In onze regionen ontstond het antimilitarisme reeds vóór de vorming van de Belgische nationale staat en zijn leger. Onmiddellijk na de Franse Revolutie van 1789 verzetten boeren in Vlaanderen zich tegen de dienstplicht die door het nieuwe regime werd opgelegd. De jonge mannen wisten de massale oproeping te ontwijken, wat de militaire opvattingen van die tijd tartte. Deze verwerping van de dienstplicht heeft vooral een royalistische ondertoon.
Pas later, in de 19e eeuw, met de opkomst van de arbeidersbeweging, kreeg het antimilitarisme een socialistische dimensie. Het Belgische leger, ontstaan na de onafhankelijkheid, bestond toen voornamelijk uit vrijwilligers (beroepsmilitairen) en voor een kwart tot een derde uit dienstplichtigen. Elke 19-jarige jongeman werd in zijn dorp of buurt opgeroepen voor een ‘loting’. Als hij het verkeerde nummer trok, werd hij voor drie jaar ingelijfd in het leger.
Omdat veel jongeren al op 15-jarige leeftijd economisch actief waren, werden boeren- en arbeidersgezinnen hierdoor van een inkomen beroofd. Erger nog, de burgerij wist de militaire dienst te ontlopen door een flink aantal jongeren, die verblind werden door een aanzienlijk geldbedrag, om te kopen. Gevolg: kinderen uit de burgerij ontvluchtten het leger, terwijl jonge boeren en proletariërs er oververtegenwoordigd waren. Dit systeem werd als een groot onrecht gezien, een ‘bloedbelasting'.
De strijd van de Socialistische Jonge Wacht (SJW) Tegen het einde van de 19e eeuw voerden de Socialistische Jonge Wacht (SJW), een jongerenorganisatie van de Belgische Werkliedenpartij (BWP), een actieve strijd tegen deze "loterij". Ze lanceerden een tijdschrift, De Loteling, dat op grote schaal werd verspreid onder jonge soldaten. Hun doel: bewustwording creëren en dienstplichtigen organiseren om zich te verzetten tegen repressief gebruik van het leger tegen de arbeidersstrijd.
In die tijd was het leger het belangrijkste wapen van de burgerij om stakingen te breken en de arbeidersklasse te controleren. De SJW veroordeelt dit “interne militarisme”. Karl Marx merkte ook op dat:
"[E]r maar één klein land in de beschaafde wereld is waar militaire troepen worden gebruikt om stakers af te slachten, en waar elke staking een voorwendsel is om de arbeiders officieel te onderdrukken.”
Het leger tegen de ‘interne vijand’
Generaal Vander Smissen, verantwoordelijk voor de "ordehandhaving" in de industriegebieden van Charleroi en Luik, uitte in een rapport zijn bezorgdheid over een leger dat waarschijnlijk sympathiseerde met de stakers. Zijn angst bleek terecht: meerdere keren verbroederden de soldaten met de arbeiders. In de kazerne van Doornik brak zelfs muiterij uit onder leiding van socialistische soldaten.
Het antimilitarisme van de SJW was echter niet 'pacifistisch' in de zin dat de partij het gebruik van wapens op zich niet afwees, net zoals het bestaan van een leger zelf. De SJW verdedigde, net als de BWP, het idee van een "gewapende natie", waarin "iedereen" een "soldaat" zou worden. Voor hen betekende kapitalisme oorlog, terwijl socialisme vrede belooft. De dreiging van een conflict tussen imperialistische machten in Europa was aanleiding tot debatten, resoluties en congressen van de Socialistische Internationale. Maar de grootse verklaringen bleven dode letter aan de vooravond van de grote slachting van 1914…
“Nooit meer oorlog!”
De traumatische ervaringen van de Eerste Wereldoorlog, met de dodelijke loopgraven in Vlaanderen, lieten een diepe indruk na op het bewustzijn van de bevolking. Het antimilita-risme, tot dan toe in essentie socialistisch, drukt zich nu ook uit in een Vlaams-nationalistisch pacifisme. De naoorlogse Vlaams-nationalistische beweging verzette zich duidelijk tegen oorlogen. De viertalige boodschap op de IJzertoren getuigt hiervan: “Nooit meer oorlog!”
De onvoorwaardelijke steun van de BWP aan de slachting van 1914-1918 leidde vlak na het conflict tot de oprichting van de Kommunistische Partij van België (KPB). De KPB en haar jongerenorganisatie gaven vervolgens een duidelijk re-volutionaire richting aan het antimilitarisme. Maar de KPB bleef een marginale partij en is er niet in geslaagd de BWP te vervangen als belangrijkste kracht binnen de arbeidersklasse.
Het "Gebroken Geweer”
Tijdens het interbellum intensiveerde de SJW haar antimili-taristische campagnes met het embleem van het “Gebroken Geweer”. Een demonstratie in 1921, waaraan oorlogsweigeraars, socialistische veteranen, SJW en zelfs een minister van de BWP deelnamen, leidde tot de val van de regering. Tot de Tweede Wereldoorlog werd antimilitarisme gecombineerd met de strijd tegen fascisme.
De nucleaire dreiging en moderne mobilisaties
Na 1945 was het de angst voor een nucleair conflict tussen de USSR en de Verenigde Staten die de jeugd en de arbeidersbeweging mobiliseerde. NAVO-lidmaatschap werd door de KJ (Kommunistische Jeugd), maar ook door de SJW en de linkerzijde van de BSP afgewezen.
Begin 1973 leidden de maatregelen van minister Vanden Boeynants tot een golf van protesten op middelbare scholen. De regering wil de mogelijkheid van uitstel van de dienstplicht om studieredenen bij 18-jarigen afschaffen.
Dat zet echter heel wat kwaad bloed bij middelbare scholieren en studenten die gedurende februari elke vrijdag massaal op straat komen om te protesteren. Onder druk geeft de regering toe. De plaatsing van kernwapens in België leidde in de jaren 1980 tot een uitzonderlijke mobilisatie, die culmineerde in een grote manifestatie met 300.000 mensen in Brussel.
Na het einde van de Koude Oorlog leidden de oorlogen in Irak en de inval in Afghanistan tot nieuwe protesten en scholierenstakingen. Het gebruik van de havens van Ant-werpen en Oostende, alsook het Belgische spoorwegnet voor de oorlog in Irak, wordt aan de kaak gesteld door de campagne "Shipspotting", geïnitieerd door onze organisatie.
Antimilitarisme vandaag
Tegenwoordig staat antimilitarisme weer centraal in de bezorgdheid van jongeren en vakbonden. De oorlog in Oekraine en de genocide in Gaza hebben bij een groot deel van de jeugd verontwaardiging opgeroepen. Net als steeds meer mensen zijn wij van mening dat 'als we vrede willen, we ons moeten voorbereiden op een revolutie’.