Het nieuwste sociaal akkoord gesloten voor de ontslagen bedienden van Volkswagen Vorst wordt opnieuw onthaald door een huichelachtige reeks kritieken. “Extreem royale premies” zegt specialist arbeidsrecht Filip Tilleman. “Een onrustwekkende evolutie” voegt Rudy Thomas, gedelegeerd bestuurder van het Verbond van Belgische Ondernemingen hieraan toe. De organisatie van de Zelfstandige Ondernemers, UNIZO, vindt het tevens een “averechts signaal”.
Je zou bijna vergeten wie hier het slachtoffer is van een van de grootste aderlatingen van de laatste jaren. Drieduizend jobs gingen bij VW Vorst in rook op. Dat zijn niet alleen zoveel mensen en gezinnen die van de ene dag op de andere in grote onzekerheid kantelen, maar evenveel jobs die niet meer op te vullen zijn door jonge mensen. De premies voor vrijwillig vertrek of gedwongen ontslag vertegenwoordigen de prijs tegen dewelke waardevolle jobs worden verkocht. Eens verkocht zijn die jobs niet meer terug te kopen! Laten we even stilstaan bij die ‘royale premies’.
Naargelang hun anciënniteit krijgen de bedienden die gedwongen worden tot ontslag een bruto premie van 29.000 tot 196.000 euro. Dit is hoger dan de premies die werden toegezegd aan de personeelsleden die vrijwillig vertrekken. Logisch ook. Maar pas op, dit zijn bruto sommen. Het personeel ziet hier slechts de helft van. Daarenboven moeten bedienden één maand per jaar anciënniteit wachten voordat ze mogen stempelen! Dit betekent dat een bediende met 20 jaar dienst meer dan anderhalf jaar moet wachten vooraleer hij of zij een werkloosheidsuitkering krijgt.
Ja, die premies vallen hoger uit dan bij vorige herstructureringen in België. Behalve als men geen rekening houdt met de uiterst gulle afscheidspremies die managers uit de brand slepen zoals verleden jaar bij Inbev. Toen kregen drie toplui samen 31 miljoen euro bij hun vertrek.
In vergelijking met andere landen vallen de premies bij VW nog aan de lage kant. In Duitsland deelde Mercedes in 2005 premies uit van 275.000 euro en Opel was zelfs bereid 400.000 euro op tafel te gooien voor de uitverkoop van banen.
Zijn die hoge premies het resultaat van de kracht van de vakbonden en de strijdbaarheid van het personeel? Enerzijds wel. Maar een syndicale respons die als het ware overheerst wordt door discussie en strijd voor een “zo duur mogelijke verkoop van onze huid” drukt ook een grote zwakte uit. De zwakke positie van de vakbonden die, met de rug tegen de muur, het niet meer zien zitten om te strijden voor het behoud van elke job. Toch beschikken de vakbonden en de arbeidersklasse met de rug tegen de muur nog over een zekere sterkte. De schijnheilige verontwaardiging van de diverse geledingen van het patronaat geven dat aan. Zij vrezen dat het bedrag van deze premies een “onrealistisch verwachtingspatroon zal scheppen bij andere herstructureringen”, aldus Filip Tilleman. “Men zal dit als maatstaf willen nemen”, geeft hij toe. Het patronaat vreest dat arbeiders en bedienden in het land, wanneer ze oog in oog zullen staan met afdankingen niet zomaar om het even welke vertrekpremie zullen aanvaarden. Een gelukkige evolutie dachten wij. Maar nooit zal er voldoende geld zijn om het verlies van een job te vergoeden. Niets gaat boven het behoud van een job. Dat moet de basisstelling zijn van onze vakbonden.