MG 9627“Niet wenen, niet lachen maar begrijpen”

De vakbondsstrijd tegen Michel I zit in een impasse. Dat blijkt uit de beslissing van het ABVV om geen algemene staking te organiseren op 12 mei. Het is eveneens een vaststelling, dat alle strijd ten spijt, de regering haar plannen heeft weten door te drukken. Ja, het een en het ander is bijgesteld, maar de essentie van het beleid blijft onveranderd. Is het echter een verassing? Neen niet echt. Het is eerst en vooral een ‘reality check’.

Het grote kantel moment in de cyclus van sociale strijd tegen de regering Michel kwam er net na de algemene staking van 15 december. Het was een van de meest omvangrijke algemene stakingen in dertig jaar of zelfs sinds de Tweede Wereldoorlog. Het land stond stil. Niets bewoog op het spoor, in de lucht en te water. Het goederentransport via de weg was ook ernstig verstoord. De grote economische centra waren geblokkeerd. Een nieuwe generatie stond nu ook mee piket. De economische impact van de staking was enorm. Het aantal financiële transacties lag op 15 december een vierde lager dan op dezelfde dag in 2013 (1). Het “begrip” van Bart De Wever over België als een ‘tweestromenland’ kreeg een nieuwe invulling. Langs de ene kant het land van het sociale verzet, over de taalgrenzen heen, langs de andere kant de elite van de Wetstraat, van de neerkijkende media, van het VOKA, de UWE en het VBO. Zo een sterk sociaal verzet had de regering niet verwacht. Ze wankelde. Peilingen duidden aan dat het vertrouwen van de bevolking in de regering nooit zo laag is geweest als toen. ‘De regering had een knie op de grond. We hadden toen moeten doorgaan’ geeft Jean-François Tamellini, federaal secretaris van het FGTB, toe op een algemene vergadering in Luik. Nochtans worden verdere stakingen opgeschort in ruil voor… overleg. De huidige impasse is te wijten aan deze fout. Men kan uithalen naar de ‘andere vakbonden die ons in de steek hebben gelaten’ of naar de ‘mensen’ die niet meer mee willen. Dit helpt ons niet verder.

Strategische vergissing

De oorzaak van de huidige impasse ligt veel dieper dan dat. Ze ligt bij de strategie en het perspectief van de vakbondsleiding. Alle actie die na 15 december volgde op initiatief van de nationale leiding was in vorm en omvang onderworpen aan het overleg. Een overleg dat gericht was op het bijschaven van deze of een andere regeringsmaatregel. Kunnen aanschuiven aan de onderhandelingstafel, rond of vierkant, blijkt de essentie van de vakbondsstrategie. Overleg is een doel op zich geworden. De eigengereide stakingen bij het openbaar vervoer (STIB, de Lijn en TEC), bij de bagagisten van Swissport, in de industriezone van Herstal, enz. waren uitzonderingen. Het succes van de Grote Parade van Hart boven Hard wees op een grote reserve aan strijdbaarheid bij het zogenaamde ‘middenveld’. De staking van de openbare diensten op 22 april op initiatief van één vakbond (ACOD) kreeg op het terrein ook wel de steun van de leden van andere vakbonden.

Onmiddellijk na de succesvolle algemene staking van 15 december schreven wij:

“De regering beseft dat ze na zes weken groeiend sociaal verzet moet maneuvreren. Charles Michel beweert nu dat de marge voor onderhandelingen met de vakbonden ‚gigantisch' is. Maar tegelijkertijd bevestigt de premier dat er niet zal getornd worden aan het regeringsprogramma. De indexsprong komt er, de pensioenleeftijd wordt verhoogd naar 67 jaar, de lonen worden bevroren enz. Laten we even raden over wat er dan zoal gepraat kan worden? Inderdaad, enkel over de manier en de snelheid waarmee deze maatregelen toegepast zullen worden. Mochten de vakbondsleiders hierin meegaan, verkwanselen ze de machtspositie die sinds november is opgebouwd. Tegelijkertijd wordt de beslissing over verdere syndicale acties uitgesteld tot in januari, indien het overleg op niets uitdraait. Maar een dergelijk overleg, binnen het keurslijf van de regeringsplannen, is een nepoverleg. Daar kunnen de vakbonden niet aan deelnemen. Langs vakbondskant werd ook veel nadruk gelegd op een taks-shift via een vermogenswinstbelasting. Dit is een zeer milde en ontoereikende manier om de vermogens te herverdelen. Mogelijk wordt ons dit toegeworpen als een mager bot, met de hoop andere maatregelen (index, verhoging van de pensioenleeftijd, …) onverkort te kunnen doorvoeren. Het is nodig NU al een actieschema vast te leggen voor begin januari 2015. Door tijd te winnen hoopt de regering en het patronaat de dynamiek van het protest te doen breken. Als de vakbondstop dit niet inziet, begaat zij een vergissing. Een beweging is niet iets dat je, zoals het licht in de kamer, zomaar aan of uit kan schakelen. Het getalm met het actieplan duidt op een gebrek aan vastberadenheid. Wat er gewonnen is aan de piketten en de blokkades kan zo weer verloren gaan aan de onderhandelingstafel. Dat mag niet gebeuren!”

Nochtans is het gebeurd…

Hebben de tienduizenden vakbondsmilitanten nu een knie op de grond gezet voor de regering? De media willen ons dit doen geloven. Wij geloven het niet. Wij weten van niet. Er is nog veel frustratie over de indexsprong en de vele andere maatregelen van de regering. De huidige kalmte op het sociale front mag niet verward worden met gelatenheid. Deze maatregelen zijn niet verteerd. De drang om terug te vechten is nog steeds aanwezig. De talrijke jongeren die voor het eerste mee betoogden op 6 november en aan de piketten stonden, gaan niet zomaar terug naar hun oude routine. Wel valt er een zekere vermoeidheid waar te nemen. Deze vermoeidheid is gedeeltelijk te wijten aan de vele acties. Sommigen hebben al 5 stakingsdagen op hun teller staan sinds november verleden jaar. Dit doet ook pijn aan de portemonnee. Zonder perspectief op een opgaande beweging en/of de kans op een (gedeeltelijke) overwinning, weegt die vermoeidheid nog zwaarder door. Het gebrek aan vooruitzicht op een beweging die in crescendo gaat en aan kracht wint is ook een verklaring voor de ‘vermoeidheid’. Energie en motivatie in de klassenstrijd zijn in de eerste plaats een kwestie van een hoopgevend perspectief. Ja, vele militanten zijn voorstander om de strijd verder te zetten. Een nieuwe algemene staking als het moet. Maar gaat een nieuwe stakingsdag na de andere acties iets uithalen is een veel gestelde vraag. Op zo een moment, steekt de verleiding de kop op om in de sector of in het bedrijf iets te bekomen wat op interprofessioneel vlak niet kan. De periode van strijd werd tot in december overheerst door interprofessionele actie. De middelpuntvliedende krachten (krachten naar versnippering in plaats van interprofessionele eenheid) hebben nu de overhand in de vakbondsstrijd. Communautaire spanningen verstoren weer een eengemaakte mobilisatie. Zo doet de ‘Vlaamse kant’ op 12 mei niet mee met de actiedag van de syndicale jongeren tegen de specifieke regeringsmaatregelen die de jeugd treffen. Alsof Vlaamse jongeren immuun zijn voor federale maatregelen.

Terugplooi op sectoren

In de paritaire comités zijn de nodige afspraken voor overleg al gemaakt. Misschien kan men hier en daar iets uit de brand slepen. In sommige bedrijven is al sprake van loonsverhogingen die hoger liggen dan wat is toegelaten door de regering. In andere sectoren hoopt men te kunnen ontsnappen aan de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 door het statuut van ‘zwaar beroep’ aan te vragen. Als het kan, des te beter. Maar de regering is niet dom. De minister van Pensioenen, hierin bijgetreden door de ex-socialist Frank Vandenbroucke, wil van geen uitzonderingen voor ‘zware beroepen’ weten. Deze bedrijven en sectoren die hoopten geruisloos door de mazen van het net te glippen, krijgen nu het deksel op de neus. Dit kan nog voor actiebewegingen zorgen. De bagagisten van Brussel-Nationaal hebben op 30 maart hun strijdbaarheid al aangetoond met een verrassingsstaking. Indien er iets te bekomen valt in de sectoren zal het niet zonder strijd gaan. Bij ACOD-Spoor was er eind april nog sprake van een nieuw actieplan (regionale stakingen met een nationale staking als orgelpunt) om de aanvallen bij de NMBS te lijf te gaan. Maar dit plan is (voorlopig) afgelast.

De regering interpreteert het afblazen van de algemene staking als een teken van zwakheid. De mediagenieke stunts, verspreide acties of rituele betogingen van de militanten en delegees maken geen indruk op de regering en het patronaat. Een algemene staking afblazen en tegelijkertijd aandringen ‘op echt overleg’ zal hetzelfde effect hebben.

Zwakke leiding

Zijn we dan onmachtig? Neen. Onze macht - de macht van het getal en onze economische macht - is zeer groot. De vakbonden beschikken over tienduizenden militanten en miljoenen leden. In november en december zijn we begonnen die macht te gebruiken. Jan Blommaert ziet het als volgt. ‘Een jaar terug, bij de verkiezingen van mei 2014, was links verslagen en gedemoraliseerd. Nu niet meer. We komen hier immers sterker uit, en met meer mensen dan ooit tevoren. Wat we doorheen de kille en elitaire politiek van deze overheid herontdekken, dat is het nut en belang van “samen sterk”, en de duurzaamheid van waarden zoals solidariteit, gelijkheid, respect voor elkaar, gerechtigheid, strijdbaarheid en opstandigheid tegen onrechtvaardige macht, en democratisch overleg’ (2). Onze voornaamste zwakte ligt dus niet daar, maar bij onze vakbondsleiding. Na 15 december heeft ze een enorme gelegenheid om de regering in de touwen te slaan verkwanselt. Hoe is dat mogelijk?  Naar onze mening zijn daar vier redenen voor:

1) De vakbondsleiding (een belangrijk deel ervan althans) gelooft niet dat we kunnen winnen tegen deze regering. Ook een gedeeltelijke overwinning ligt niet binnen de mogelijkheden. Felipe Van Keirsbilck, algemeen secretaris van de strijdbare CNE bevestigde dit gevoel tijdens een debat in Brussel. ‘Aan de top van mijn vakbond denken ze, terecht of niet, dat er niet kan gewonnen worden’ (3). Het defaitisme overheerst aan de top. ‘Onze mensen zijn van mening dat gezien de huidige samenstelling de regering niet meer van mening zal veranderen over de index’ stelde De Deyn van de socialistische BBTK. Als je deze logica verder zet kan je net zo goed stoppen met elke andere vorm van sociale strijd.

2) Waarom? In de grond denken ze dat er slechts één systeem mogelijk is, het kapitalisme. Dit is hun enige horizon. Ze beschikken niet over een alternatief maatschappijproject. Zij denken dat het kapitalisme het hoogtepunt is van de menselijke ontwikkeling. Ze halen hun schouders op bij de idee van een socialistische omvorming van de maatschappij. Dus komt het er op aan om het systeem mee te beheren. Ze maken immers deel uit van het systeem. De institutionalisering van het vakbondsapparaat in België is verregaand. Bij sommigen leeft de overtuiging dat ‘soberheid’ toch onvermijdelijk is, sociaal gemilderde soberheid weliswaar, in overleg met de vakbonden. Dat sommige vakbondsleiders in de richting van de CD&V of de PS kijken is niet de reden voor dit handelen, het is een gevolg van hun ‘IN the box’ denken.

3) Ze hebben geen vertrouwen in de kracht van hun eigen beweging, van de beweging aan wie ze hun positie te danken hebben. Nochtans waren de stakingen van november en december het mooiste bewijs dat er niets beweegt, geproduceerd en verhandeld wordt zonder de werkers. Zonder onze fysieke en intellectuele inzet wordt er ook geen rijkdom geschapen. Daar ligt onze macht.

4) Als gevolg hiervan klampen ze zich vast aan het overleg als een drenkeling aan een verrotte plank in een woelige zee. Bij het patronaat en de regering gaan smeken voor een ‘echt overleg’ is eerlijk gezegd pathetisch, zeker na de ervaringen van de laatste maanden.

Maar is de vakbondsleiding dan geen weerspiegeling van wat de delegees en de achterban denken? Hebben we niet de leiding die we verdienen? Neen, zo simpel is het niet. Een vakbondsleiding heeft de neiging zich los te maken van haar achterban. Los van goede intenties zijn er machtige krachten aan het werk die de leiding losweekt van de basis. Dit is vooral het geval wanneer ze gaan zetelen in de talrijke (overheids)instellingen en overlegorganen die België rijk is. Het zijn dan niet zozeer deze instellingen of organen die veranderen in het voordeel van de arbeidersbeweging. De vertegenwoordigers van de vakbonden vertonen eerder de symptomen van verandering. Hun mentaliteit, denkwijze, gewoontes en ja, zelfs hun belangen, ondergaan veranderingen. Ze komen dan ook steeds meer onder invloed van de heersende ideologie, t.t.z. de ideologie van de kapitalisten. Het overheersend ‘technische aspect’ van hun activiteit werkt dit in de hand. Sommigen gaan zelfs zo ver dat ze zich spiegelen aan de patronale vertegenwoordigers (grote bureau, grote wagen, groot inkomen, ze ontmoeten elkaar op recepties, op familiefeestjes, huwelijken soms hun kinderen uit). In plaats van de directe vertegenwoordigers te zijn van de belangen van de werkende klasse gaan ze zich opstellen als tussenpersonen, als buffers tussen de klassen. Hun inspanningen gaan dan naar verzoening en samenwerking tussen de klassen. Ze willen de tegenstellingen overbruggen in plaats van de klassenstrijd aan te voeren. Bovendien gaan de vakbondsleiders ook de vakorganisatie meer en meer als een doel op zich zien, eerder dan een middel tot emancipatie. Ze worden ‘beheerders’ van dossiers en sociale conflicten. Ook gaan ze zich volledig vereenzelvigen met de organisatie. Zij zijn de organisatie! Zo ontstaat een nieuwe sociale laag die we de vakbondsbureaucratie noemen. Natuurlijk staat de vakbondsleiding ook onder druk van de achterban (delegees, militanten, tussenkaders en leden). Er bestaat een dialectische band tussen beiden. De vakbondsbureaucratie is zeker niet homogeen en onveranderlijk. Sommige delen ervan zien in dat ze veel gaan verliezen met een gematigde en tegemoetkomende houding. Zij stellen zich strijdbaarder op.

Nood aan antikapitalistische aanpak

Als alles op maatschappelijk en economisch vlak rustig verloopt, merken veel delegees de rol van de vakbondsbureaucratie niet of wordt ze getolereerd. Ze kent haar dossiers, doet haar werk goed, en levert voordelen op voor de leden (bv. cao’s, juridische steun). Wanneer het patronaat geen kruimels meer wil en kan verdelen als gevolg van de crisis van het kapitalisme verandert de hele zaak. De sociale en politieke spanningen stijgen, de delegees en ook de ‘gewone’ leden komen in beweging, gaan zich meer “bemoeien” met hun vakbond, komen naar de vergaderingen en stellen vragen. Dan pas beginnen ze te beseffen wat de exacte rol is van de vakbondsbureaucratie. Dan pas kan het besef ontstaan dat er nieuwe en betere leiders nodig zijn en ontstaat interne strijd tussen verschillende tendensen in de vakbeweging en voor meer democratische controle op de leiding. Dit proces komt nu weer op de voorgrond. Delegees op de werkplaats ervaren ook druk die hen doet losweken van de achterban. De tendensen naar vakbondsbureaucratie beginnen immers op de werkvloer. Ook hier is er te veel vertrouwen in ‘overleg’. Het verschil is wel dat bij de delegees en militanten dit vertrouwen sneller wordt aangetast en in vele gevallen aan het verdwijnen is. Zij staan immers dagelijks face to face met de achterban en met de agressiviteit van het patronaat.

In de volgende periode zal het belangrijk zijn de strijd voor de democratisering van de vakbond aan te gaan. Er is op alle niveaus een leiding nodig die niet meer vast zit in het kluwen van het overleg, inzet op strijd en zich een antikapitalistisch maatschappijproject toe-eigent.

Hoe zien wij de democratisering van de vakbonden?

In de eerste plaats moeten de democratische spelregels die in sommige centrales of sectoren bestaan, toegepast worden in de parktijk. Dit omvat verkiezing van secretarissen door de delegees op algemene vergaderingen of representatieve congressen. Verkiezing moet niet alleen uitgebreid worden naar alle secretarissen, ze zou ook best gepolitiseerd worden. Wae bedoelen daarmee vooral dat een kandidaat voor een functie een geschreven politieke ‘intentieverklaring’ moet indienen. Deze intentieverklaring wordt dan uitgebreid besproken voordat er wordt overgegaan tot een stemming. Naar het voorbeeld van de bonden in Groot-Brittannië of Italië moeten delegees en militanten zich ook kunnen  verenigen in tendensen en stromingen binnen de vakbond om de discussie over strategieën en programma aan te wakkeren. Ook mag het loon van een secretaris niet hoger zijn dan het gemiddelde loon van zijn of haar leden. Buiten de onkosten voor vervoer en dergelijken mogen er geen andere voordelen worden verbonden aan het mandaat van secretaris. Iets gelijkaardig wordt ook best toegepast met betrekking tot hoofddelegees in de bedrijven. Bij Audi Brussel was het bijvoorbeeld de gewoonte dat de hoofddelegee een zogenaamde ‘Ferrari’ premie incasseerde van de baas. Daar is nu gelukkig een einde aan gekomen. In andere bedrijven wordt een hoofddelegee automatisch gepromoveerd naar de hoogste loonklasse…  Secretarissen moeten permanent afzetbaar zijn. Een ander middel om een meer democratische vakbondswerking te stimuleren is het regelmatig organiseren van algemene vergadering op de werkplaats, waar beslissingen over de werking van de vakbondsafdeling genomen worden. Ook vorming is een basisvoorwaarde voor een democratische werking. Goed gevormde militanten zijn immers meer betrokken en kritischer. De vorming moet zich niet beperken tot technische of juridische aspecten van het vakbondswerk, maar moet ook en vooral, politiek zijn.

Wat nu?

Op kort termijn zullen er vakbondsacties blijven volgen, maar zullen ze louter demonstratief zijn of mediageniek, t.t.z. gericht op ‘gezien en gehoord’ worden. De acties die gepland zijn hebben niet tot doel om de krachtsverhoudingen te veranderen. De vakbonden hebben nu ook een klacht neergelegd bi het grondwettelijk hof tegen de indexsprong. Niet meteen de meest mobiliserende actie. Op nationaal en interprofessioneel niveau zal het nepoverleg verder gezet worden. Bijvoorbeeld rond de pensioenen.

In sommige sectoren en bedrijven kan er strijd oplaaien rond looneisen en de poging om de verhoging van de pensioenleeftijd uit te hollen. Gezien de harde houding van de regering kan dit explosieve gevolgen hebben in sommige bedrijven of sectoren. Indien dit gebeurd komt het er voor de vakbonden op aan om concrete interprofessionele solidariteit aan te zwengelen door massale aanwezigheid aan de piketten, gemeenschappelijke acties en het uitbreiden van de acties.

Nu is het wel zo dat een zekere demoralisatie zich al heeft ingezet bij militanten. Frustratie, woede en demoralisatie gaan hier samen. Ze zijn ontgoocheld over de resultaten van de strijd. Ze vragen zich af of we als vakbond echt onmachtig staan tegenover een rechtse regering. Er wordt beweert dat de mensen het niet begrijpen en dat hun bewustzijn laag is. Natuurlijk hoor je rechtse en defaitistische praat op de werkvloer. Dat is niet nieuw. De publieke opinie van de arbeidersklasse wordt natuurlijk bewerkt door wat de mensen in de kranten lezen of op de televisie zien. Maar het bewustzijn van de arbeidersklasse is niet in steen gebeiteld. Het is elastisch. Het verandert. Indien we eerlijk zijn moeten we zeggen dat dit bewustzijn aan het kantelen was in ons voordeel in november en december. Als vakbond moeten we tegengas kunnen geven met goed gevormde militanten die de politieke discussie op de werkvloer aandurven. Hier is zeer veel ruimte voor verbetering in de vakbondsaanpak. Het grotere probleem van bewustzijn ligt eerder bij onze eigen leiding die een reusachtige kans heeft verkwanseld door een nieuw actieplan in te ruilen voor nepoverleg. Ook is er de neiging om te schoppen naar het ACV, ‘die het ABVV in de steek heeft gelaten’. Er wordt dan verwezen naar de  staking van de openbaren diensten op 22 april en naar de mogelijke algemene staking in de maand mei. Dit mag ons niet doen vergeten dat er de laatste maanden binnen het ACV iets opmerkelijks is gebeurd. Nog nooit was er zoveel verzet tegen een sociaal akkoord over de lonen dan op de federale raad begin dit jaar. De tijd van het ACV van Jef Houthuys is voorbij. Opvallend was dat het verzet zich niet beperkte tot het linkse CNE, of zich aftekende in een communautaire tegenstelling of tussen de privé en de openbare diensten. Het doorkruiste alle segmenten van het ACV. In het Bulletin van de CNE van begin dit jaar schrijft Felipe van Keirsbillck dat de beslissing om de strijdbijl te begraven begin dit jaar ‘gevaarlijk was en een zware vergissing’. Dit is hoopvol. Even hoopvol is het feit dat ACV Transcom bij de MIVB haar leden heeft opgeroepen mee te staken met de ACOD op 22 april. Deze linkerzijde kan in de volgende maanden een tegengewicht vormen op het beleid van de nationale leiding van het ACV. Ook binnen het ABVV is een interne politieke differentiatie zichtbaar tussen een linkerzijde (AC, ACOD, FGTB Charleroi) en een rechterzijde (leiding ABVV Metaal en BBTK). Interessant is dat er nu ook informele contacten bestaan tussen militanten van verschillende bedrijven die elkaar hebben gesteund in de recente strijdbeweging. In Brussel spelen ACOD LRB en de CGSP Cheminots een nieuwe rol op dat vlak. In Wallonië zien we een gelijkaardige evolutie.

De regering denkt dat het stormweer achter de rug is. De zwakke opstelling van de vakbondstop zal hen aanzetten tot een driester optreden. Zwakheid zet in het algemeen aan tot agressie. De regering heeft nieuwe asociale maatregelen voor ons in petto. Het zwakke economische herstel gaat deze aanval niet milderen. Nu is er al sprake van huiscontroles bij werklozen en van de verdere privatisering van Belgacom en BPost.  Niemand mag er aan twijfelen dat deze regering een voor een al onze sociale verworvenheden eronderuit gaat halen. De sociale beweging likt nu haar wonden. Maar de minste ‘misstap’ of provocatieve maatregel kan het interprofessioneel verzet weer aanwakkeren. Het zal zijn tijd nodig hebben. Maar een nieuwe interprofessionele beweging komt er. Ze zal wat we in het najaar van 2014 hebben meegemaakt, overschaduwen wat strijdbaarheid en radicaliteit betreft. Net zoals in de jaren ’80, toen de eerste stakingen tegen de Martens regering uitdoofden, maar een jaar of twee later leidden tot de twee weken lange staking van de openbare diensten in september 1983 en de mei-juni beweging in 1986 (4).

Nu komt het erop aan om de lessen te trekken uit deze beweging. ‘Niet wenen, ook niet lachen, maar begrijpen’ stelde de filosoof Spinoza. Linkse en strijdbare militanten, delegees en secretarissen doen er best aan om elkaar te ontmoeten over de grenzen van hun sector, centrale of vakbond. Binnen de vakbond moet er plaats gemaakt worden voor een open en kritische evaluatie. Kritiek in de vakbond hoeft niet per se de rechterzijde te versterken. Als de kritiek op een opbouwende manier plaats vindt versterkt dit de vakbeweging. Een brede informatiecampagne rond de regeringsmaatregelen, op de werkvloer, in de wijken en in de scholen kan een eerste stap zijn naar een nieuwe mobilisatie. Het doel van een nieuw actieplan zou de val van de regering moeten zijn. We kunnen geen 5 jaar wachten op nieuwe verkiezingen. Hiervoor is een algemene staking nodig die zich niet beperkt tot 24 of 48 uren. Staken tot de val van de regering is noodzakelijk. Eerst is het tijd om te werken aan de democratische, strijdbare en antikapitalistische vakbeweging.

1) www.socialmediarelease.be/la-gr%C3%A8ve-nationale-fait-baisser-les-transactions-financi%C3%A8res-de-25-en-belgique

2) www.vonk.org/Syndicaal/meigroet-van-jan-blommaert.html

3) Debat van 23 januari 2015 georganiseerd door de Comité d’Action contre l’Austérité en Europe.

4) www.vonk.org/Geschiedenis/de-woelige-jaren-80-de-vorige-homogeen-rechtse-regering.html



Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken