Binnen de linkse beweging wordt het Vlaams Blok vaak op een heel moralistische manier benaderd. “Je mag niet op het Blok stemmen want racisme is slecht.” Dat soort redeneringen. Een kijvend vingertje heeft nochtans weinig impact op mensen hun gedrag, en heeft vaak zelfs een averechts effect.

Vonk benadert de kwestie van extreem-rechts vanuit een heel andere hoek. Het Vlaams Blok is in de eerste plaats een vijand van de werkende bevolking en moet als zodanig bevochten worden. Altijd maar hameren op hun racisme brengt geen zoden aan de dijk, hoewel wij natuurlijk akkoord gaan dat racisme verwerpelijk is. Het migrantenthema is voor het Blok steeds een secundaire kwestie geweest, een tactiek om te scoren bij de bevolking en zo te kunnen groeien. We moeten extreem-rechts echter niet bevechten binnen de krijtlijnen die ze zelf hebben uitgetekend, maar komen tot de kern van de zaak: het Vlaams Blok heeft zeer kwade plannen voor de werkende mens, het ‘volk’.

Hun wetsvoorstel over de rechtspersoonlijkheid van de vakbonden is daarvan een zeer goed voorbeeld. Met dit wetsvoorstel, dat ze al verscheidene keren hebben ingediend in het parlement, willen ze de vakbonden ernstig muilkorven door hen voor de rechter te kunnen dagen bij sociale conflicten (stakingen enz.), materiaal in beslag te laten nemen en inzage te krijgen in de stakingskassen en de lidgelden. In zijn sterk onderbouwd boek ‘Wat het Vlaams Blok verzwijgt’ schrijft Marc Spruyt hierover de volgende pertinente woorden (p.138):

“Het bewuste wetsvoorstel is bijna even oud als het Vlaams Blok zelf. Voorzitter Karel Dillen diende het voor het eerst op 23 september 1983 in (en het was daarmee het tweede voorstel waarmee het Blok voor de pinnen kwam). Dat was twee maanden vóór dat over de terugkeer van de migranten. Het geeft te kennen waar de partij al van in de prille beginjaren de prioriteiten legt.”

Extreem-rechts richt zich dus fundamenteel op zware repressie van de arbeidersbeweging, en ze doen dit door aanhang te verwerven op de kap van de zwaksten in onze samenleving, de migranten en de uitkeringtrekkers.

Staat het fascisme voor de deur?

Waarschijnlijk zal het Vlaams Blok in Vlaanderen en het Front National in Wallonië bij de verkiezingen van juni opnieuw vooruitgaan. De reactionaire demagogen van extreem-rechts hebben in een groot deel van Europa de afgelopen tien jaar verschillende successen geboekt: het FN in Frankrijk, de FPÖ in Oostenrijk, Alleanza Nationale en Lega Norte in Italië, de LPF in Nederland, Dansk Folkeparti in Denemarken, de SVP in Zwitserland en nog enkele landen. Die successen gaan zeker en vast niet altijd in stijgende lijn. De onervaren Lijst Pim Fortuyn werd in de Nederlandse regering aan mootjes gehakt en de Oostenrijkse FPÖ heeft onlangs bij deelstaatverkiezingen rake klappen gekregen. Toch blijft de algemene trend voor extreem-rechts opwaarts. Dreigt Europa opnieuw overrompeld te worden door het fascisme?

Al deze partijen gelijken ten dele op het vroegere fascisme in hun standpunten tegen de vakbonden en het socialisme, hun racistische demagogie, hun programma ten voordele van het patronaat, hun conservatieve visie op de plaats van de vrouw enzovoort. In hun rangen zijn ook echte fascistische kernen actief. Deze zijn echter in de minderheid. Er is een verschil in de politieke aard van het Vlaams Blok en de openlijke fascistische kernen erbinnen en erbuiten.

Vaak gebruiken mensen de term ‘fascist’ als een scheldwoord. Dikwijls krijgen rechtse leiders en autoritaire personen ook de naam ‘fascist’ opgeplakt. Zo zou Bush een fascist zijn, maar ook Verhofstadt en voor sommigen zelfs Steve Stevaert. Nochtans verschilt hun beleid zeer sterk van dat van Mussolini of Hitler in het verleden. Als je een term zo breed gaat uitsmeren, dan wordt hij op de duur zo vaag dat je niets meer zegt... en dat de echte betekenis van fascisme vergeten wordt. Natuurlijk moeten we racisme en reactionaire politiek bekampen. Hysterisch geschreeuw over fascisme werkt evenwel desoriënterend. Als je jaren herhaalt dat het fascisme voor de deur staat – of zelfs al aan de macht is – dan worden mensen immuun voor dit geblaat en geloven ze je niet wanneer het echte grote gevaar dreigt.

Het fascisme tijdens het Interbellum

Marxisten maken van het fascisme een klassenanalyse. De belangrijkste basis van het fascisme in de jaren ’20 en ’30 was de kleinburgerij. In die tijd was de klasse van kleine bezitters veel groter dan vandaag, want het ging ook om de kleine grondbezitters, de boeren. De algemene malaise van het kapitalisme tussen de twee wereldoorlogen had hen totaal geruïneerd. Aangezien de leiding van de socialistische beweging hen geen vooruitzicht op betere levensomstandigheden kon bieden, kwamen ze onder de invloed van fascistische leiders. Het is geen toeval dat het fascisme juist in Italië en Duitsland een sterke basis verwierf. In beide landen braken revoluties uit na de Eerste Wereldoorlog (Italië in 1920 en Duitsland in 1918 en 1923), maar de socialistische leiders gaven de macht braaf terug uit handen aan de bourgeoisie. Zo plaveiden ze de weg voor het fascisme.

De kortzichtige politiek van de socialistische leiding dreef de verarmde kleinburgerij en het lompenproletariaat in handen van het fascisme, dat radicale toespraken afstak tegen het financiekapitaal, maar ook tegen de socialisten, die volgens hen verraders waren. Zo groeide het fascisme tot een massabeweging van de kleinburgerij met grote haat tegen de arbeidersbeweging en het socialisme. Er heerste een echte strijd om wie van beide de straten beheerste, fascistische knokploegen pleegden continu aanslagen op linksen. Het fascisme had tot doel elke onafhankelijke vorm van arbeidersorganisatie te vernietigen. Dit ging zelfs zover dat sportieve en culturele organisaties van de arbeidersbeweging tot gruis werden herleid. Het fascisme was dus gericht op de fysieke uitschakeling van de socialistische beweging. Doordat het om een massabeweging ging die honderdduizenden aanhangers op straat kon brengen, was het fascisme als repressiemiddel tegen de vakbonden en de linkse partijen veel beter dan ook maar enige staat kan zijn. Overal in de arbeiderswijken hadden ze ogen en oren, veel meer dan de meest ontwikkelde politiestaat ooit kan hebben.

De arbeidersbeweging bleef echter eveneens kolossaal en kon eigenlijk nog meer volk op straat brengen. En toen brak de crisis van de jaren ’30 uit, de zwaarste economische depressie in de geschiedenis van het kapitalisme. Miljoenen mensen werden ontslagen, maar nog konden de kapitalisten hun winsten niet herstellen. Daarvoor moesten ze de arbeidersbeweging een beslissende nederlaag toe brengen. Felix Morrow schrijft hierover in ‘Revolution and Counterrevolution in Spain’:

“Fascisme is die speciale vorm van kapitalistische dominantie waartoe de bourgeoisie uiteindelijk overgaat wanneer het voortbestaan van het kapitalisme niet compatibel is met het bestaan van georganiseerde arbeiders. Ze gaan over tot fascisme wanneer toegevingen, die het product zijn van de activiteiten van vakbonden en arbeiderspartijen, een ondraaglijke last worden voor de kapitalistische heersers, dus onverdraaglijk voor het voortbestaan van het kapitalisme. Voor de werkende klasse dringt zich op dat moment onherroepelijk de onmiddellijke oplossing op: ofwel fascisme, ofwel socialisme.”

Het is bij de crisis van de jaren '30 dat ook de Duitse bourgeoisie haar volle steun aan de nazi’s gaf. Ze gebruikten de kleinburgerij als stormram tegen de werkende klasse. Aangezien de socialistische én communistische leiding geen adequaat antwoord klaar had, slaagde de heersende klasse in haar opzet. Cijfers over de winsten in Duitsland kunnen dit verduidelijken. In 1929 bedroeg het kapitaalinkomen van de Duitse industrie 5.489 miljoen Mark en het arbeidsinkomen in de Duitse industrie 42.915 miljoen Mark (hou er rekening mee dat kapitalisten slechts een kleine groep zijn en arbeiders een heel grote groep). Toen in 1930 de crisis uitbrak daalde het kapitaalinkomen tot 3.044 miljoen Mark en het arbeidsinkomen tot 39.169. Met andere woorden, het inkomen van de industriëlen werd bijna gehalveerd, terwijl de werkende klasse haar inkomen redelijk kon handhaven. Vandaar dat het kapitaal haar volledige gewicht wierp achter de stoottroepen van de nazi’s! Zij waren het laatste redmiddel om de arbeidersbeweging te breken en zo de winsten te herstellen. Wat ook gebeurde. In 1928 haalden de nazi’s nog een magere 2,6 procent van alle stemmen bij de algemene verkiezingen. Door de financiële en politieke steun van de heersende klasse kon Hitler in een mum van tijd (van 1930 tot 1933) opklimmen tot de absolute heerser van Duitsland. De beroemde historicus William Shirer schreef: “Eigenlijk waren de kolen- en staalbelangen de belangrijkste financiële bronnen waarmee de industriëlen tussen 1930 en 1933 Hitler over de laatste obstakels naar de macht hielpen.” Tegen 1935 was er dan ook een totale ommekeer in de verhouding tussen kapitaalinkomen en arbeidersinkomen. Het eerste was meer dan verdubbeld tot 7.088 miljoen Mark, terwijl het laatste bijna een kwart verloor tot 30.485 miljoen Mark. Voor die ommekeer was een bloedige nederlaag van de arbeidersorganisaties nodig geweest. Onmiddellijk na de machtsovername door Hitler begon een heksenjacht op communisten, socialisten en syndicalisten (naast homo’s en de miljoenen joden). Honderdduizenden activisten en leiders van de arbeidersbeweging vonden hun einde in de concentratiekampen. Zo kon de Duitse heersende klasse haar suprematie herstellen, en de joden waren voor hen steeds slechts een secundaire kwestie waardoor ze de aandacht konden afleiden.

Geen fascistische dreiging vandaag

Is dit het scenario dat ons te wachten staat als het Vlaams Blok aan de macht komt? Daarvoor hoeven we maar te kijken naar landen waar vandaag extreem-rechtse partijen mee aan de macht zijn. In Oostenrijk regeert de FPÖ met de conservatieven, en in Italië maken de extreem-rechtse AN en LN deel uit van de Berlusconi’s coalitie. Dit zijn zeker rechtse regeringen, maar je kan ze bezwaarlijk gelijkstellen aan de moordende terreur van fascistische regimes. In Italië verraste Gianfranco Fini, de leider van AN, zelfs vriend en vijand door in oktober 2003 plots voor de toekenning van gemeentelijk stemrecht aan migranten te pleiten!

Hetzelfde geldt voor de Franse steden waar extreem-rechts de scepter zwaait. Het FN van Le Pen of de MNR van Mégret (een afsplitsing van het FN) voeren in Orange, Vitrolles, Marignan en voordien ook in Toulon onmiskenbaar een heel rechts beleid. Subsidies aan vakbonden worden stopgezet, ze mogen niet langer stedelijke lokalen huren, progressieve jeugdverenigingen worden opgedoekt, linkse literatuur uit de bibliotheken genomen, migranten mogen geen producten meer verkopen op bepaalde markten en moeten allerlei andere discriminaties ondergaan, en ga zo maar door. Tot fysieke eliminatie van de arbeidersbeweging, zoals onder het fascisme, zijn de extreem-rechtse bolwerken echter niet overgegaan, en dat zouden ze binnen de huidige krachtsverhoudingen tussen de klassen ook helemaal niet kunnen. Die ongunstige krachtsverhoudingen werden dik in de verf gezet toen Le Pen in 2002 onverwacht tweede eindigde bij de presidentsverkiezingen. Onmiddellijk werden de straten overspoeld door honderdduizenden betogers, jongeren, syndicalisten en andere linksen. Op 1 mei manifesteerden naar schatting anderhalf miljoen Fransen in Parijs en nog eens 1 miljoen in de rest van Frankrijk. Het Front National kon hoogstens 10 à 15.000 aanhangers op de been brengen aan het standbeeld van Jeanne D’Arc. Wie beheerst er dan de straten?

Extreem-rechts is vandaag vooral een electoraal verschijnsel. Ze krijgen een aanzienlijk aantal stemmen, maar ze vertegenwoordigen geen massabeweging. Het Vlaams Blok zelf heeft wel een ontwikkeld partijapparaat, maar in vergelijking met andere partijen betrekkelijk weinig leden en militanten. De militante basis van het fascisme, namelijk de kleinburgerij, is immers nog maar een fractie van de bevolking, en door de industrialisering is de verhouding tussen de klassen serieus gewijzigd. Fascistische stoottroepen zijn bijgevolg geen massabeweging, wel virulente sekten die zeer sporadisch linksen lastig vallen. In de jaren ’70 tot begin jaren ’90 lieten ze nog wel van zich horen door regelmatig linksen zwaar toe te takelen en progressieve boekenwinkels te vernielen. De reactie vanuit de linkerzijde toonde nochtans direct wie echt over de straten heerst. Toen Kris Berden, een militant van Vonk, in Antwerpen het hoofd werd ingeslagen door fascisten, konden wij duizenden mensen mobiliseren om te betogen tegen dit gespuis. Aangezien ze door deze methoden toch niet konden winnen, heeft het Vlaams Blok haar fascistische benden de laatste tien jaar aan banden gelegd. Momenteel dienen ze voornamelijk als ordediensten bij activiteiten van de partij.

Voor de heersende klasse is het fascisme vandaag geen optie. Hoewel de crisis vandaag eveneens bijt, worden de winsten helemaal niet in die mate aangetast als tijdens de jaren ’30. Om hun belangen te verdedigen bedienen de banken en de industriëlen zich momenteel van de burgerlijke democratie. Ze regeren via de burgerlijke partijen (soms van extreem-rechtse signatuur, zoals in Oostenrijk) en indien nodig via de burgerlijke arbeiderspartijen (in België PS en SP.a). Steun aan fascisten zou vandaag werken als een rode lap op een stier. De massale reactie op het succes van Le Pen bij de presidentsverkiezingen heeft loeiende sirenes doen afgaan bij de Franse bourgeoisie en ze hebben dan ook een grootscheeps offensief ingezet om zich te distantiëren en hem in diskrediet te brengen. Ze kunnen zo’n provocatie van de arbeidersbeweging en de jongeren missen als kiespijn. Bovendien hebben ze voordien serieus hun vingers verbrand en zullen ze wel twee keer nadenken voor ze nog eens fascisten aan de macht helpen. Wanneer de heersende klasse in Europa tot de conclusie zou komen dat de parlementaire democratie niet langer bruikbaar is voor hun doeleinden – bijvoorbeeld bij een diepe en langdurige crisis en/of een verregaande radicalisering van de arbeidersbeweging – dan zullen ze eerder de macht afstaan aan het leger. Waarschijnlijk zullen ze dan fascistische bendes inzetten om de werkende klasse te terroriseren en moorden te plegen, zoals Patria y Libertad in Chili. Maar die fascistische knokploegen zullen niet meer zijn dan de knechtjes van een militaire dictatuur, niet de machthebbers zelf.

Nochtans is dit de laatste keuze van de bourgeoisie. Lang voor we dit stadium bereiken, zal de arbeidersbeweging verschillende kansen hebben gehad om de macht over te nemen en het kapitalisme af te schaffen. Een militaire dictatuur zal in Europa pas mogelijk zijn na diverse opeenvolgende nederlagen van de werkende klasse, en dat zal niet zou gauw gebeuren.

Welke strategie tegen extreem-rechts?

Begrijp ons niet verkeerd. Het is niet omdat het fascisme niet voor de deur staat, dat extreem-rechts geen bedreiging vormt. De rechtse partijen gebruiken het succes van extreem-rechts als alibi om een nog rechtser beleid te voeren en te eisen. Ze kopiëren vaak de ideeën van het Blok. Meer blauw op straat, een harde aanpak van illegalen, splitsing van de sociale zekerheid, Vlaanderen boven, dit wordt allemaal bepleit door te waarschuwen voor het succes van het Vlaams Blok. Extreem-rechts bestrijd je echter niet met een rechts beleid. Mensen verkiezen het origineel boven de kopie. De liberale vaudeville rond het migrantenstemrecht heeft weer een pak kiezers doen overstappen. Terwijl heel dat migrantenstemrecht een doekje voor het bloeden is. Het is ten eerste enorm beperkt (enkel gemeentelijk en geen mogelijkheid om zichzelf verkiesbaar te stellen), maar bovenal zal het in wezen niks veranderen aan de schrijnende toestanden van veel migranten in België.

De socialisten laten zich bij dit alles volledig inpakken door rechts. Ze laten zich in het keurslijf van het cordon sanitaire dwingen. “Alle democratische partijen samen.” Daarmee zeg je dus dat je als socialist meer op de gewone rechtse partijen lijkt, dan dat die laatsten op het Vlaams Blok lijken. Maar heel de discussie rond het migrantenstemrecht en tal van andere kwesties tonen juist dat gewoon rechts veel dichter bij extreem-rechts staat dan bij links! Ondertussen excuseert de leiding van de SP.a zich voor hun gebrek aan een duidelijk linkse politiek “omdat we de coalitie toch niet kunnen breken”.

De aanhoudende verrechtsing van het beleid is ook niet het enige gevaar van Dewinter en zijn kornuiten. Hun racisme is een sluipend gif dat het belangrijkste wapen van de arbeidersbeweging ondergraaft: eenheid en solidariteit binnen de klasse. Je kan racisme nochtans niet overwinnen door moralistische preken af te steken en te pleiten voor een multiculturele samenleving. Je kan racisme enkel overwinnen door de sociale wortels ervan aan te pakken. Investeer in de arme (voor)stedelijke wijken, niet door een mooi bibliotheekgebouw neer te poten in de Antwerpse Seefhoek, maar door op grote schaal iets te doen aan de slechte en dure woningen, door te investeren in de scholen, de ziekenhuizen, de buurtwerking enzovoort. En net dát gaat niet onder het kapitalisme, want dit is niet winstgevend en de overheid kan zogezegd beter haar schulden aan de banken terugbetalen. Wie wordt daar beter van?

Daarom ijvert Vonk binnen de linkerzijde voor een radicale breuk met het huidige beleid. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 voerden wij bijvoorbeeld campagne voor de opheffing van de Antwerpse stadsschuld, want die zuigt veel financiële middelen weg waardoor een sociaal beleid onmogelijk is, een beetje vergelijkbaar met de schulden van de Derde Wereld. We bouwden deze campagne op rond Mischa Van herck, die een plaats had op de lijst van de SP. Zo slaagden we er in om van de Antwerpse stadsschuld een onderwerp te maken waarover op de nationale TV en radio werd gesproken. Een jaar later werd dit thema eveneens overgenomen in mobilisaties van de vakbond van de Antwerpse stadsdiensten, die enorm lijden onder het financieel tekort, en door de andersglobalisten van Attac. De extreem-linkse partijtjes verweten ons natuurlijk dat we zo steun geven aan de sociaal-democratie. De overgrote meerderheid van de linkerzijde en de arbeidersbeweging zal zich nochtans nooit met die extreem-linkse groupuscules identificeren, maar wel met de SP(a), ook al is het vaak met veel – terechte – kritiek. Door onze manier van campagne voeren, kwam de Antwerpse stadsschuld echter wél op de politieke agenda. Stel je voor welke impact zo’n campagne zou hebben, als meer mensen binnen de linkerzijde deze methode zouden overnemen...

Spijtig genoeg begrijpt extreem-links deze tactieken niet. Van op de zijlijn veroordelen ze al de rest én vooral de sociaal-democratie. Hun motto lijkt te zijn “laten we de linkerzijde verzwakken door ze te verdelen”. Onlangs kwam dat nog maar eens tot uiting op een betoging in Antwerpen tegen het NSV, de extreem-rechtse studentenorganisatie. De LSP had hiervoor sterk gemobiliseerd, ze hadden heel Antwerpen vol affiches geplakt – wij hebben respect voor zoveel inzet – en ook in andere steden hadden ze campagne gevoerd. Op de affiches prijkte de slogan “Alles wat ons verdeelt, verzwakt ons”. Wij vragen ons dan wel af waarom de LSP tijdens de betoging op de mensen van Comac begonnen te boksen, tot tweemaal toe. Dergelijke rrrrrevolutionairen willen blijkbaar vooral om ter hoogste op de barricaden staan om vervolgens mekaar met de vlaggenstok eraf te kloppen. Dat is natuurlijk het gevolg als je denkt dat al de andere organisaties ‘verraders’ zijn. Het is normaal dat binnen de beweging verschillende ideeën leven over methodes, tactieken en strategie. Maar dat los je op via politieke discussies, niet via fysiek geweld. Het zijn zulke gangstermethodes die ervoor zorgen dat bijvoorbeeld in Turkije communisten mekaar neerschieten.

Marxisten zijn geen vechtlustige kemphanen, het zijn wroetende mollen. Al dat gewroet is zeker en vast minder spectaculair dan de parade van een zelfingenomen haantje. Maar het loont wel.

Mobilisaties en een socialistisch programma

Mobilisaties spelen een belangrijke rol in de strijd tegen extreem-rechts. Toen het Vlaams Blok in Temse met een bijeenkomst aan de gesloten Boelwerf op een opportunistische manier 1 mei wilde recupereren, dreigde de socialistische vakbondsleider René Stroobant ermee desnoods 10.000 mensen op de been te brengen om dit te verhinderen. De burgemeester verbood bijgevolg de bijeenkomst. De mobilisaties tegen Le Pen spreken ook voor zich. Het Franse establishment zal wel twee keer nadenken voor ze in zee gaan met deze rabiate demagoog.

Toch is er meer nodig dan mobilisaties alleen. We hebben nood aan een fundamenteel andere politiek van de linkerzijde, waardoor mensen niet langer extreem-rechts stemmen uit protest. En die strijd voor een links beleid begint bij de strijd tegen de rechtse bureaucratie die nu op de arbeidersbeweging weegt. Er bestaat geen binnenweg, je kan extreem-rechts niet verslaan als je deze fundamentele kwestie ontwijkt. Het Vlaams Blok bekritiseert de “verrotte vakbondstop” en ze raken daarbij een gevoelige snaar, want veel syndicalisten voelen zich inderdaad verraden door de vakbondsleiding. Het gevecht tegen het extreem-rechtse vergif begint dus bij het gevecht voor een democratische en strijdbare vakbond. De vakbonden zijn de sleutel om het besparingsbeleid te keren. In Antwerpen, hét bastion van het Blok, hebben verschillende overheidsdiensten de afgelopen jaren actie gevoerd en gestaakt voor meer middelen, de stadsreinigingsdiensten voorop en de bibliotheekstaking als voorlopig hoogtepunt. Wij hebben daarover uitvoerig geschreven en de strijd mee gevoerd. Het komt er op aan die ervaring te verdiepen en te verbreden naar andere sectoren. Anders zal de bruine pest blijven woeden. Pak de problemen bij de wortel aan.

Trotski heeft in de jaren ’30 verscheidene leerrijke teksten over het fascisme geschreven. Je van voorlopig twee daarvan op onze website lezen: Bonapartisme en fascisme en Fascisme, wat het is en hoe het te bestrijden.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken