Het sociaal conflict bij Lanxess Rubber te Zwijndrecht is niet uit de media weg te branden. Er wordt echter vooral aandacht besteed aan de spectaculaire ontwikkelingen zoals het sluiten van twee pilootfabrieken. Over een rechtszaak tegen de stakers werd slechts sporadisch bericht. Men beperkte er zich in de regel toe tot het melden dat de klacht van Lanxess werd afgewezen. De uitspraak verdient echter beter.
De achtergrond
Het is een wijdverbreide tactiek van werkgevers om stakingsposten te laten verbieden onder verbeurte van dwangsom. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het eenzijdig verzoekschrift zodat werknemers niet gehoord moeten worden. Na vijfentwintig jaar is deze truc versleten. Een aantal rechters heeft genoeg om advocaten van multinationale advocatenkantoren om drie uur ’s nachts over de vloer te krijgen met een horrorverhaal dat niet kan worden gecontroleerd. De raadslieden van Lanxess hebben het zekere voor het onzekere genomen en een nieuwe(re) techniek toegepast, namelijk een procedure in kort geding met verkorting van termijnen. De vakbondsafgevaardigden werden op vrij korte termijn opgeroepen om geconfronteerd te worden met de klassieke grieven in geval van een poortblokkade. Op 31 maart leverde de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen een beschikking af.
Eerst het goede nieuws
We verklappen al het einde. De vordering werd ontvankelijk doch ongegrond verklaard. Lanxess verliest de zaak.
Een aantal van de klassieke drogredenen werd op de hak genomen. Zo werd door de eiser verwezen naar “het recht op arbeid van de werkwilligen”. Hierbij stelt de rechtbank – zeer terecht overigens – dat dit een recht is van de individuele werknemers; die moeten m.a.w. zelf maar een vordering instellen. De werkgever kan dat niet in hun plaats doen. Een ander argument dat vaak wordt gebruikt om stakingsposten te counteren, is het feit dat het eigendomsrecht en of het recht op ondernemen/de vrijheid van handel en nijverheid wordt geschonden. Hiertegenover stelt de rechtbank dat een collectieve actie waardeloos (sic) zou zijn indien het zou volstaan om hiernaar te verwijzen. Het enige wat de rechtbank als laakbaar ervaart, is het gebruik van geweld. Tussen de regels kan men lezen dat het moet gaan om het toebrengen van slagen en verwondingen. Een woordenwisseling (die in de regel niet erg beleefd zal verlopen) is bv. niet per se onaanvaardbaar.
Een ander belangrijk punt is dat de positie van de deurwaarder ter discussie worden gesteld. Hoewel deze persoon vaststellingen mag doen in het rechtsgebied waar hij werd aangesteld, zijn er in het verleden al klachten geweest over deurwaarders die iets te enthousiast het standpunt van de werkgever in de verf zetten. Vandaar waarschijnlijk dat de rechter fijntjes opmerkt dat de vaststellingen werden gedaan “door aangestelden van de ondernemingen die voor de eisende partij werken”. Wiens brood men eet…
En dan…
De voornaamste reden waarom de vordering wordt afgewezen, is evenwel het feit dat de eisende partij veel beweert, maar niets bewijst. Met een meer gestoffeerd dossier hadden de kaarten misschien anders gelegen.
Om de feestvreugde nog meer te temperen … De rechter stelt: “Het stakingsrecht is evenwel een relatief recht vermits het begrensd wordt door andere rechten en vrijheden”. Hiermee zijn wij het eens, met het volgende deel van het statement iets minder: “Hier dient een evenredigheidstoets te worden uitgevoerd”. Het afwegen van rechten moet kunnen, maar een proportionaliteitstoets is gevaarlijk. Wat voor een staker een fundamentele eis is, kan door de rechter misschien als een bagatel worden ervaren. Eén euro per uur is wel wat voor een modale arbeider, voor een magistraat die van financieel goeden huize is, is dit futiel.
Een rechtszaak is een voortzetting van een stakingspost met andere middelen
Volgens Gazet van Antwerpen waren er ruim 200 militanten aanwezig: een goede tactische zet om de betrokkenheid/solidariteit te illustreren. Als werkgevers rechtbanken ge- of misbruiken, moet de strijd ook in de rechtszaal worden gestreden en niet alleen door advocaten.