“Chaos, dat voorspellen de vakbonden”. Met deze openingszin begint Ewald Pironet zijn opiniestuk in Knack van 27 augustus. Het stukje van deze senior writer heeft betrekking op de minimale dienstverlening voor (o.a.) NMBS die op de federale onderhandelingstafel zou liggen.
(G)een wondermiddel
In april hebben we hierover al een stukje gepleegd maar nu lijkt het doomsday scenario zich echt te zullen realiseren. Pironet hakt in op de vakbonden die de minimale dienstverlening niet realistisch achten . Het belangrijkste argument citeren we even letterlijk: “één, die minimale dienstverlening functioneert elders zeer goed, bijvoorbeeld in Frankrijk en Nederland”. Hierbij zijn enkele kanttekeningen op zijn plaats. Het Nederlandse stakingsrecht is volledig verschillend van het Belgische. Een “echte” minimale dienstverlening is er niet. In Frankrijk heeft Sarkozy tijdens zijn eerste ambtstermijn zijn zin door kunnen drijven waardoor het stakingsrecht werd beperkt. In een interview voor VRT leek Marc Descheemaecker nogal te vinden voor het Franse model. Het is echter twijfelachtig dat deze remedie ook in België soelaas zal bieden. Stakers moeten aan de Franse spoormaatschappij op voorhand meedelen dat zij het werk zullen neerleggen. Het management kan dan met de werkwilligen een noodprogramma organiseren. Wanneer de syndicalisatiegraad/stakingsbereidheid hoog is, zoals bij NMBS, is het echter hoogst onwaarschijnlijk dat een dergelijk plan B mogelijk is. Etienne Schouppe verklaarde in hetzelfde journaal dat hij meer zag in een uitbreiding van de bestaande regeling. Nu worden regels m.b.t. het neerleggen van het werk afgesproken tussen de representatieve werknemersorganisaties en NMBS. Omdat in de publieke sector geen collectieve arbeidsovereenkomsten kunnen worden gesloten, worden de afspraken ingeschreven in een protocol. Deze protocollen worden in de regel goed nageleefd. Het zou volstaan – dixitSchouppe – dat afspraken over/verbod van wilde stakingen verplicht worden ingeschreven. De Schouppe-variant heeft alleen maar schijnbaar een aantal voordelen. De minimale dienstverlening wordt afgevoerd, OVS (corporatieve vakbond) wordt een hak gezet (vooral zij voeren immers vrij vaak onaangekondigd actie ) en het zou waarschijnlijk ook de leiding van de spoorbonden goed uit komen. Zij verliezen immers al te vaak greep op conflicten. Maar het counteren van de corporatieve vakbonden is geen doel op zichzelf en al zeker niet met middelen die het initiatief van de basis muilkorven. In praktijk zou dat vooral ten koste gaan van de linkerzijde binnen de spoorbonden. Enkel een consequent democratische basiswerking van de gevestigde vakbonden (ACOD en CSC) kan de “gelen” efficiënt de pas afsnijden. Het gevaar is ook groot dat de discussie over de minimale dienstverlening maar de prelude is en dat men daarna gans het stakingsrecht zal reglementeren.
De verborgen agenda
Door de zesde staatshervorming verliest de Federale Overheidsdienst (FOD) Werk een deel van zijn bevoegdheden en zal misschien samensmelten met de FOD sociale zekerheid. De kans dat de sociale superminister een CD&V’er wordt, is gering. Dus blijven alleen MR en N-VA over.
Bij de MR wordt het denken nog altijd beheerst door de krachtlijnen die werden uitgezet door wijlen Jean Gol. Deze Waalse politicus heeft altijd een programma voorgestaan waarin vakbonden werden gebasht, verbod van stakingsposten incluis. Nu MR in een één-tegen-allen positie staat ten zuiden van de taalgrens zal de partij trachten om zo veel mogelijke programmapunten te realiseren (en reken daar de dienstverlening maar bij). De N-VA zou hierbij als versterker kunnen werken. Aan de hand van vroegere voorstellen, weten we al wat er op hun verlanglijstje staat: afkoelingsperiode voor een staking kan worden uitgeroepen, referendum om een staking te mogen organiseren, enz. De kans dat CD&V zich zal moeien, is onwaarschijnlijk. De achterban van ex-UNIZO’er Peeters heeft zelf weinig last van stakingen (in KMO’s wordt er nauwelijks gestaakt) en is – zoals de meeste kleine zelfstandigen – vrij reactionair. Het is te vrezen dat de antisyndicale strategie niet zal worden beperkt tot de collectieve actie. Wat staat er ons nog te wachten? Nationalisering (sic) van de werkloosheidsuitkeringen, deelname aan de sociale verkiezingen door huisvakbonden, individualiseren van de arbeidsverhoudingen waardoor de sectoren/paritaire comités verdwijnen, enz.
You ain’t seen nothing yet
Marc Leemans dreigde al met een exit uit de christelijke zuil maar erg waarschijnlijk is dat een loze belofte. Het discoursvan Rudy De Leeuw liet een algemene staking vermoeden. Maar enkele straffe uitspraken in een interview met De Morgen werden toch besloten met “Wij willen zo snel mogelijk inzage en inspraak.” Dat is net hetgeen deze regering niet meer wil toestaan. Het zou ook idioot zijn om een grote mobilisatie –iets anders zal de regering niet stoppen- te beëindigen zonder duidelijke afspraken.
Gans de naoorlogse sociale dialoog was er op gericht om de vakbonden te laten deelnemen aan het beleid. Zij zijn – om met Althusser te spreken – les appareils idéologiques d’état. De Staat functioneerde niet ondanks, maar dankzij de vakbonden door:
- de deelname aan de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie: deelname aan Nationale Arbeidsraad, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de SERV, de paritaire comités, enz.
- het voordragen van rechters in sociale zaken om te zetelen in de arbeidsrechtbanken.
- het zetelen in de beheersorganen vano.a. RVA, de regentenraad van de Nationale Bank, enz.
De Staat heeft altijd de sociale partners als onderaannemers gebruikt om wetten te fabriceren/te legitimeren. Het wordt hoog tijd dat de vakbond de klemtoon van zijn werking verlegt van die taken naar zijn werkelijke core-business: het informeren en organiseren van de leden, het organiseren van het verzet tegen de sociale afbraak, het bekomen van sociale verbeteringen. Vroeg of laat zal de aanval van rechts toch tot protest leiden. Het is de taak van de vakbondsleiding dat dit conflict gewonnen wordt. Zonder de straat zal dit niet gaan.