De wereld waarin we ons laatste artikel over Hong Kong schreven is een andere dan deze van vandaag. Niet alleen heeft het coronavirus aangetoond dat een vrije markteconomie niet kan instaan voor de noden van de bevolking, ze versterkt ook de reeds bestaande spanningen in de maatschappij.
Hong Kong, dat al anderhalf jaar grootschalige protesten kent tegen de groeiende invloed van Peking, heeft weinig soelaas gekend. De pandemie toonde meteen aan hoe contradictorisch het Chinese beleid is, dat gevestigd is op een dictatoriaal kapitalisme, nadat de dokter die de wereld wou waarschuwen voor Covid-19 het zwijgen werd opgelegd. Dit zorgde voor veel animositeit onder de bevolking. De CCP (de leidende partij achter China) probeerde hun narratief nog snel aan te passen naar een heldenverhaal over martelaarschap, maar het was nog steeds hout voor de pijlen van de Hong Kongse bevolking die de harde repressie van Peking maar al te goed kent.
Nog steeds een rebelse stemming
Toen er in november, na een eerste half jaar aan protesten, verkiezingen plaats vonden op het niveau van de districten, was de uitslag overweldigend anti-Peking. Dit toont het sentiment onder de bevolking, maar is op zich amper een overwinning. Op het niveau van de districten is er misschien verandering, maar het opperste bevel van Hong Kong ligt nog steeds bij de Legislative Council (LegCo), waar slechts 40 van de 70 zetels verkiesbaar zijn. De andere zetels worden ‘functioneel’ verkozen. Dat wil zeggen: verkozen door businessleiders. Zo zal de elite en het grootkapitaal van de elite altijd haar stempel kunnen doordrukken op de legislatuur. Een elite die China-gezind is en in de megalomane strategieën van Xi Jingping vooraleer de mogelijkheid ziet om meer winst te vergaren. Zet daartegenover de massa, die werken aan een hongerloon in een stad waar huurprijzen zo hoog zijn als Londen of Parijs, en je realiseert dat de strijd van Hong Kong een klassenstrijd is. Een strijd die dan ook enkel kan gewonnen worden door klasse-eisen en een sociaal programma. Dat is de ware tragedie achter het stilaan uitsterven van de protestbeweging.
In welke richting kijkt de beweging?
De vorm van de politieke beweging is secundair aan de eigenlijke inhoud. Door enkel de intellectuele elementen te accentueren en de ware noden van de werkende klasse te negeren verliest de beweging zijn massakarakter en dus ook, in zijn huidige vorm, elke kans tot slagen.
De leiders van de beweging, die ad hoc zijn opgestaan, zijn vaak Amerikagezinden die de klassekarakteristieken van de beweging botweg verdelen in pro en contra-Peking. Voor Amerika is Hong Kong slechts een pion in de handelsoorlog tegen China. Door zich te beperken tot liberale ideeën gaat de beweging een doodlopend straatje in dat eindigt op een anti-Chinese en pro-Westerse coda. Abstracte ideeën rond vrijheid van meningsuiting en democratie zijn uiteraard nobel, maar op zich niet genoeg voor verandering. Het volk heeft geen democratie nodig omdat het een mooi idee is, maar zodat ze de strijd kan verder zetten tegen sociale ongelijkheid en armoede.
De klassestrijd is universeel. Een beweging interpreteren als iets particulier, beperkt tot één bepaalde plaats, garandeert enkel een sneller verlies tegen de kracht van het kapitaal. Dat de miljoenenprotesten plaats hebben gemaakt voor een paar honderd studenten die overblijven met enkel liberale ideeën, en sociale eisen zoals minimumloon en betaalbare woningen negeren, voorspelt dus weinig goeds. Het LegCo, onder leiderschap van Peking, zal dergelijke eisen nooit inwilligen.
Steeds weer een imperialistische pasmunt
De hekele positie van Hong Kong binnen China dateert reeds van toen het Verenigd Koninkrijk haar voormalige kolonie achterliet. Het “één land, twee systemen”-akkoord is geen manier om een ‘democratisch’ Hong Kong te verzekeren tegenover een ‘dictatoriaal’ China. Het is een manier om de elite van Hong Kong invloed te verzekeren in de stad, los van de CCP. Waar Peking de Hong Kongse burgerij meer macht verleent in ruil voor politieke loyaliteit en Westers kapitaal.
Het is tekenend dat deze regeling afkomstig is uit een tijd dat Hong Kong garant stond voor een vijfde van de hele Chinese economie. Dat zorgt voor een sterke onderhandelingspositie. Maar nu Hong Kong slechts drie percent van de economie beslaat, en het meeste financiële kapitaal uit China komt, heeft de elite geen voordeel meer uit het systeem. Het kan daarom niet snel genoeg verdwijnen en opgaan in één groot China. Dit gaat gepaard met repressie. Want indien de bevolking van Hong Kong democratische hervormingen krijgt, zal de bevolking van China dezelfde eisen stellen. In een tijd van kapitalisme in crisis, en een Chinese economie die op instorten staat door handelsoorlogen en de uitbaar van covid-19, kan Peking zich dit niet veroorloven. Het kapitalisme van China is geheel oncomplementair met democratische rechten.
Toch is het geen tijd voor defaitisme. Dat is het trouwens nooit. De beweging kende een begin doordat de sociale problemen van de werkende klasse, zoals stijgende prijzen en een dalende levenskwaliteit, steeds groter werden. Toen China op 21 mei 2020 de ‘National Security Law’ in werking liet treden, met daarin een aantal anti-democratische maatregelen, kende de beweging die initieel opstond uit de uitleveringswet en de parapluprotesten een heropleving. De wet wilt de rechten van Hong Kongers inperken zodat dissidentie moeilijker wordt. Dat deze wet volledig buiten de LegCo in werking treed, en in het midden van de pandemie, toont hoe hard Peking het spel speelt.
De conclusie blijft dan ook dezelfde als diegene die we formuleerden in oktober 2019:
“De protesten van Hong Kong zijn symbolisch voor de strijd van democratie en mensenrechten tegen het kapitalistisch apparaat. Indien de Chinese overheid riskeert dat mainland China instabiel wordt heeft de beweging een kans. Enkel door de vereniging van de werkende klasse kan permanente vooruitgang geboekt worden. Dit met een socialistisch programma dat focust op de ware noden van de bevolking, en niet met liberale pro-Westerse ideeën. Het is aan Hong Kong om aan de onderdrukte Chinese werkende klasse te tonen dat Peking kan bloeden.”