Waarom DHL op Zaventem moet kunnen uitbreiden wisten we al: het levert jobs op. Saaie, afstompende, precaire, deeltijdse en slecht betaalde jobs weliswaar, maar soit. Waarom DHL op Zaventem moet opkrassen weten we ook: het berooft mensen van hun nachtrust. Weliswaar eerder de mensen die wonen in de groene rand rond Brussel dan de werklozen in de Brusselse Kanaalzone, die eerder wakker liggen van het feit dat ze geen job hebben, maar soit.
Waarom moet Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst worden?
Maar waarom moet toch die kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst worden? Dat wisten we niet, en dus vroegen we aan het alwetende Internet: “Waarom de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde?”. Het Internet dacht lang en diep na en verzon de volgende antwoorden:
Volgens de N-VA op www.politics.bezit het zo:
“Alleen door de goedkeuring van het N-VA-amendement wordt een einde gemaakt aan de toestand waarbij Franstalige inwijkelingen in het Vlaamse Halle-Vilvoorde kunnen stemmen voor Franstalige partijen terwijl geen enkele Vlaming in Waals-Brabant kan kiezen voor een Vlaamse partij. Tot nader order zijn dus niet alle Belgen gelijk voor de wet.”
De echte en onvervalste autoriteit op het vlak van splitsingen van kieskringen en andere slakken waarop zout moet worden gelegd, is en blijft evenwel het Vlaams Blok. In oerdegelijk Vlaams, en in een stijl waarin de herhaling als pedagogische techniek niet wordt geschuwd, meldt Joris Van Hauthem ons in het Vlaams Blok Magazine:
“Daardoor kunnen Franstalige partijen schaamteloos vanuit Brussel en Wallonië schaamteloos stemmen ronselen in het Vlaamse Halle-Vilvoorde, terwijl omgekeerd Vlaamse lijsten het omgekeerde niet kunnen.”
Communautair gezwets: wij kunnen het ook
Maar als we het omgekeerde nu eens omkeren en ons schaamteloos de volgende schaamteloze vraag stellen:
“Hoeveel mensen liggen wakker van de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde?”
Dan zou het ontnuchterende antwoord zijn: véél minder dan het aantal mensen dat wakker ligt van nachtvluchten op Zaventem en zeker véél minder dan het aantal mensen dat wakker ligt van het feit dat ze geen werk vinden.
Men zou kunnen opwerpen dat het probleem, als het er al een is, ook kan worden opgelost door een uitbreiding van de kieskring in de richting van Waals Brabant. Zoals men evengoed zou kunnen opwerpen dat er geen enkele Vlaming is in Brussel-Halle-Vilvoorde die verplicht wordt zich te laten ‘ronselen’.
Men zou integendeel kunnen opwerpen dat de Vlamingen in voornoemde kieskring eigenlijk meer politieke rechten hebben dan ‘gewone’ Vlamingen. Zij kunnen bijvoorbeeld stemmen voor de PS van Di Rupo, de enige Belgische politicus die klaar en duidelijk zegt dat het een schande is dat nog zoveel mensen voltijds moeten werken voor een loon van slechts 1000 euro netto. Een stelling waarin veel Vlamingen zich kunnen herkennen.
In die zin is er wel wat te zeggen voor een uitbreiding van Brussel-Halle-Vilvoorde richting Vlaanderen
Ongelijkmatige ontwikkelingen
Genoeg gezwetst echter. Wat we in voorgaande paragrafen wilden aantonen is dat je met woorden en retoriek van alles kan. Recente analyses (peiling TNS-MEDIA) van het stemgedrag van de Vlamingen op 13 juni toonden echter aan dat het stemgedrag van de Vlaming gestuurd wordt door sociaal-economische thema’s: sociale zekerheid, gezondheidszorg en werkgelegenheid. ‘Communautaire relaties’ eindigt op een povere zestiende plaats in een lijst van twintig criteria. Alleen buitenlandse politiek, ethische kwesties, ruimtelijke ordening en cultuur scoren slechter.
Waarom dan toch die Belgische en vooral Vlaamse obsessie met het communautaire, waarbij zelfs socialistische excellenties een kruistocht voeren voor de regionalisering van de opbrengst van verkeersboetes?
Wie de Belgische sociale geschiedenis bestudeert leert daaruit dat België sinds zijn ontstaan een land is met een zwakke burgerij die reeds vroeg werd geconfronteerd met een militante arbeidersbeweging. De ontwikkeling van die arbeidersbeweging was echter ongelijkmatig. Wallonië was samen met Groot-Brittannië de bakermat van het Europese industriële kapitalisme. Samen met de bloei van de metaal- en steenkoolnijverheid in de 19e eeuw in Wallonië zagen echter ook sterke vakbonden en arbeiderspartijen het daglicht. Vlaanderen moest wachten tot aan de industrialisering na de Tweede Wereldoorlog alvorens een inhaalbeweging kon worden ingezet. Hoewel de belangen van Vlaamse en Waalse arbeiders objectief gelijklopend zijn, zijn hun geschiedenis, tradities en ervaringen dus verschillend.
De twee honden en het been
Voor een zwakke burgerij lag een tactiek van verdeel en heers daardoor voor de hand. Telkens wanneer de sociale strijd een hoogtepunt bereikte werden ook de communautaire tegenstellingen opgeklopt. Zo waren de jaren zeventig en tachtig niet alleen een periode van militant verzet tegen de afbraak van de welvaartsstaat. Dit verzet werd geregeld onderbroken of doorkruist door perioden van communautaire koorts rond Voeren, de faciliteitengemeenten rond Brussel, de autoweg Pecq-Armentières, het Vlaamse schooltje in Komen en andere tearjerkers.
Onder het kapitalisme, een maatschappij die omwille van de winsten voortdurend schaarste creëert, heerst er een constante strijd voor de inzet van de schaarse middelen. Door opeenvolgende fasen in de staatshervorming en een voortschrijdende regionalisering van bevoegdheden en financiële middelen krijgt dit gevecht steeds weer het karakter van een strijd tussen de verschillende gemeenschappen. Deze strijd ontspint zich tussen de klassen (bv. meer loonlastenverlagingen tegenover meer geld voor de sociale zekerheid en onderwijs) en in de mate waarin de politieke krachtsverhoudingen tussen de klassen verschillend zijn in de diverse regio’s, ook tussen de regio’s. Daardoor krijgt deze strijd in België een communautair aspect, wat vooral door de Vlaamse rechterzijde dankbaar wordt aangegrepen om de sociale tegenstellingen te verpakken als communautaire tegenstellingen. In een vorig artikel wezen we in dat verband al op het futiele van de hele demagogie van de ‘transfers’ van Vlaanderen naar Wallonië, die vele malen kleiner zijn dan die van arm naar rijk.
Zoals altijd is ook hier weer de houding van de leiders van de arbeidersbeweging cruciaal. Indien zij een alternatief geven op het communautaire gezwets dan zal dit gezwets amper hout snijden. Het omgekeerde doet zich echter voor: Frank Vandenbroucke (SP.a) meent dat de sleutel voor de oplossing van de werkloosheid ligt bij de regionalisering van de werkloosheidsuitkeringen, om zo zijn repressief beleid tegenover werklozen meer armslag te kunnen geven. Kathleen Van Brempt (SP.a) wil een regionalisering van de verkeersboetes. Louis Tobback en Steve Stevaert (SP.a) wilden naar aanleiding van het dossier DHL het beleg van Brussel slaan. En ook in het ABVV tracht de rechterzijde de tegenstellingen tussen de linker- en de rechtervleugel voor te stellen als een Vlaams-Waalse tegenstelling. Deze houding illustreert het complete gebrek aan alternatief van de huidige linkse leiders tegenover de malaise in de maatschappij. En dit voedt op zijn beurt de demagogie van rechts en uiterst rechts.
De burgerij heeft in laatste instantie echter geen belang bij het opbreken van België. Zo merken we dat premier Verhofstadt na het oplaaien van de communautaire tegenstellingen de afgelopen week opnieuw op de rem ging staan en de cohesie van het land ging benadrukken. Net zoals de Verenigde Staten indertijd Saddam Hoessein gebruikten om het Midden-Oosten onder de knoet te houden, maar er daarna tegen ten strijde trokken omdat hij aan hun controle ontsnapt was, gebruikt men het communautaire monster om ons dom en verdeeld te houden, maar ontsnapt ook dit monster bij tijd en wijle aan de controle van het establishment.
Het communautaire gezwets kan passies doen oplaaien maar zal nooit bijdragen tot het oplossen van de problemen van gewone mensen. Sommige van deze problemen kunnen effectief van taalkundige of culturele aard zijn. Zo zal het zowel voor de ‘Vlaamse inwijkelingen in Waals-Brabant’ als de 'Waalse inwijkelingen in Vlaams-Brabant' (waarbij we moeten beseffen dat het hier gaat over mensen die er doorgaans al erg lang wonen) van groot belang zijn dat administratie, onderwijs en politieke representatie in de eigen taal kunnen verlopen. Dit lost men zeker niet op door de rechten van Franstaligen in delen van Vlaanderen te kortwieken. Integendeel zouden dit rechten moeten zijn die uitgebreid moeten worden naar heel België zowel voor Nederlands- als Franstaligen. Evenals het recht om tweetalige lijsten in te dienen, wat momenteel verboden is, waardoor men de kiezer suggereert een keuze te maken op basis van taal, wat een aanfluiting is van de democratie. De ware tegenstellingen in de maatschappij zijn niet communautair: het zijn klassentegenstellingen.