn slechts een wrede valstrik.
Maar de belangen van het VS-imperialisme in het Midden-Oosten beperken zich niet tot de staat Israël. De olie in de Arabische landen bekleedt een veel belangrijker plaats in de berekeningen van de VS, aangezien die van levensbelang is voor de Amerikaanse economie. Sinds de val van de Sovjetunie is Washington daarom Tel Aviv onder druk beginnen zetten om toegevingen te doen aan de Palestijnen. Maar omdat Israël in laatste instantie de enige betrouwbare bondgenoot is van de VS in het Midden-Oosten heeft Amerika altijd ondubbelzinnig de kant gekozen van Israël tegen de Palestijnen. In de aanloop van de inderhaast opgezette ‘antiterroristische coalitie’ heeft president Bush nog geprobeerd Tel Aviv het mes op de keel te zetten met de verklaring dat er een ‘Palestijnse staat’ moest komen. Sharon was hier zeker niet over te spreken. Woorden zijn echter goedkoop en over hoe deze hypothetische ‘Palestijnse staat’ er precies zou moeten uitzien werd niet meer gerept. Daarom behoren deze verklaringen enkel en alleen tot het propaganda-arsenaal van de VS, met de bedoeling de regeringen van Caïro, Riyad en Amman te sussen.
Het Amerikaanse imperialisme heeft een cynische houding tegenover het Palestijnse vraagstuk. Het lot van zowel de Palestijnen als de Israëli’s laat hen koud; enkel hun belangen tellen. Het is enkel omdat Washington de steun van Jordanië, Egypte en Saoedi-Arabië probeerde te verwerven voor haar ‘oorlog tegen het terrorisme’ dat er druk werd uitgeoefend op Sharon. De Amerikanen kunnen zich het niet veroorloven dat Israël de Palestijnen verder neerknuppelt Dit zou het bondgenootschap met de ‘gematigde’ Arabische staten schade kunnen berokkenen. Israël stemde daarom tegen haar zin in met de zogenaamde afspraken, maar het ‘staakt-het-vuren’ werd direct geschonden door nieuwe bloedbaden, provocaties en tegenprovocaties. Ten slotte heeft de golf van zelfmoordaanslagen van Hamas Sharon de gelegenheid gegeven om hard te kunnen toeslaan. De Amerikanen zwegen als vermoord.
Ondanks de vreselijke strafexpedities die Israël dagelijks loslaat op de Palestijnen stopt de weerstand op de Westbank en de Gazastrook niet. De huidige beweging kan echter niet voor eeuwig blijven duren. Met een echte marxistische leiding zou de Intifada tot een revolutie hebben kunnen leiden die de nationale bevrijdingstrijd verbonden zou hebben met het idee van een socialistische federatie van Israël en Palestina. Revolutionaire en proletarische militaire methodes ter verdediging van de Palestijnse gebieden hadden daarom hand in hand moeten gaan met propaganda gericht naar gewone Israëlische soldaten en naar de arbeiders en de jongeren van Israël. In de plaats hiervan is de Intifada ontspoord in zelfmoordaanslagen en zinloze aanvallen tegen Israëlische burgers. De hoofdverantwoordelijkheid voor deze uitbarsting van terroristische aanvallen ligt bij het Israëlische imperialisme en het expansionistische beleid dat geschraagd wordt met zware militaire macht en willekeurige aanvallen tegen Palestijnse burgers. De dagelijkse routine van repressie in de bezette gebieden (de Westbank en de Gazastrook zijn nu de facto herbezet door Israël) heeft de Palestijnse jeugd doen teruggrijpen naar de wanhopige methode van het individueel terrorisme.
Dit is een catastrofe voor de Palestijnen. In het geval van een echte ‘loopgravenoorlog’ hebben de Palestijnen meer te verliezen dan de Israëli’s. Tot nu toe zijn er achthonderd Palestijnen omgekomen. Het aantal slachtoffers bij de Israëli’s is veel lager. Op deze basis is de Intifada gedoemd te mislukken. De enige hoop bestaat erin een wig te drijven tussen de reactionaire zionisten en de massa’s in Israël. Door de Israëli’s voor te stellen als één compacte reactionaire massa is de nederlaag van de Intifada gegarandeerd.
De contraproductieve en futiele methodes van het individuele terrorisme moeten daarom plaats maken voor de bewapening van de massa van de bevolking. Dat betekent niet alleen wapens in de handen van de milities van de verschillende politieke groepen of de politie van het Palestijnse Gezag. We zijn voorstanders van de oprichting van gewapende zelfverdedigingsgroepen in de scholen, de bedrijven, de wijken, de dorpen enzovoort onder democratische controle van verkozen comités samengesteld uit arbeiders, studenten, winkeliers, arme boeren enzovoort. Deze hebben tot doel de Palestijnen te beschermen tegen de gewapende agressie van Tsahal en andere Israëlische staatsdiensten. Ook moeten de betogingen en anderen vormen van massa-actie van de Palestijnse weerstand op deze manier beschermd worden. Maar al deze middelen kunnen op zichzelf niet tot succes leiden als de Palestijnen er niet in slagen sterke steunpunten op te bouwen in Israël zelf. Een internationalistische klassenpolitiek is de enige weg vooruit voor de Intifada.
Op basis van de huidige koers is er geen uitweg mogelijk. Telkens de Amerikaanse imperialisten denken een akkoord te hebben gesloten, wordt het even snel verscheurd. Het conflict zal zich voortzetten. Tijdelijke akkoorden zullen gevolgd worden door nieuwe bloedige uitbarstingen die de stabiliteit van het Midden-Oosten verder zullen ondermijnen en oorlogen zullen veroorzaken. Geen enkele oplossing is mogelijk binnen het kader van het kapitalisme. Nieuwe opstanden staan op de agenda, zeker wanner de Amerikanen een militair offensief tegen Irak beginnen.
In een poging om de Palestijnen te sussen, hebben de Amerikanen beweerd dat ze de vorming van een Palestijnse staat in overweging willen nemen. Dit is opnieuw een valstrik. Indien er ooit een Palestijnse staat opgericht zou worden op kapitalistische basis, dan zou deze staat slechts een slaafse marionet van Israël zijn. Niets zou hiermee opgelost worden. De vicieuze cirkel van geweld zou zich gewoon voortzetten. Enkel een revolutie in het hele Midden-Oosten kan zorgen voor een blijvende oplossing binnen het kader van een socialistische federatie van het Midden-Oosten, met de toekenning van volledige autonomie voor de Palestijnen, de Joden, de Druzen, de Kopten, de Koerden, de Armeniërs en andere nationale groepen.
Oost-Azië
Een van de frontlinies van de ‘oorlog tegen de terreur’ ligt in Oost-Azië. Bush wilt de Amerikaanse militaire activiteiten uitbreiden naar Oost-Azië, en dit niet alleen in de Filippijnen maar ook in Maleisië en in Indonesië. De Filippijnse president Macapagal-Arroyo heeft de VS de toegang tot het nationale luchtruim aangeboden, net zoals de toegang tot de voormalige VS-basissen Subic en Clark van de marine en van de luchtmacht. Washington kondigde reeds een verhoging aan van het aantal strijdtroepen en militaire raadgevers bestemd voor de opleiding van elite-eenheden van het Filippijnse leger actief op ‘het tweede front van de door de VS geleide oorlog tegen het terrorisme’.
Het Witte Huis heeft president Magapagal-Arroyo reeds 100 miljoen dollar beloofd. Tegelijkertijd beloven zij president Megawati een totaal van 657,4 miljoen dollar en het herstel van de militaire banden die werden gebroken als gevolg van de rol van de Indonesische militairen in de repressie in Oost-Timor in september 1999. Ook de Maleisische eerste minister Mahatir heeft militaire samenwerking besproken gedurende zijn bezoek aan het land in de maand mei. Zo wordt de hele regio opgezogen in het conflict. Dit zal overal een destabiliserend effect hebben, wat op zijn beurt de weg baant voor nieuwe opwellingen.
De activiteit van fundamentalistische groepen, die dikwijls betrokken zijn in terroristische activiteiten zoals Abu Sayyaf in de Filippijnen en Laskar Jihad in Indonesië, zijn het perfecte excuus voor een nog grotere imperialistische inmenging. Ook Singapore werd het recente doelwit van moslimextremisten. Er bestaat echter nergens de onmiddellijke dreiging van fundamentalistische machtsovername in deze landen, maar Washington blijft verontrust over de instabiliteit die hun activiteiten kunnen veroorzaken en de dreiging op Amerikaanse economische belangen. Nog belangrijker is dat deze landen zich in de nabijheid bevinden van de zeeroutes die de Stille Oceaan verbinden met de Indische Oceaan en het Midden-Oosten. Een verdere desintegratie van Indonesië en de Filippijnen vormt daarom een bedreiging voor de zieke economieën van Japan, Zuid-Korea, Singapore en Taiwan, die bevoorrechte Amerikaanse bondgenoten zijn tegen China.
Alle Amerikaanse manoeuvres in de regio zijn gericht op de poging om China in te tomen. De VS-hegemonie in de Stille Oceaan wordt bedreigd door China. Vandaar dat Bush China heeft herdoopt van ‘strategische partner’ tot ‘strategische concurrent’. Door de vergroting van de Amerikaanse greep op de regionale mogendheden wil Washington in staat zijn Beijings plannen te dwarsbomen. Zowel minister van Defensie Donald Rumsfeld als minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell proberen multilaterale veiligheidsakkoorden af te sluiten met de drie belangrijkste bondgenoten in de regio, Australië, Zuid-Korea en Japan. Een gelijkaardig plan met de Filippijnen, Indonesië en Maleisië (alledrie lid van de ASEAN) is in de maak.
Sinds de Verenigde Staten hun vingers hebben verbrand met de steun aan wankele dictatoriale regimes geven ze nu de voorkeur aan het ondersteunen van ‘hervormingsgezinde democraten’. Hiermee bedoelen we zwakke democratieën die onder druk kunnen gezet worden door het imperialisme om hun agenda van de hervorming van de nationale industrie (de conglomeraten), privatiseringen en de liberalisering van de economie enzovoort door te voeren. Vandaag zien we ook een geleidelijke terugkeer van steun aan de militairen onder het mom van de ‘oorlog tegen het terrorisme’. Dit beleid zal onvermijdelijk veel tegenreactie uitlokken op de imperialistische inmenging. Zo wordt de weg gebaand voor nieuwe revolutionaire mogelijkheden in het ene land na het andere.
De algemene instabiliteit van de regio is de uitdrukking van de aanhoudende crisis van het ‘Aziatische kapitalisme’. De voormalige tijgereconomieën verkeren nog steeds in een diepe crisis. De hoop die deze landen koesterden om toe te kunnen treden tot de selecte groep van hooggeïndustrialiseerde landen is met de crisis van 1997-98 aan diggelen geslagen. Deze crisis was in essentie een overproductiecrisis gedreven door Japans surpluskapitaal. Economieën zoals die van Taiwan en Singapore slaagden er tijdelijk in om deze crisis te boven te komen met de hulp van de opgang in de IT-sector aan het einde van de jaren ‘90. De wereldrecessie van 2001 duwde deze landen weer in de afgrond. De misnoegdheid van de bevolking groeit op een moment dat de arbeidersklasse als gevolg van de industrialisering van de laatste periode nooit zo sterk is geweest.
Zuid-Korea
Zuid-Korea leek snel hersteld na de val van 6,7 procent in BBP in 1998. In 1999 werd een sterkere groei van 10,7 procent opgetekend, gevolgd door 8,8 procent het jaar daarop. In 2000 nam de groei echter af tot een magere 3 procent. Ondanks de korte economische heropleving ging het gemiddelde inkomen van de armste 20 procent gedurende de periode tussen 1997 en 2000 met 5,3 procent omlaag, terwijl dat van de rijkste 20 procent met 11 procent toenam. In oktober 2000 dekte het minimumloon maar 53,1 procent van de ‘basisbehoeften’ van een huishouden van een 29-jarige alleenstaande. Volgens officiële cijfers van het ministerie van Arbeid (die altijd een onderschatting zijn) steeg het aantal industriële ongevallen en werkgerelateerde ziekten van 55.405 in 1999 tot 68.976 in 2000. De publieke sector was het directe slachtoffer van de structurele aanpassingen van de regering. Het gevolg was dat van 1998 tot 2000 een totaal van 131.000 (18,7 procent) arbeiders in de publieke sector hun baan verloren. Dit alles maakt deel uit van de imperialistische ‘structurele aanpassingsprogramma’s’ die gedicteerd worden door het IMF.
Dit zijn cijfers op het toppunt van de hoogconjunctuur. Met de komst van de nieuwe wereldrecessie is de werkloosheid al gestegen en is de houding van het kapitaal en de staat ontoegeeflijker geworden. Het regime van Kim Dae Jung heeft zich tot doel gesteld de militante vakbonden te vernietigen. Als gevolg van stakingen en massamobilisaties van de KCTU is diens leider, Dan Byung-Ho, in de gevangenis gezet.
De plannen van big business zijn op verzet van de massa’s gestuit. Het belangrijkste element in de vergelijking is de leidende rol van het proletariaat. De laatste jaren hebben de Koreaanse arbeiders een heroïsche strijd gevoerd met stakingen, algemene stakingen en gevechten met de politie. De autoarbeiders, de elektriciteitswerkers, de spoor- en gasarbeiders zijn alle betrokken in militante stakingen. De stemming in de maatschappij radicaliseert almaar. Een peiling leerde dat 86 procent van de Koreanen tegen privatisering zijn. Vele van deze stakingen waren gericht tegen de privatiseringsplannen van de regering.
De druk van beneden uit dwong de KCTU een algemene staking uit te roepen in solidariteit met de elektriciteitswerkers en tegen de privatisering en repressie van de staat, maar de staking werd gedwarsboomd door de leiding. Er heerst echter onrust binnen de vakbonden. De meer gematigde leiders worden weggeblazen, waardoor de weg vrijgemaakt wordt voor de transformatie van de vakbonden en een nieuwe opleving in de klassenstrijd.
Het hoge niveau van bewustzijn en de grote strijdbaarheid van de Koreaanse arbeiders blijkt uit het feit dat de KCTU politieke eisen stelt zoals verzet tegen de oorlog in Afghanistan en de nood aan een arbeiderspartij (de Democratische Arbeiderspartij). Hierdoor is ze kunnen uitgroeien tot een van de sterkste vakbonden in de zogenaamde Derde Wereld. De enorme strijdbare geest en elan van de achterban toont het kolossale revolutionaire potentieel aan dat aanwezig is in de arbeidersklasse, niet alleen in Zuid-Korea, maar over geheel Azië, eens ze georganiseerd begint te strijden. Deze arbeiders zijn fris en niet gecorrumpeerd door de opportunistische gewoonten van de arbeidersbeweging in Europa. Ze staan open voor revolutionaire ideeën. Wat nodig is, is een marxistische stroming die geworteld is in de werkende klasse en de vakbonden. Gewapend met een marxistisch programma voor de socialistische transformatie van de maatschappij kan geen kracht op aarde de vooruitgang van het Koreaanse proletariaat tegenhouden.
Sinds de revolutionaire omverwerping van de militaire dictatuur van Chun Doo Hwan zijn de Koreaanse arbeiders en studenten door een langdurige periode van revolutie en contrarevolutie gegaan. De revolutionaire jaren van 1987-89 zijn vergelijkbaar met de Russische Revolutie van 1905. Indien de Koreaanse arbeiders nauwgezet de methoden van het Bolsjewisme bestuderen en die toepassen op hun situatie, kan de Koreaanse werkende klasse in de niet zo verafgelegen toekomst een klassieke arbeidersrevolutie doorvoeren zoals in 1917. Een dergelijke waarachtig socialistische revolutie zou een sterke impact hebben op hun kameraden in het noorden en de veerkrachtige arbeidersklasse van China, Indonesië en de andere Aziatische landen. Zuid-Korea is een cruciaal land in de regio. Gewapend met een Bolsjewistisch programma zouden de Koreaanse arbeiders de Aziatische arbeidersklasse naar de overwinning leiden.
Indonesië
Drie jaar na de omverwerping van de brutale dictatuur van Soeharto (mei 1998) lijkt het revolutionaire proces zijn stootkracht verloren te hebben. De nieuwe regering van Megawati, de derde in drie jaar, is een wankele coalitie tussen haar partij, de Indonesische Democratische Partij, en tussen oude zakenvrienden van de stervende Soeharto, bureaucraten van het oude regime en de machtige militaire groep. Dat Megawati president is kunnen worden, is een direct gevolg van een diepe politieke crisis aan de top van de staat, die leidde tot de afzetting van Wahid, de zogenaamde hervormingsgezinde geestelijke.
De Megawati-regering betekent een heel tijdelijke stabilisering en evenwicht in de hogere regionen van de samenleving, dit met behulp van het leger, dat haar verloren positie sinds de val van de nieuwe orde tracht terug te winnen. Het is een nieuwe poging van de bourgeoisie om een manier te vinden om het land te regeren, aangezien ze niet langer op de oude manier kunnen regeren.
De façade van stabiliteit in de Megawati-regering zal gauw ineenstorten, aangezien ze niet in staat is eenheid te bereiken over alle grote problemen die het gevolg zijn van een economie die een puinhoop is, van de brandende nationale kwestie en, veruit het belangrijkst, van een jonge en nog niet op de proef gestelde arbeidersklasse.
Hoewel de Megawati-regering grote steun geniet bij het leger, is ze geen nieuwe versie van de Soeharto-dictatuur. Onder de huidige omstandigheden is het voor de burgerij niet mogelijk terug te keren naar een openlijke militaire dictatuur. Elke poging om die weg te bewandelen zou de gedesoriënteerde massa’s tot actie dwingen en tot een mogelijke opdeling leiden van het land. Zo’n scenario zou als een zweep werken op het revolutionaire proces.
De Wahid-regering werd gekelderd door onophoudende herschikkingen, verdeling en verschillende groepen die in verschillende richtingen bewogen. Wahids grillige leiderschap aan het hoofd van de staat werd afgedaan als zijn persoonlijke handicap als een blinde, zwakke man die al verscheidene beroertes gekregen had. Deze fysieke conditie was echter een spiegelbeeld van de staat van de burgerlijke klasse in Indonesië. Ze weerspiegelde de algemene crisis van het kapitalisme in Indonesië en het onvermogen om de maatschappij vooruit te duwen.
Binnen Zuid-Azië kaapt Indonesië de titel weg van zwakste schakel in het kapitalisme. De bittere strijd tussen de verschillende groepen in het staatsapparaat bracht een gevaarlijke impasse teweeg en leidde tot nieuwe instabiliteit en, wat gevaarlijker is voor de burgerij, de toenemende betrokkenheid van de massa’s in dit conflict.
Het grootste gedeelte van de linkerzijde, de NGO’s, en de PRD in het bijzonder, hebben steun gegeven aan de groep van Wahid, die ze schandalig genoeg als een hervormingsgezind en ‘progressief’ deel van de bourgeoisie zien. Dit is hetzelfde Mensjewistische en stalinistische standpunt als vanouds. In werkelijkheid diende de PRD als een linkse dekmantel voor een cynische en gewiekste burgerlijke politicus die de belangen verdedigde van zijn maatjes binnen het staatsapparaat en de zakenwereld. De criminele politiek van de PRD-leiding ging zelfs zo ver dat ze de afkondiging van de noodtoestand (die het leger en de politie alle macht geeft om de orde te herstellen) ondersteunden tegen het rebelse parlement, dat hem wou afzetten. Deze politiek leidde tot de algemene desoriëntatie en demoralisatie van de linkerzijde.
Een belangrijke mogelijkheid om de PRD als een massale onafhankelijke socialistische kracht uit te bouwen onder de studenten, jongeren en de arbeidersklasse, is de laatste drie jaren verkwanseld. In plaats daarvan volgde de PRD een noodlottige koers van “geslepen tactieken en bouwen aan een coalitie”, waarbij allerlei delen van de burgerlijke klasse op zoek gingen naar een niet-bestaande progressieve kapitalist die ‘echte democratie’ zou brengen. Ze is er niet in geslaagd haar eigen krachten op te bouwen, en ook niet in de arbeidersbeweging vooruit te duwen. Uit de tragische ervaring met de politiek van de PRD zal de waarachtig revolutionaire jeugd moeten leren en de krachten van het ware marxisme in Indonesië moeten uitbouwen.
Ondanks de huidige laagconjunctuur, die niet echt gestopt is sinds 1997, is de werkende klasse begonnen zich te verdedigen. De arbeidersprotesten in 2001 tegen een bezuinigingsplan van het IMF is een goed voorbeeld van dit proces. Niettemin bevindt dit proces zich nog in de kinderschoenen, ondanks haar tumultueuze aard. In werkelijkheid bevindt het hele proces van de Indonesische revolutie zich nog steeds in een vroeg stadium. Het revolutionaire proces zal lang duren. Dit geeft de marxisten niet eindeloos de tijd om hun krachten te bouwen. Het lelijke gezicht van barbarij en etnische zuiveringen in Oost-Timor, Maluku en andere regio’s in de archipel toont wat zal gebeuren als het revolutionaire socialisme er niet in zal slagen de overheersende kracht te worden in Indonesië.
Afrika
Geheel Afrika is in een staat van beroering. Doorheen het hele continent zijn de sociale omstandigheden erbarmelijk. Amper één voorbeeld illustreert de situatie. In het gebied beneden de Sahara heeft maar 2 procent van de bevolking toegang tot een telefoon. De helft daarvan komt uit Zuid-Afrika. De nationale kwestie komt overal tot een uitbarsting. De sleutel tot de situatie is de arbeidersklasse, die voornamelijk geconcentreerd is in de weinige meer geïndustrialiseerde landen. Vorig jaar zagen we in Nigeria de enorme kracht van de arbeidersklasse gedurende de vijf dagen durende algemene staking die de regering dwong terug te krabbelen in het dispuut over de benzineprijzen. Als gevolg van de extreme onderontwikkeling van het merendeel van de Afrikaanse economie, ligt de echte sleutel echter in Zuid-Afrika, waar er een sterke werkende klasse is.
De beweging van het Zuid-Afrikaanse zwarte proletariaat onder uiterst moeilijke omstandigheden diende als inspiratie voor de werkenden in de hele wereld. Dit kon tot een socialistische revolutie geleid hebben in Zuid-Afrika. Mandela en de andere sloten echter een overeenkomst met de blanke heersende kliek. In feite capituleerden ze. Na de val van het reactionaire apartheidsregime stemden de massa’s voor een ANC-regering. Ze stemden voor een fundamentele verandering. Maar hun hoop op verandering spatte al gauw uiteen.
In het verleden stond het ANC voor een ‘socialistisch’ beleid, althans in woorden. Zoals alle ‘socialistische’ leiders, hebben ze zich nu neergelegd bij het kapitalisme en hebben ze de markteconomie en privatiseringen aanvaard. Het ongenoegen over de regering groeit. Het ANC kon zelfs niet aan de verwachtingen voldoen bij zaken als de voorziening van proper water in de woonsteden. Op velerlei vlakken zijn de levensomstandigheden van het gewone volk zelfs slechter dan voorheen: de golf van privatiseringen, de invoering van individuele watermeters (wat betekent dat het water van arme gezinnen afgesneden wordt; er is in KwaZulu Natal zelfs al een cholera-epidemie geweest), de stijgende werkloosheid enzovoort.
Sommige ANC-raden proberen mensen zelfs te laten betalen voor elektriciteitsrekeningen die ze nog als schuld hebben van de tijd dat de niet-betaling van diensten een gebruikelijke tactiek was van de antiapartheidsbeweging! Aangezien mensen in de woonsteden deze schulden niet kunnen betalen, worden ze afgesneden van het elektriciteitsnetwerk. Dit heeft al tot gevechten geleid in woonsteden over het ganse land, incluis Soweto.
De capitulatie van Mandela en andere ANC-leiders was het logische gevolg van hun valse stadiatheorie, die ze overgenomen hebben van de stalinisten. Ze proberen een zwarte bourgeoisie te creëren, hoewel slechts een klein gedeelte van zwarten effectief de kapitalistische klasse vervoegd hebben. Het enige wat de zogenaamde ‘Black Economic Empowerment’-programma’s bereikt hebben, is dat er nu symbolische zwarten in de beheerraden van enkele bedrijven zitten. Het handvol monopolies dat de sterk geconcentreerde Zuid-Afrikaanse economie domineert, blijft stevig in handen van dezelfde blanke kapitalisten die het land regeerden tijdens de apartheidsjaren. Nu wordt het land geconfronteerd met de gevolgen van een wereldwijde recessie. De rand, de Zuid-Afrikaanse munt, is ineengestort van 7,5 rand per dollar aan het begin van het jaar tot 12 rand per dollar nu.
De leiding van het ANC bestaat uit een kliek zwarte carrièristen die vastbesloten zijn zich te verrijken ten koste van het gewone volk. De ANC- en COSATU-leiding zijn opgegaan in de staat. Cyril Ramaphosa, de vroegere vakbondsleider, is een miljonair geworden. Alle retoriek over democratie ten spijt, wordt het land in werkelijkheid bestuurd door een niet-verkozen kliek rond Thabo Mbeki die getrouw het pro-kapitalistische beleid van het IMF en de Wereldbank volgen. Alle beslissingen worden door deze kliek genomen en vragen zijn niet toegelaten.
Deze situatie heeft echter een breuk teweeggebracht binnen het ANC, wat in de toekomst tot een open splitsing langs klassenlijnen kan leiden. De achterban is misnoegd en rusteloos. De SACP ondergaat ook een gistingsproces. Een deel eist een breuk met de burgerlijke leiders van het ANC. Een groeiend aantal arbeiders en jongeren is gechoqueerd door en vol afkeer van de corruptie van de leiding en hun openlijke omarming van burgerlijke maatregelen. Bovenal zal er zich een kloof openen tussen de ANC-leiding en COSATU. Vakbondsleden worden getroffen door de privatisering van publieke en nationale diensten. De wereldwijde economische crisis zal nu meer ontslagen en stijgende werkloosheid betekenen. Het ongenoegen van de arbeiders over de regering zal groeien en tot een verheviging van de klassenstrijd leiden.
Er zijn al een aantal heel radicale stakingen van de stadswerkers geweest en COSATU werd in augustus 2001 gedwongen een drie dagen durende algemene staking uit te roepen. Er zullen grote mogelijkheden komen om een echte marxistische tendens op te richten binnen het ANC, en vooral in de SACP.
Het ANC is grotendeels leeg, met uitzondering van de ambtenaren en andere functionarissen. Hun leiders leunen op de SACP-leiding als linkse dekmantel. De aanwezigheid van SACP-ministers in de regering zal onvermijdelijk leiden tot kritische vragen. Binnen COSATU zijn er al eisen naar voren geschoven dat de SACP met de ANC-regering moet breken. Ondanks het beleid van het ANC hebben de massa’s echter geen alternatief. In een later stadium zullen er splitsingen voorkomen in het ANC en ook in de SACP.
De meest directe en dringendste taak is de eerste groep marxistische kaders in Zuid-Afrika op te richten, die vecht voor een echte revolutionaire politiek binnen de massaorganisaties, te weten het ANC, de SACP en, uiteraard, COSATU. We moeten eisen dat het ANC breekt met kapitalistische maatregelen en dat de SACP een echt communistisch programma verdedigt. We moeten concreet de vraag stellen naar de machtsovername door de arbeidersklasse, die achter zich de werkloze en semi-proletarische lagen met zich meesleept. Het zwarte proletariaat van Zuid-Afrika is de grootste werkende klasse beneden de Sahara. COSATU is een formidabele kracht met zijn 1,8 miljoen leden. Met de correcte leiding zouden ze gemakkelijk de macht kunnen grijpen en de socialistische transformatie van de maatschappij beginnen.
De permanente revolutie is nu de enige weg vooruit in Zuid-Afrika en in heel Afrika. Als Zuid-Afrika gaat, gaat heel Afrika mee. Een socialistische revolutie in Zuid-Afrika zou onmiddellijk de hele situatie transformeren. Dit zou een ganse reeks revoluties veroorzaken, te beginnen met Zimbabwe, Angola en Mozambique, en zou zich uitspreiden naar Nigeria, Kongo en de rest.