In België gaat op 18 mei in Brussel de jaarlijkse hoogdag voor de LGBTQIA+ gemeenschap door, ook wel Pride genoemd, een naam die de Amerikaanse oorsprong van dit evenement benadrukt. Het was in de Verenigde Staten dat deze marsen voor het eerst plaatsvonden: op 28 juni 1970 verzamelden 2000 mensen zich in New York City om te demonstreren. Ook in andere steden waren er betogingen: ze herdachten allemaal de verjaardag van de Stonewall-rellen, een jaar eerder, en waren vooral een uiting van de woede van homoseksuele, bi- of transgender Amerikanen, die vochten voor hun rechten.

In de jaren 1960 waren de Amerikaanse wetten extreem homofoob. In New York was het verboden om zich als vrouw te verkleden, met mannen te dansen in bars of alcohol te schenken aan homoseksuelen. De weinige plaatsen waar de LGBT-gemeenschap elkaar kon ontmoeten, werden vaak gerund door de maffia en waren dikwijls het toneel van politie-invallen. Dit was het geval bij de Stonewall Inn, een bar in de wijk Greenwich Village.

De Stonewall-rellen

Op 28 juni 1969, om één uur 's nachts, ging de politie de Stonewall Inn binnen om iedereen die in vrouwenkleding rondliep te controleren. Maar die avond weigerden de klanten deze vernederende controles en verzetten ze zich tegen de instructies van de agenten. Zo begonnen twee dagen van rellen waarin de politie te maken kreeg met weerstand en woede van een menigte die aangroeide tot meer dan 1.000 mensen, waaronder transgenders en travestieten van Puerto Ricaanse of Afro-Amerikaanse afkomst, die vooral werden getroffen door armoede en racisme - naast homofobe en transfobe wetten.

Het is niet bekend wie de eerste steen gooide tijdens de Stonewall-rellen. Wat zeker is, is hun revolutionaire karakter en hun invloed op het LGBT-activisme: een maand later richtten Amerikaanse activisten het Gay Liberation Front (GLF) op, dat antikapitalistische standpunten verdedigde en de strijd van de Black Panther Party steunde. Over het algemeen werd de Amerikaanse samenleving in die tijd gekenmerkt door aanzienlijke massabewegingen tegen rassenscheiding, ten gunste van vrouwenrechten en tegen de oorlog in Vietnam. Aan het eind van de jaren 1960 radicaliseerden ze – vooral als reactie op de repressie die ze ondergingen.

Deze strijd maakte deel uit van een massale verwerping van het kapitalisme en de gevolgen ervan, over de hele wereld. De LGBT-beweging is geen uitzondering. Organisaties die vergelijkbaar zijn met het GLF ontstonden in verschillende landen, zoals in België de lesbiennegroep Sappho in 1972 in Gent, de Actiegroep De Rode Vlinder (Trotskistisch geïnspireerd en verbonden met de Revolutionaire Arbeidersliga) in 1976 en de federatie Werkgroepen Homofilie in 1977. Hun gemeenschappelijke doel was, vanuit een fusie van lokale basisgroepen, de nodige maatschappelijke randvoorwaarden te realiseren voor de emancipatie van holebi’s. Natuurlijk kan men kritiek hebben op het programma en de strategie van deze organisaties, die verward waren. Maar ze benadrukten de revolutionaire dimensie van de LGBT-strijd. Activisten hebben ook geprobeerd banden te smeden met de arbeidersklasse en de vooroordelen en vijandigheid van de belangrijkste organisaties van de arbeidersbeweging te overwinnen.

Klassensolidariteit

Het voorbeeld van Mark Ashton, beroemd geworden door de film Pride uit 2014, is bijzonder interessant. Tijdens de London Pride-mars in 1984 lanceerde deze communistische activist een stakingsfonds ten voordele van Britse mijnwerkers, die toen verwikkeld waren in een heroïsche strijd. Ashton dringt aan op de noodzaak van een gemeenschappelijke strijd tegen de regering-Thatcher en tegen het kapitalisme. In het hele Verenigd Koninkrijk ontwikkelde zich een sterke mobilisatie van homo's en lesbiennes ter ondersteuning van de stakende mijnwerkers, die op hun beurt een grote delegatie mijnwerkers naar de mars van 1985 stuurden. Naar aanleiding van deze gebeurtenissen voegden de Britse vakbonden de verdediging van LGBT-rechten toe aan hun programma.

De strijd van LGBT-groepen heeft tot enige vooruitgang geleid, waardoor het burgerlijke systeem gedwongen is bepaalde hervormingen door te voeren. In België bijvoorbeeld werd artikel 372bis die de toestemmingsleeftijd voor homoseksuele contacten op 18 jaar legde, terwijl dat voor hetero’s op 16 jaar was, in 1985 afgeschaft, is sinds 2003 het huwelijk mogelijk met iemand van hetzelfde geslacht en konden in 2006 homoseksuele koppels adopteren. Maar veel vormen van discriminatie – in wetten, administraties en het dagelijks leven – blijven bestaan en eisen elke dag slachtoffers: jonge LGBT-mensen hebben 2 tot 7 keer meer kans om tijdens hun leven zelfmoord te plegen dan de rest van de bevolking. Daarnaast zijn homofobe handelingen de afgelopen jaren ook toegenomen.

In de kapitalistische maatschappij worden geen rechten definitief verworven. In tijden van crisis aarzelt de heersende klasse niet om te vertrouwen op de meest reactionaire elementen van de samenleving, die altijd op zoek zijn naar zondebokken. Om onze rechten te behouden en nieuwe rechten te winnen, moeten we het systeem radicaal veranderen. Homofobie heeft niet altijd bestaan en er is geen reden waarom homofobie zou blijven bestaan in een samenleving die vrij is van uitbuiting en gebaseerd is op samenwerking. De LHBTQIA+-beweging moet zich opnieuw verbinden met haar revolutionaire verleden. In dezelfde klassenbenadering moet de strijd tegen homofobie en transfobie een bekommernis zijn van de hele arbeidersklasse.