De deelname van SP.a Rood aan de twee hoofdstukken van het ideologisch congres van de sp.a (maart 2006 en januari 2007) werd voor velen onder ons een hallucinante trip. Het begon allemaal in de lijn van de verwachtingen die we koesterden na decennia van ervaring van binnenuit met het reilen en zeilen van de Vlaamse sociaal-democratie. De voorbereiding van het congres werd in de afdelingen nauwelijks ter hand genomen. Individuele leden die dat wel deden werden van de ene partij-instantie naar de andere verwezen. Wie het al moeilijk heeft met de bevoegdheidsverdeling over de verschillende bestuursniveaus van dit land kent de interne keuken van de sp.a nog niet In Antwerpen mochten de indieners van amendementen uiteindelijk voor een Inquisitie verschijnen waar hen werd verzekerd dat de zon wel degelijk rond de aarde draaide en dat hun amendementen dan ook geen enkele betekenis hadden. De aanwezigheid van wicca-specialist Jan De Zutter in dit tribunaal deed ons veronderstellen dat we uiteindelijk ook nog zouden worden beschuldigd van hekserij.
Maar we hadden het mis. Het belangrijkste wat ons ten laste werd gelegd was dat we al jarenlang lid waren van de partij. We moesten eindelijk maar eens beseffen dat er véél meer mensen geen lid zijn van de sp.a dan wél. Daarom werd er voor middenveldorganisaties zoals de Gezinsbond en de Fietserbond een rode loper uitgerold en konden zij rechtstreeks amendementen indienen op het congres die natuurlijk ook allemaal werden goedgekeurd. Het leidde tot een eerste deel van een beginseltekst waarin zelfs de technische specificaties van een veilige fiets werden opgenomen.
Onze verwachtingen in deel twee waren dan ook niet erg hooggespannen. Ook nu werd deelname van de leden niet echt gestimuleerd. De ontwerpteksten werden openbaar gemaakt in de donkere dagen voor kerstmis en de amendementen werden ingewacht tegen Driekoningen. In het schijnsel van de kerstboom stoomde SP.a Rood toch een dikke bundel amendementen klaar.
In januari 2007 begon de partijvoorzitter aan zijn ronde langs de provincies om de congresteksten te komen “uitleggen”. Daarna was er dan gelegenheid tot “vragen stellen”. Kortom de geijkte methode waarmee het partijlid in de werkzaamheden van haar/zijn partij betrokken wordt. We wilden eerst zelfs niet gaan. Vermits we amendementen hadden ingediend vonden we van onszelf dat we de teksten al wel “begrepen” hadden.
Groot was dan ook de verbazing dat we –totaal onvoorbereid- het woord kregen om onze amendementen te verdedigen. Enkele weken later rondden een reeks amendementen van de linkervleugel de kaap van het congres en bepaalden ze zelfs –zij het in een karikaturale vorm- het beeld van het congres in de media: opnieuw arbeiders in het parlement!
Wat was er gebeurd tussen maart 2006 en januari 2007? Wat is de teneur van de uiteindelijk beginselverklaring van de sp.a? En in hoeverre is zo’n beginselverklaring nu eigenlijk belangrijk?
Druk op de linkerflank
In maart 2006 schreef SP.a Rood: “In onze bijdrage tot de voorbereiding van het ideologisch congres van de sp.a wil SP.a Rood de materialistische methode hanteren.”
Dat zullen we ook doen bij een evaluatie van de beginselverklaring van de sp.a.
Om met de eerste vraag te beginnen. Wat er zich tussen maart 2006 en januari 2007 afspeelde is een combinatie van factoren. In het voorjaar van 2006 werd het beeld van SP.a Rood in de media nog volledig bepaald door de figuur van Jef Sleeckx. Jef was echter van in het begin een einzelgänger in onze beweging en stak in zijn contacten met pers nooit onder stoelen of banken dat hij de partij de rug wilde toekeren, zoals hij trouwens al met een aantal vakbondsmilitanten had gedaan op het partijcongres in Hasselt. Dat maakte het voor SP.a Rood natuurlijk niet gemakkelijk. De perceptie was dat we op elk ogenblik met slaande deuren de partij konden verlaten en we daarbij zoveel mogelijk schade wilden aanrichten.
In de herfst van 2006 werd het dan stilaan duidelijk dat Sleeckx zijn eigen weg zou gaan met CAP en SP.a Rood in de partij zou blijven.
Belangrijker nog was dat er zich ondertussen een aantal electorale fenomenen hadden voorgedaan. In Nederland kende de consequent linkse SP een spectaculaire doorbraak ten koste van de sociaal-democratische zuster van de sp.a, de PvdA. In België waren er de gemeenteraadsverkiezingen. In Antwerpen en omstreken viel daarbij op dat de SP.a Rood kandidaten goed scoorden en verkozen werden, zelfs al waren ze verbannen naar vrijwel onverkiesbare plaatsen op de lijst. Zoals een Frank Hosteaux die vanuit zijn 44e positie in de Antwerpse gemeenteraad werd gekatapulteerd als gevolg van een schitterende campagne.
De partijvoorzitter is niet dom. Hij weet dat de politiek net als de natuur geen vacuüm verdraagt. Een al te grote verwaarlozing van de linkerflank speelt in de kaart van Groen! Op sommige plaatsen die voor de sp.a belangrijk zijn –de grote steden- is zelfs de PVDA een concurrenet van enige betekenis. Ook al haalt deze partij geen verkozenen, dan nog kan zij stemmenverlies veroorzaken. De gemoederen in vakbondsmiddens zijn sinds het Generatiepact immers verre van afgekoeld.
Bovendien weet de voorzitter dat de linkse standpunten op zeer veel onderhuidse sympathie kunnen rekenen in de eigen partij. Veel leden vertonen een dubbele loyauteit ten aanzien van zowel de sp.a als het ABVV.
Op zoek naar de bronnen van de sp.a
Ten gevolge van dit samenspel van factoren kon links wegen op het ideologisch congres. Maar niet beslissend. De sociaal-economische doctrine van de partij werd niet bijgestuurd.
Wat is die doctrine ? Zij steunt nog altijd voor een belangrijk deel op het zogenaamde “socialisme van de derde weg” dat door Frank Vandenbroucke vanuit Britse universiteiten in Vlaanderen werd binnengesmokkeld. Die derde weg bestaat erin dat de verdiensten van de “vrije markt” worden erkend. Binnen die vrije markt gaat de sociaal-democratie op zoek naar manieren om een performante economie te koppelen aan een goed functionerend sociaal zekerheidsstelsel waarin zo weinig mogelijk mensen uit de boot vallen. Dat betekent echter wel dat de verzorgingstaat op zich ook performant moet zijn ten opzichte van het buitenland. Er wordt dan ook efficiëntie en uitgavenverlaging nagestreefd in de openbare sector, tot en met de gezondheidszorg en het onderwijs. Daarbij worden de taboes van rechts weliswaar geschuwd maar de heilige huisjes van links moeten er zo nodig aan geloven. Privatisering van overheidsdiensten wordt in dit kader bespreekbaar.
In het kader van diezelfde performantie en internationale benchmarking moeten er bepaalde macro-economische streefcijfers gehaald worden zoals de activiteitsgraad van de bevolking. De sp.a leiding blijft daarom pleitbezorger van de akkoorden van Lissabon 2000 die van de Europese economie de best presterende economie moeten maken met behoud van een sterk sociaal zekerheidsstelsel. Dat laatste beschouwen de socialisten als een overwinning op de liberalen en daarom wensen zij de Lissabonpolitiek door dik en dun te verdedigen. In de praktijk uit deze doctrine zich in een activeringpolitiek van werklozen en andere mensen die op de ene of andere manier aangewezen zijn op een uitkering.
Tegen die achtergrond moet ook het pleidooi voor een federalisering van de arbeidsmarkt begrepen worden. De sp.a beschouwt zich in de eerste plaats als een Vlaamse partij. Het is op dit niveau dat zich de kern van haar politieke en bestuurlijke macht bevindt. Zij wil op dit Vlaamse bestuursniveau zoveel mogelijk hefbomen in eigen handen krijgen om de activeringspolitiek gestalte te geven. Daarbij moet worden opgemerkt dat de partijleiding het niet heeft aangedurfd om de federalisering van de arbeidsmarkt aan het ideologisch congres voor te leggen. Zij weet zeer goed dat er voor deze politiek bij de eigen leden geen meerderheid bestaat.
Een andere belangrijke pijler van de heersende sp.a ideologie is het “gelijke kansen” discours. De sterkte van dit concept voor een socialistische partijleiding die een brug wil slaan naar het liberalisme is dat het zich situeert op het niveau van het individu. Aan dit individu worden kansen geboden die zij of hij moet grijpen. Tegelijk bekt het in verschillende beleidsdomeinen héél progressief een lans te breken voor gelijke kansen. Sterker nog, op het vlak van het onderwijs bijvoorbeeld is het zelfs voor een stuk progressief. Maar dit progressief klinkende jargon maskeert tegelijk een capitulatie voor de economie van de relatieve schaarste die het kapitalisme per slot van rekening nog altijd is. Als je honderd werklozen gelijke kansen biedt op tien jobs, dan blijf je aan het einde van de rit nog altijd met negentig werklozen achter. Kortom het gelijke kansen denken is het perfecte format voor een sociaal-democratie die zich wil inpassen in de heersende sociaal-economische realiteit.
Een overspannen verkiezingsprogramma
Daarmee is meteen het voornaamste gezegd wat het ideologische gehalte van de nieuwe sp.a beginselverklaring betreft. Wat verder opvalt is de bijzonder beperkte houdbaarheidsdatum van de tekst. De partijleiding gaf dit zelf vanaf het begin toe. In de beginselverklaring lezen we zelf letterlijk:
“Daarom nemen we in deze beginselverklaring opnieuw de dromen op die we net niet haalbaar achten maar wel willen realiseren. Die projecten waarvan we denken dat we ze binnen tien jaar net niet of net wel kunnen waarmaken. Daarom zullen we deze beginselverklaring de komende jaren geregeld moeten aanpassen.”
Een ideologisch manifest dat maximaal tien jaar houdbaar is en dan nog op voorwaarde dat het geregeld wordt bijgesteld is natuurlijk geen ideologisch manifest. Het is hooguit een ietwat overspannen verkiezingsprogramma. Zo krijg je bijvoorbeeld een “beginselverklaring” die zich – met alle respect voor de dieren, ik ben zelf vegetariër - een heel hoofdstuk lang verliest in dierenrechten en het aanstellen van een dierenpolitie.
De sp.a heeft dus nog lang niet de broodnodige terugkeer naar de ideologie gerealiseerd. Integendeel, heel de aanloop naar het congres bewees welke enorme tol de ontideologisering van de partij geëist heeft. Veel afdelingen hebben het enorm moeilijk om zich in de voorbereiding van zo’n congres in te schakelen. Niet eens uit vrees voor dissidentie, maar omdat ze het verleerd hebben.
Is het dan wel belangrijk om je in de voorbereidingen van zo’n congres te werpen ? En wat is uiteindelijk de betekenis van zo’n tekst die er het product van is ? Om maar meteen alle illusies uit de wereld te helpen: het is de partijleiding en niemand anders die bepaalt wat er in zo’n tekst komt. Maar het loutere feit dat een schrandere partijleiding op bepaalde ogenblikken beslist om een aantal ideeën op te vissen is op zich een teken van de zich wijzigende verhoudingen in en buiten de partij. Er broeit wat. Veel mensen ondervinden aan den lijve of voelen intuïtief aan dat het liberalisme zichzelf op een gevaarlijke manier aan het overleven is en dat de maatschappij op een dood spoor is aanbeland. De sp.a – en dat wordt door de “kleine linkerzijde” in Vlaanderen voortdurend onderschat- bestaat uit circa zestigduizend leden waarvan toch makkelijk zo’n tien- tot twintigduizend bewuste socialisten. Zij het dat niet iedereen altijd dezelfde opvatting heeft van het socialisme, maar dat is buiten de partij niet anders. Deze mensen vroeg of laat hergroeperen in een project dat van de socialistische partij opnieuw een instrument wil maken van de politieke participatie van haar leden, in plaats van de veredelde propagandakring die het nu is, is de kortste weg naar de politieke emancipatie van Vlaanderen.
Socialisme is economische democratie
Daarom diende SP.a Rood een hele reeks amendementen in die vooral gaan over democratie in het algemeen en interne partijdemocratie in het bijzonder. Het basispostulaat van SP.a Rood is dat economische democratie de ruggengraat vormt van het socialisme. Daarmee bedoelen we dat het overwegende private karakter van de productiemiddelen een aanslag is op de democratie. Het aanschijn van een samenleving wordt bepaald door de economie, terwijl economische beslissingen genomen worden door een zeer beperkte club van mensen die de economische hefbomen in handen hebben. Deze brutale realiteit wordt dag in dag uit omfloerst door een retoriek die het heeft over de vrije markt. En dat terwijl het kapitalisme helemaal niet gekenmerkt wordt door een vrije markt (denken we aan de energiesector, de monopolievorming bij de banken en de kartelvorming bij de grootwarenhuizen) maar wél door het privé-bezit van de productiemiddelen. Zelfs de liberale econoom Robert Heilbroner schreef al in de jaren ’70 van de vorige eeuw dat liberale economen geen enkel rationeel element naar voor kunnen schuiven dat dit privé-bezit rechtvaardigt.
Daar tegenover staat dat de vrije markt wel degelijk een rol kan spelen als regulator tussen vraag en aanbod in een socialistische economie. Zoals Trotski al schreef situeert het democratische “plan” aspect van een gezond socialisme zich vooral op het niveau van de investeringen in de sleutelsectoren van de economie.
Economische democratie is voor ons dus de zeggenschap van de samenleving over de belangrijkste economische beslissingen. En dat kan enkel door de sleutelsectoren van de economie in gemeenschapshanden te brengen.
Maar zover staan we vandaag natuurlijk niet. Essentieel in het op gang brengen van een beweging in de richting van economische democratie is de opbouw van een tegenmacht. Een macht die een tegengewicht vormt voor de macht van het privé-bezit van de productiemiddelen, en die haar kan uitdagen. In die context kan SP.a Rood een niet onaardig amendement op haar palmares schrijven:
“sp.a vindt dat er méér democratische participatie moet zijn in de economie. Dat kan door de vakbondsvertegenwoordiging en het overleg te versterken, ook in de kleine en middelgrote ondernemingen. Daarnaast moet het stakingsrecht gevrijwaard blijven en moeten vakbondsafgevaardigden worden beschermd.”
Deze zinsnede is nauwelijks revolutionair te noemen, maar vakbondsmensen zullen wel weten wat ze eraan hebben.
De sp.a niet lijdzaam ondergaan
Tot slot speelden we in op de omvorming van sp.a tot een “open, progressieve beweging.” We zijn ons maar al te goed bewust van het korte termijn electorale opportunisme dat in deze draai een rol speelt. Maar zoals met zoveel elementen in de beginselverklaring is het ook een strategie die we in ons eigen voordeel kunnen gebruiken. Johan Vande Lanotte was niet ongevoelig voor het argument dat je je onmogelijk als een open, progressieve beweging kan profileren en tegelijk een heksenjacht organiseert op de eigen linkerzijde in de partij. Dit resulteerde onder andere in een SP.a Rood amendement waarin de regeringsdeelname dan misschien nog niet in vraag wordt gesteld, maar waarbij ze toch al niet meer als vanzelfsprekend wordt ervaren.
Uiteraard kan en moet het allemaal veel linkser in de grootste linkse partij van Vlaanderen. Maar allen die dat samen met ons vinden roepen we op om daar dan samen met ons ook werk van te maken. Want dat is misschien de belangrijkste verdienste van dit congres en van de beginselverklaring: zij creëert ruimte voor de deelname van de brede linkerzijde in de partij. De deuren staan open. Eens je binnen bent is het niet gemakkelijk. Want gelijk heb je dan misschien, je moet het ook nog krijgen. En je bewijst best dat je achterban hebt. Zo pragmatisch is de sp.a leiding wel, en terecht: een linkse koers is goed, maar bewijs dan dat je er ook mensen rond kan mobiliseren.
Het doet me denken aan één van die onsterfelijke uitspraken van Tobback senior toen ik in de jaren tachtig van de vorige eeuw als socialistisch studentenleider met hem in debat trad: “Je zou eens zien hoe links het er hier in Vlaanderen zou uitzien als ik morgen vijftig procent plus één van de stemmen krijg.” En dan ontspint zich natuurlijk de discussie hoe je die vijftig plus één behaalt, maar wat dat betreft heeft links van de sp.a nog niet teveel bewezen en zal ze dat op 10 juni ook niet doen.
De beginselverklaring van de sp.a begint met de woorden: “Wie de toekomst niet lijdzaam wil ondergaan moet ze zelf vorm geven.” Vervang “de toekomst” door de sp.a en je hebt het credo van SP.a Rood. En geef nu toe: als je geen partij kan veranderen, hoe kan je dan de wereld veranderen?