Als het van de baas afhangt, gaan we dit jaar langer werken voor minder loon. Het Generatiepact is nog maar net door het parlement gejaagd of de hoge hoed van het patronaat puilt alweer uit van de nare trucs. De ontmanteling van onze zogenaamde welvaartstaat gaat langzaam maar zeker verder. Dit keer hebben ze het gemunt op onze koopkracht.
Premier Verafstoot is niet van gisteren en weet dat voor de vakbondsbasis de index nog een veel groter heiligdom is dan het brugpensioen. Het kostte vetbetaalde ‘volksvertegenwoordigers’ en hun vrienden in de hoogste regionen van onze vakbonden, al heel wat moeite om uiteindelijk de mensen zodanig te demobiliseren dat het gehate Generatiepact er toch door kwam. Nieuwe militante stakingsbewegingen en een arbeidersklasse die bewust wordt van haar eigen kracht, is wel het laatste waar het establishment op zit te wachten. Daarom gaat men hoogstwaarschijnlijk niet rechtstreeks de index afschaffen. Toch stelt Guy Quaden, gouverneur van de Nationale Bank, dat de automatische loonindexering niet langer economisch verantwoord is. Wat zulke dames en heren allemaal wel verantwoord vinden daar gaan we hier niet over uitweiden. Een keer de indexaanpassing overslaan, zoals dat in de jaren ’80 van vorige eeuw gebeurde, is in de huidige licht ontvlambare situatie strategisch gezien waarschijnlijk ook een brug te ver.
De zogeheten wet op de competitiviteit van 1996 zegt echter dat het gemiddelde van de loonsverhoging in Nederland, Duitsland en Frankrijk het plafond bepaalt van die in België (de loonnorm). Die loonsverhoging bestaat uit de indexaanpassing (op basis van de inflatie) plus de reële loonsverhoging. Aanvankelijk was voor de periode 2005-2006 een inflatie van 3,3 procent vooropgesteld. In het IPA (Interprofessioneel Akkoord) was bepaald dat de lonen 4,5 procent mochten stijgen, de 3,3 procent indexaanpassing plus 1,2 procent reële koopkrachtverhoging. Doordat de inflatie echter hoger ligt dan verwacht, zou de index met 4,5 procent stijgen. Als de afgesproken reële loonsverhogingen worden behouden, zou de loonnorm dus overschreden worden. Bovendien werden in Nederland, Duitsland en Frankrijk de loonstijgingen ondertussen naar onder herzien zoals dat heet, waardoor onze loonstijgingen zeker boven het gemiddelde van die landen zou uitkomen. Daaruit concluderen het patronaat en de regering dat we met een ‘loonhandicap’ zitten. Dat onze productiviteit ongeveer 20 procent hoger ligt dan het gemiddelde wordt daarbij zedig verzwegen.
In de bouw-, metaal- en voedingssector werden in het kader van het IPA reeds zogenaamde all-in-akkoorden gesloten. Dit komt erop neer dat wanneer de vooraf berekende indexaanpassing (3,3 procent in 2005-2006) overschreden wordt, de eigenlijke loonsverhoging gedeeltelijk of zelfs volledig kan worden geschrapt. De indexaanpassing is geen loonsverhoging want deze zorgt er enkel voor dat onze levensstandaard dezelfde blijft in geval van inflatie, en dan nog. Sinds de invoering van de zogenoemde gezondheidsindex werden nog eens een aantal milieubelastende producten uit de index gehaald. Dat ze nog altijd levensnoodzakelijk zijn en er op grote schaal geen alternatieven voor zijn vormt voor de beleidsmakers geen struikelblok. Met de prijs van producten zoals fossiele brandstoffen wordt in de index dus al geen rekening meer gehouden. Voor de periode 2005-2006 zou door de hoge olieprijs enkel het verschil tussen de oorspronkelijke index en de gezondheidsindex al 1,5 procent daling van de koopkracht betekenen.
Het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO) en het Observatoire de Crédit et de l’Endettement maakten recent een diepgaande studie over de koopkracht en de index. Zij concluderen “dat de koopkracht erop achteruitgegaan is in de loop van de voorbije 10 jaar. Maar dat effect is niet voor alle consumenten even groot. Zo worden de minder gegoede gezinnen zonder sociaal integratie-inkomen en bestaande uit 2 personen en meer het meest benadeeld: zij verliezen tussen 2,61% en 3,25% aan koopkracht. De ambtenaren verliezen 2,28% en de loontrekkers 2,08%. ( ) Daar staat tegenover dat de mensen met financiële inkomsten hun activa hebben zien toenemen in diezelfde tijdsspanne en dat zij zodoende hun koopkracht veilig hebben kunnen stellen. De duale consumptie is vandaag de dag overduidelijk een feit. Vooral wanneer de inkomens nauwelijks toelaten om het hoofd boven water te houden en mensen verplichten om goedkope producten te kopen, om een tijdelijke of povere woning te betrekken, om aan medische shopping te doen of elke sociale activiteit of vrijetijdsbesteding te beperken of zelfs te laten vallen. Dit is des te erger omdat de kleinste tegenslag deze uitsluiting nog bespoedigt.”
Ondanks die groeiende kloof tussen arbeid en kapitaal zijn regeringsmiddens, patroons en bepaalde excellenties die onze arbeidersbeweging ‘leiden’, het er nu alvast over eens dat er ook all-in-akkoorden in de andere sectoren moeten komen en vallen over elkaar om deze ‘oplossing’ te prijzen. Ze zullen de mensen weer bang maken met verhalen over te hoge lonen en delocalisatie van bedrijven naar lageloonlanden. Wie zich laat vangen in het web van technische discussies en misleidende berekeningen werkt op termijn enkel aan de afbouw van wat de arbeidersbeweging door de jaren heen collectief heeft afgedwongen. Wat nodig is zijn geen all-in-akkoorden maar een intersectorale offensieve strijd voor een programma dat een gevoelige verbetering brengt. Met eisen als afschaffing van de loonnorm, terugkeer naar de integrale index en stijging van het minimumloon met 10 procent enzovoort. Zo’n socialistisch project zou bij grote lagen van de bevolking op steun kunnen rekenen en de wind uit de zeilen halen van het Patronaal Belang.