Het was de eerste keer in de Belgische geschiedenis dat een Interprofessioneel Akkoord niet door de vakbonden werd ondertekend. De sterke oppositie in de socialistische vakbond verwierp het akkoord dat voorzag in een nieuwe loonnorm van 4,5 procent en de mogelijkheid tot het verdubbelen van het aantal overuren. Het ACV, dat het akkoord wel goedkeurde maar ook te kampen had met een belangrijke nee-groep, de bediendencentrale LBC op kop, besloot wijselijk haar handtekening evenmin te plaatsen onder die loonnorm. De regering heeft dan uiteindelijk op haar eentje het IPA opgelegd. Het ABVV reageerde hier nauwelijks op, aanvaardde in feite het IPA en speelde tezamen met de andere vakbonden de bal door naar de sectoren en de bedrijven.
Deze loonnorm was de vierde op een rij van feitelijke loonmatiging die steeds maar sterker wordt. De eerste keer was de loonnorm beperkt tot 7 procent, dan werd het 6 procent en vervolgens 5,4 procent om dan uiteindelijk 4,5 procent te halen. Die 4,5 procent houdt een geschatte loonindexering van 3,3 procent in en 1,2 procent voor een verdere verhoging van de loonmassa.
De marge die het patronaat de arbeidersklasse en haar vakbonden oplegt, is steeds kleiner. De concurrentie tussen de kapitalisten wordt steeds scherper en de winsthonger van de bazen wordt steeds maar groter. Maar aan de basis van de arbeidersbeweging morren meer en meer mensen. Minder en minder arbeiders en bedienden geloven nog het sprookje dat de loonmatiging nodig is om de tewerkstelling te redden of aan te zwengelen. De bittere ervaring van de laatste twintig jaar met sluitingen, herstructureringen of delocaliseringen laat sporen na in het bewustzijn van de mensen. Zelfs daar waar er zwaar werd ingeleverd, kalft de tewerkstelling verder af. En dan zijn er de obscene winsten die de bedrijven binnenrijven. Deze werken als een rode lap op een stier. Dat verklaart de grote moeilijkheid, de onmogelijkheid om dit jaar tot een Interprofessioneel Akkoord te komen.
Nieuwe sectoren in actie
De grote inzet van deze CAO-ronde was daarom voor de mensen op de vloer natuurlijk de stijging van het loon. De onderhandelingen in de sectoren zijn snel van start gegaan. Het waren de arbeiders uit de Voedingsindustrie die tot de verrassing van velen de spits afbeten met opeenvolgende bedrijfsstakingen. Dit was een sector die zich in de laatste decennia niet tot de meest strijdbare groepen behoorde. Maar de combinatie van de lage lonen, de megawinsten van voedingmultinationals en een nieuwe ploeg militanten en secretarissen in het ABVV, zorgde voor een ommekeer in het bewustzijn van vele arbeiders. Dit leidde na verschillende stakingsacties, verspreid over verschillende weken, tot een CAO die de loonnorm (lichtjes) doorbrak.
De toon was gezet. In andere sectoren verliepen de onderhandelingen zeer moeizaam en gespannen. In de metaalverwerkende industrie werd er voor de eerste keer in 46 jaar gedreigd met een nationale staking op 22 april, en dit zelfs in gemeenschappelijk vakbondsfront. Uiteindelijk kwam er geen nationale staking Toch gingen sommige bedrijven op initiatief van het ABVV in staking in West-Vlaanderen, Henegouwen en Luik. Het akkoord dat zonder enthousiasme werd goedgekeurd, past volledig binnen de loonnorm. Het engagement om het brugpensioen te verlengen tot 2007 woog waarschijnlijk wel door in de beslissing van de vakbondsdelegees. Maar in tegenstelling tot de voedingsindustrie werden er geen nationale vergaderingen gehouden waar de basisdelegees zich over het akkoord konden uitspreken. Op de werkvloer hadden ook geen algemene vergaderingen plaats om het akkoord te bespreken.
In de textielsector ging het ook zeer moeilijk om tot een akkoord te komen. In ruil voor het herfinancieren van het Sociaal Fonds van de textielsector (dat instaat voor bijkomende financiële en sociale hulp voor afgedankte textielarbeiders) gaven de vakbonden uiteindelijk in op de gevraagde loonstijging.
De vakbonden van de bewakingssector gingen eveneens over tot acties om hun eisen kracht bij te zetten. Dit is een moeilijke sector waar het personeel zeer verspreid is over talloze werkplaatsen en waar de delegees nogal geïsoleerd zijn. Nochtans trokken de acties honderden militanten aan voor verschillende hoofdkwartieren van veiligheidsfirma’s. Ook hier is de strijdbaarheid present. Ze behalen een netto loonsverhoging van 1,2 procent.
maar in het algemeen houdt de loonnorm stand
In de olie-industrie wordt het akkoord tussen vakbonden en patroons in vraag gesteld door de arbeiders van de olieraffinaderijen van Antwerpen. Deze vinden, terecht, dat de dubbele loonsverhoging van 0,20 euro in januari 2005 en januari 2006 tezamen met verhogingen van 0,5 procent en 1 procent voor de shiftpremies onvoldoende zijn. De delegees van de raffinaderijen wijzen naar de zeer hoge winsten van de olie-industrie om het akkoord af te schieten.
Ook in de handel hebben de vakbonden moeten dreigen met een staking. In deze sector zijn stakingen, namelijk de effectieve sluiting van winkels en grote warenhuizen, zeer pijnlijk voor de bazen. Wat er op één dag niet wordt verkocht, wordt zelden ingehaald in de volgende dagen door hogere verkoopscijfers. Uiteindelijk behaalden ze een verhoging van 4,5 procent. In de grote bedrijven kan dit zelfs tot 4,7 procent gaan met een extra 70 euro op jaarbasis.
De sector waar er voor de zomer nog steeds geen akkoord was afgesloten, is deze van de financiën, die de banken en de verzekeringsmaatschappijen groepeert. De banksector is deze onderhandelingen gestart tegen een achtergrond van een reeks acties tegen herstructureringen. Ook hier gaan de onderhandelingen niet van een leien dakje en houden de patroons op een arrogante manier het been stijf. De onderhandelingen zitten ondanks verschillende acties van het personeel nog steeds in een impasse. Na de zomerpauze beginnen de afgesprongen onderhandelingen opnieuw.
De rode draad ligt voor de hand. De ABVV-leiding heeft na het verwerpen van het Interprofessioneel Akkoord de kans gemist om een interprofessionele beweging op gang te zetten tegen de loonnorm. In vergelijking met de vorige jaren waren de mogelijkheden hiervoor in januari en februari nooit zo groot geweest. Uiteindelijk gaan de sectoronderhandelingen er gespannen en moeilijk aan toe. Dikwijls wordt een akkoord bekomen onder druk van acties, stakingen of dreiging met stakingen. Op uitzondering van de voeding en de grote handelsondernemingen doorbreken de akkoorden het loonplafond niet. Opvallend is dat sectoren die vroeger niet gekend waren voor hun strijdbaarheid, grote actiebereidheid aan de dag leggen. Dat zal gevolgen hebben voor de toekomst.
De loonresultaten zijn echter zeer mager, zeker als men ze vergelijkt met de noden van de mensen en de megawinsten van de bedrijven. In een doorsnee CAO krijgen de arbeiders bovenop de index nauwelijks 0,15 euro bruto per uur bij. Mager dus. Jozef Mampuys van de Kristelijke Werknemersbeweging heeft meer dan gelijk wanneer hij stelt dat loonsverhogingen van 8 procent helemaal niet overdreven waren geweest (lees hier het interview). Belangrijk is ook te stellen dat de vakbondsleiding dikwijls als een domper heeft gewerkt op de strijdbaarheid van de mensen. Het overgrote gedeelte van de vakbondstop zit vast in de kapitalistische logica. Wat haalbaar is of niet meten ze nog steeds af aan de bereidheid van de bazen om in te binden aan de onderhandelingstafel. Dat sijpelt door naar de delegees en de militanten. Deze logica moet omgedraaid worden. Onze eisen moeten vertrekken van wat wij als arbeidersklasse nodig hebben om een degelijk leven te leiden. Als de kapitalisten dit niet zien zitten dan zullen wij strijden voor een toekomst zonder kapitalisme. Op basis van deze korte balans zijn wij meer dan ooit overtuigd dat linkse en strijdbare arbeiders en bedienden zich moeten verenigen rond een duidelijk programma dat zich niet laat vangen door het keurslijf van wat haalbaar is voor de kapitalisten, een programma dat opkomt voor een democratischere vakbeweging.