De Mechelse gemeenteraad keurde op 4 maart 1999 een begroting goed waarin 50 miljoen voor veiligheid werd voorzien. Het voorstel maakt gewag van de oprichting van een gesloten internaat voor jonge delinquenten. Dit idee is volgens de Mechelse politici een onderdeel van een ‘integraal migrantenbeleid’. In het ‘internaat’ zouden namelijk enkel jonge migranten terechtkomen. De politici hebben vastgesteld dat de traditionele begeleiding vooral bij deze groep jongeren tekortschiet. Daarom hebben ze een afzonderlijke behandeling nodig. Het gaat om een kostschool, niet om een jeugdgevangenis. Deze term kan de Mechelse gemeenteraad inderdaad niet gebruiken want de plaatsing in een gesloten instelling is nog steeds een bevoegdheid van de Vlaamse regering. Zowel Vlaams minister van Welzijn Luc Martens als federaal minister van Justitie Tony Van Parys reageren niet afkeurend op het Mechelse proefballonnetje
Johan Leman van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding vraagt zich af waarom het stadsbestuur de 50 miljoen niet investeert in een pluralistische integratiedienst en in deeltijds onderwijs. Een gesloten internaat moet niet per definitie uitgesloten worden maar nu slaat het Mechelse stadsbestuur meteen een paar stappen over. Ze stelt het internaat voor alsof het alle problemen zal kunnen oplossen.
De trend om repressieve maatregelen te nemen als enige mogelijke oplossing is al enkele jaren bezig. Het Belgisch beleid geeft preventie geen kans. Marion Van San, verbonden aan het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen van de universiteit van Utrecht, werkt momenteel aan een onderzoek rond de politionele aanpak in België, Frankrijk, Nederland, Engeland en Duitsland om jeugdcriminaliteit onder allochtonen te bestrijden. Zij komt tot dezelfde vaststelling: ‘Tien jaar na zwarte zondag schotelt men aan de Belgische publieke opinie nog steeds het beeld voor dat enkel rigoureuze maatregelen helpen en dat terwijl andere maatregelen amper zijn uitgeprobeerd. Er wordt in de Belgische beleidskringen ook steeds vaker gesproken over de invoering van de zero tolerance om de jeugddelinquentie in te dijken’. Volgens Van San is dit beleid op lange termijn rampzalig voor de integratie van de jongeren. Met een strafblad nemen de kansen op de arbeidsmarkt alleen maar af. Ook in de VS waar dit beleid al enige jaren hoogtij viert komt men tot deze vaststelling.
In Nederland lopen enkele projecten waarbij allochtone jongeren instaan voor de bewaking in ‘onveilige’ wijken en winkelcentra. Deze projecten zijn zeer succesvol. Ze zijn positief voor de beeldvorming over allochtone jongeren en de jongeren zelf krijgen scholing en actieve begeleiding naar werkgevers toe. Dergelijke projecten zijn zeker te verkiezen boven gesloten internaten voor migrantenboefjes, maar op zich zullen ze de problemen van de jeugddelinquentie niet oplossen. De voedingsbodem van deze problematiek is het gebrek aan toekomstperspectief dat deze jongeren (terecht) ervaren. Zolang niet wordt gewerkt aan de verbetering van de sociaal economische situatie waarin veel jeugddelinquenten zich bevinden, zullen we blijven pendelen tussen de ‘softe’ preventie projecten en het harde zero tolerance beleid.
In België geven alle politieke partijen het signaal dat de jeugdcriminaliteit de pan uitswingt en dat repressieve maatregelen een oplossing bieden. Zolang het beleid dergelijke maatregelen kan blijven bedenken is het niet nodig het huidig maatschappelijk bestel in vraag te stellen. Een andere maatregel die de laatste tijd steeds meer gehoor krijgt is het verlagen van de strafrechtelijke leeftijd van 18 naar 16 jaar. Men veronderstelt dat dit enerzijds een afschrikkingeffect zou hebben en anderzijds het de overheid de mogelijkheid geeft om jonge delinquenten hard aan te pakken. Zo laat de overheid aan het grote publiek zien dat ze toch wel degelijk werk maken van de aanpak van jeugdcriminaliteit. Of deze maatregel werkelijk afschrikt is nog de vraag. Het toekomstperspectief en de levensomstandigheden van de jongeren in kwestie veranderen niet. In tegendeel, als ze worden veroordeeld en een strafblad krijgen, ziet hun toekomst er nog slechter uit. Trouwens, als de overheid een consequent beleid wil voeren moet ze naast de strafrechtelijke leeftijd ook de stemgerechtigde leeftijd maar verlagen tot 16 jaar. Als jongeren verantwoordelijkheid moeten dragen voor hun daden zoals volwassenen dit moeten, hebben ze ook het recht deel te nemen aan het democratisch proces zoals volwassenen.