De Antwerpse politieke situatie is erg complex. Het hele verhaal begint in feite bij het gegeven dat de Scheldestad een lange socialistische traditie heeft. De vooraanstaande rol die de socialistische partij sedert het begin van de vorige eeuw speelde vloeide direct voort uit de sterkte van de arbeidersbeweging, en dan vooral de socialistische vakbonden.
Vooral in de gouden jaren van kapitalistische expansie tussen 1950 en 1975 leidde de voortdurende en prominente aanwezigheid van de socialisten tot talrijke sociale verwezenlijkingen en de uitbouw van een sterk lokaal overheidsapparaat. Het Antwerpse stedelijk onderwijs bijvoorbeeld kende zijns gelijke niet op het vlak van infrastructuur en van vooruitstrevende pedagogische methoden.
Gepoetste proleten
Het stadsbestuur voerde ook een uitgesproken ‘Keynesiaanse’ politiek: een belangrijk deel van de infrastructuurwerken in de haven werden vanuit de stadskas gefinancierd. Hoewel dit veel minder tot de verbeelding spreekt dan schepenen die in de kas graaien of hoog oplopende debatten over de ‘prestigeprojecten’ van de jaren ’60 en ’70 zoals de ‘nieuwe KNS’, zijn en blijven deze haveninvesteringen, waarvan vooral de private sector de vruchten plukte, de voornaamste historische oorzaak van de Antwerpse financiële tekorten.
Een sterke interne democratische traditie of een debatcultuur heeft de Antwerpse sociaal-democratie in die gouden jaren nooit gehad. Meningsverschillen draaiden doorgaans rond ‘baronieën’ die met elkaar in botsing kwamen. Herinner u bijvoorbeeld de ‘affaire Geldolf’ in de late jaren ’70. Het 'zelfreinigend vermogen' van de partij was en is dan ook gering.
Wie sterk wou staan in de Antwerpse socialistische partij hoefde niet uit te blinken in ideologische overredingskracht. Het kwam er vooral op aan een trouwe achterban te creëren door middel van jobs, sociale woningen en andere vormen van politiek dienstbetoon. Wie in de jaren ’80 de ‘poll’ wou winnen (een interne verkiezing van de externe kieslijsten, een in wezen zeer democratisch principe dat ondertussen als kind met het badwater werd weggeworpen) moest Yvonne Julliams, de rode personeelsschepen, op zijn/haar hand krijgen. Zij kon busladingen vol stadsambtenaren (‘gepoetste proleten’ zong Wannes Van de Velde) mobiliseren. Er kon gerust wat energie gaan naar interne afrekeningen: de ‘Partij’ had immers toch geen noemenswaardige concurrentie in Antwerpen. Je moest al een ‘boerke van den buiten’ zijn om op de CVP te stemmen of een chique meneer met een hoge hoed of een bekrompen middenstander om op de PVV te stemmen. Of een soort achtergebleven Duitser om op de Volksunie te stemmen
De crisisjaren en de opkomst van extreem-rechts
Niemand leek te beseffen dat deze socialistische ‘almacht’ gebouwd was op drijfzand. Ze was immers volledig afhankelijk van de mate waarin het kapitalisme onder druk stond én economisch in staat bleef om sociale toegevingen te doen. Halverwege de jaren ’70 werden de kaarten echter grondig geschud. Niet in Antwerpen maar in de wereld. De hoogconjunctuur liep op haar einde. De wereldeconomie raakte in een structurele crisis verzeild waaraan zij zich tot op heden nooit fundamenteel heeft kunnen ontworstelen.
De rechterzijde stelde alles in het werk om de rekeningen te laten betalen door de loontrekkenden. Begin jaren ’80 traden roomsblauwe regeringen aan en er werd een frontale aanval ingezet op de sociale verworvenheden. Niet in het minst op de rode burchten Antwerpen en Luik. De vurige stede aan de Maas kende reeds zijn corruptieschandalen (Ibramco, de parkeermeters enzovoort) die de hegemonie van de PS uiteindelijk niet braken maar er wel toe leidden dat een oude en weinig inschikkelijke garde vervangen werd door meer gestroomlijnde sociaal-democraten.
De Antwerpse socialisten kozen eieren voor hun geld. Ondanks hevig vakbondsprotest aanvaardden zij vanaf halverwege de jaren ’80 het eerste van een lange reeks besparingsplannen (het beruchte ‘KB Nothomb’) waardoor de sokkel van het politiek dienstbetoon langzamerhand begon af te brokkelen.
Tegelijk ontstond uit een nucleus van halsstarrige rechtse Vlaamsnationalisten -die sinds ‘mensenheugenis’ de reactionaire uitdrukking zijn van het ‘geuzenkarakter’ van Antwerpen, net zoals het lichtjes anarchistisch gekruide syndicalisme daarvan de progressieve uitdrukking was- een op het eerste gezicht onbeduidende partij: het Vlaams Blok
Verkiezing na verkiezing slaagde het Blok erin garen te spinnen bij de geleidelijk sociale degradatie van de stad, voornamelijk ten koste van de SP. Maar dat kon de kameraden aan de top aanvankelijk niet echt deren. Het feit dat er verkiezing na verkiezing wat minder rode schepenzitjes te verdelen waren, werd eenvoudig opgelost door de ‘zwakste’ baronnen of baronnessen uit de boot te duwen. Alle baronnen en baronnessen werkten trouwens kameraadschappelijk samen om begin jaren ’90 een groep Jongsocialisten en andere partijleden rond Vonk uit de partij te zetten. Het grote gevaar kwam blijkbaar nog altijd van links
Voor het overige werd alles zo goed en zo kwaad als het kon verder gezet zoals weleer. Er werd geen fundamenteel verzet geboden tegen de besparingen. Ook niet door de nationale SP-leiding, die maar wat graag de macht van Antwerpen zag afkalven ten voordele van een nieuwe generatie partijleiders uit het Leuvense.
De besparingen deden zich dan ook vooral gevoelen bij het lagere stadspersoneel en in de volkswijken. Wie de weg kende aan de top daarentegen, die kon altijd wel wat ritselen met een vzw van hier en een subsidiefonds van daar. Want als de stedelijke overheid vandaag de dag een onontwarbaar en oncontroleerbaar kluwen geworden is, dan heeft ook de hogere overheid daarvoor gezorgd. En wel met haar systeem van betoelagingen en convenanten, die als het ware de ideale meststof zijn om vzw’s op te laten groeien die zich grotendeels aan de publieke controle onttrekken. In feite zijn de thans zo gehekelde vzw’s een vorm van verkapte privatisering. En dat is nu net waarop de hogere overheid (Vlaanderen maar ook Europa) steeds meer aanstuurt.
De schuldenlast als breekijzer
Er worden dus niet alleen politieke spelletjes gespeeld in Antwerpen, maar ook mét Antwerpen.Tot op de dag van vandaag blijft rechts de schuldenlast in stand houden omdat ze de drijvende kracht is achter de uitverkoop en de privatiseringen. En de nationale SP.a-leiding steekt evenmin een vinger uit, omdat dit haar zo uitkomt in haar pogingen meer greep te krijgen op de Antwerpse partijafdeling.
De sappige verhalen over torenhoge zitpenningen voor vergaderingen die nooit plaatsvinden en de aankoop van ‘sacochen’ met VISA-kaarten zijn dan ook alleen maar mediagenieke uitwassen van een tot op het bot verziekt systeem, en een ideologisch gedegenereerde SP.a.
Zowel het Vlaams Blok als VLD-gemeenteraadslid Christian Leysen hebben helaas gelijk als ze zeggen dat dit slechts het begin is van een lange reeks onthullingen. Echte spectaculaire corruptiezaken liggen niet in de lijn der verwachtingen. Voorbeelden van normvervaging en verspillingen die onaanvaardbaar zijn in een stad waar aan bevolking en personeel voortdurend soberheid wordt gepredikt liggen echter voor het rapen.
De beul heeft ook schone handen althans bij aanvang van de job
De toekomst ligt bij geen van beide ‘clans’ binnen de SP.a. De ene zweert bij de oude nomenclatura, de andere bij ‘managers’. Maar beide vertrekken vanuit een besparingslogica en wantrouwen hun personeel en hun bevolking. Dat doen ze nu al decennia en deze koers zal blijkbaar halsstarrig worden aangehouden tot het Vlaams Blok erop volgt?
De toekomst ligt wél bij ‘oude’ socialistische ideeën zoals arbeiderscontrole en zelfbeheer, rotatie van functies, permanente afzetbaarheid. Dat zijn echter ideeën die niet tot de leefwereld behoren van een stadssecretaris die in de kas graait omdat hij zichzelf een ‘armoezaaier’ vindt in vergelijking met managers van privé-bedrijven. Maar evenmin leven ze bij de nationale partijvoorzitter die meent dat hij zitting moet nemen in de Hoge Raad voor Diamant en dus best kan leven met de vorm van geïnstitutionaliseerde corruptie die het kapitalisme uiteindelijk is.
Het zijn ideeën die herboren zullen moeten worden vanuit het verzet Een verzet tegen het feit dat men deze corruptiesfeer zal hanteren tegen de bevolking en het personeel van de stad. Een verzet tegen de voortzetting van de sociale afbraak, ditmaal onder het motto ‘schone handen’.
De grootste vakbond van het stadspersoneel, ACOD-LRB, is alvast vragende partij voor schone handen, maar ook voor een lichaam dat fysiek gezond is. CCOD sluit zich hierbij aan. Op donderdag 20 maart zal het stadspersoneel dan ook in gemeenschappelijk front actie voeren: tegen corruptie en voor schuldkwijtschelding!