Woensdag 6 maart 2002, legde President Bush een tariefverhoging op tot 30 % voor de meeste staalimporten naar de USA, komende uit Azië en Europa. Europese staalmakers worden geconfronteerd met een verlies van 2,6 % van hun verkoop. De Engelse producent Corus is het meest blootgesteld aan maatregelen in de USA, aangezien zijn export naar die markt telt voor 5 % van zijn totale afzet. Het Belgische Arcelor zet 3 % af op die markt en het Duitse Thyssen-Krupp 1%. Men verwachtte dat China, een van 's werelds grootste staalproducerende naties, geen sterke klap zal krijgen vanwege de tariefverhoging, omdat de USA geen grote afzetmarkt is voor de Chinese staalexporten.
In een periode van economische terugval overheersen nationale belangen de internationale belangen. “Wanneer de USA gevangen zit tussen binnenlandse druk en het respecteren van zijn internationale verplichtingen, zegeviert het eerste.” zei EU-handelscommissaris, Pascal Lamy.Dat is juist. Lamy ging verder met jammeren: “De wereldstaalmarkt is niet het wilde westen, waar mensen zomaar kunnen doen wat zij willen. Er zijn regels om het multilaterale handelssysteem te garanderen.” Ach zo? Internationale regels zijn blijkbaar alleen dan van toepassing, wanneer de grootste kapitalistische wereldmacht niet van mening is dat ze zijn belangen bedreigen. Wanneer ze dat wel doen, worden die regels simpelweg door het raam gegooid.
De Wall Street Journal noemde de tariefverhoging “misschien de meest dramatische protectionistische stap van gelijk welke president in de afgelopen decennia.” Hier is nochtans een Republikeinse ‘vrijhandels’president aan het doen wat een ‘protectionistische’ Democratische president tot twee keer toe geweigerd heeft, toen het werd geëist door de staalarbeidersvakbonden en -bedrijven. Dit laat zien dat wanneer het met de Amerikaanse economie goed gaat, vrije handel regeert en wanneer dit niet zo is, het protectionisme zijn lelijke hoofd opsteekt. Zodra het kapitalisme een terugval kent, keert het protectionisme immer terug. Stemblokken, hetzij ‘corporate’, vakbond of regionaal, eisen importtarieven en -verbod, en de Amerikaanse politiekers voorzien hierin in de hoop te worden herkozen.
De USA koopt bijna 1,5 miljard dollar meer goederen en diensten van buitenlanders, dan dat het aan ze verkoopt. De resulterende ‘handelskloof’ wordt weer opgevuld zodra de buitenlanders hun geld retourneren aan de USA in ruil voor aandelen, obligaties en andere kapitaalactiva. Deze overeenkomst was de hemel voor Wall Street (dat investeringen in US dollar verkocht aan buitenlanders) maar was tegelijk een hel voor de Amerikaanse producenten. De sterke dollar maakt het hen erg moeilijk te concurreren op de wereldmarkten. Daardoor viel de Amerikaanse verwerkende industrie de afgelopen 19 maanden in een rechte lijn naar beneden, terwijl de Amerikaanse consument bleef kopen van overzeese producenten. Dit is waarom de Amerikaanse bedrijfswinsten onlangs hun scherpste val ooit registreerden. En het is een deel van de reden waarom bedrijven als General Motors in het bezit zijn van 1 miljoen units aan overcapaciteit.
De Europese en Aziatische staalproducenten schreeuwen “oneerlijk!”. Zij zullen eisen dat het internationale handelsorgaan, de Wereldhandelsorganisatie (WTO), dient te beslissen in hun voordeel. Maar een WTO-geschillenjury zou er meer dan een jaar over kunnen doen om tot een uitspraak te komen, waarna een eventuele compensatiemaatregel weer maanden op zich zou laten wachten. De USA is reeds in beroep gegaan tegen vijf andere beslissingen die de afgelopen jaren door de WTO genomen zijn in hun nadeel, maar de EU heeft tot de dag van vandaag nog steeds geen compensatie mogen innen.
De USA trachten hun actie te rechtvaardigen met het argument dat het “noodzakelijk was te reageren op de oneerlijke verhandeling van staal die onze industrie heeft verwoest.” Robert Zoellick, Amerikaans handelsafgevaardigde, beschuldigt de Europese Unie van verstrekking van 50 miljard dollar aan overheidssubsidies aan de staalindustrie, gespreid over de afgelopen 50 jaar. Dit zal het Amerikaanse standpunt zijn tijdens welke WTO-geschillenhoorzitting.
Behalve zich wenden tot de WTO, zou de EU ook kunnen terugslaan door strafmaatregelen op te leggen aan Amerikaanse exportproducten, een maatregel die Brussel zou kunnen toepassen in de loop van de volgende maand, als resultaat van een aparte beslissing over een Amerikaanse wet m.b.t. bedrijfstaksen waaraan de US nog steeds moet voldoen. Dit zou dan de start zijn van een uitgebreide handelsoorlog.
Er is een enorme parallel met het notoire Amerikaanse tarief van Smoot-Hawley van 1930 en zijn rol in de Grote Depressie. De maatregelen van het tarief van Smoot-Hawley zette een ronde in van vergeldingen door andere naties en deed het niveau van de wereldhandel ineenstorten tot een fractie van wat het was in de late jaren ‘20.
Het is nu nog vroeg, maar de staaloorlog zou de start kunnen zijn van een glibberige neerwaartse helling naar een complete handelsoorlog en het einde van de ‘globalisering’. Er zijn drie factoren die de mondiale kapitalistische groei hebben aangedreven gedurende het laatste decennium: hoge winstvoeten in de bedrijven, lage intrestvoeten en een sterke wereldhandelsgroei/ globalisering van de kapitaalstromen. Sinds 1997 is de mondiale winstgevendheid scherp gedaald en zelfs de winstmassa is gedaald in Amerika. De wereldhandel vertraagde ernstig het afgelopen jaar, terwijl de mondiale kapitaalstroom kromp na de crisissen in Mexico (1995), Azië (1997) en Argentinië (2001). Blijven alleen nog de lage intrestvoeten over als derde been van de kapitalistische economische groei.
Uiteraard hebben de kapitalistische commentatoren er vertrouwen in dat de winsten zich zullen herstellen in de loop van dit jaar. En ze hebben eveneens een herstel van de wereldhandel voorspeld, terwijl de intrestvoeten laag blijven. De staaloorlog voegt echter weer een ander vraagteken toe aan dit optimisme.
Dit artikel werd vertaald door een sympathisante. Begin maart publiceerde In Defence of Marxism nog een reeks artikels over de staalsector op www.marxist.com.